SNELHEIDSREGELAAR, -BEGRENZER: functie regelaar
2
5
Veranderen van de gekozen
snelheid
U kunt de ingestelde snelheid veranderen
door een aantal keren te drukken op:
– de schakelaar 2 (+) om de snelheid te
verhogen;
– de schakelaar 5 (-) om de snelheid te ver-
lagen.
De snelheidsregelaar heeft in
geen enkel geval invloed op
het remsysteem.
2.34
Sneller rijden dan de gekozen
snelheid
U kunt de snelheid van de auto altijd verho-
3
gen door het gaspedaal in te drukken. Zo
lang u te snel rijdt, knippert de ingestelde
snelheid op het instrumentenpaneel om u te
waarschuwen.
Laat daarna het gaspedaal los: na enkele
secondes gaat de auto automatisch weer
met de oorspronkelijk ingestelde snelheid
4
rijden.
Onmogelijkheid om de gekozen
ingestelde snelheid vast te houden
Tijdens een steile afdaling, kan het systeem
de ingestelde snelheid niet vasthouden: de
snelheid in het geheugen knippert op het in-
strumentenpaneel om u te informeren.
(3/4)