INTEGRALE AANDRIJVING: 4-wielaandrijving (4WD)
Systeem van de 4-wielaandrijving
– Afhankelijk van de rijomstandigheden kan het systeem automatisch van "2-wielaandrijving" naar "4-wielaandrijving" gaan. In dat
geval licht het controlelampje "4WD" niet op.
– Ongeacht de geselecteerde werking, mag u de motor niet starten als de achterwielen op de grond rusten en de voorwielen in de
lucht hangen (auto op krik) of op rollen staan.
– Druk niet op de schakelaar van de keuze van de werking in een bocht, bij achteruitrijden of als de wielen doorslippen. Selecteer de "2WD"-,
"AUTO"- of "4WD Lock"-werking alleen als de auto rechtuit rijdt.
– Als de motor warm wordt, kan het stationair toerental hoger zijn. Let goed op als u rijdt of stopt op gladde wegen met de "AUTO"-werking
geselecteerd.
– Gebruik uitsluitend banden met de vereiste technische gegevens.
– Plaats sneeuwkettingen uitsluitend op de voorwielen.
– Deze functie is een extra hulpmiddel in kritieke situaties waarbij het rijgedrag van de auto aangepast wordt.
Deze functie neemt niet de taak van de bestuurder over. De limieten van de auto kunnen niet overschreden worden en deze func-
tie kan ook geen reden zijn om harder te gaan rijden. Deze functie kan in geen geval de oplettendheid of de verantwoordelijkheid van
de bestuurder overnemen (de bestuurder moet altijd alert zijn op plotselinge gebeurtenissen die zich tijdens het rijden kunnen voordoen).
– Het is raadzaam om niet permanent de "4WD Lock"-werking te gebruiken op goede wegen.
– Monteer op de vier wielen altijd banden met dezelfde technische gegevens (merk, maat, structuur, slijtage, enz.). Het gebruik van banden
met verschillende maten op de voor- en achterwielen en/of links en rechts kan ernstige gevolgen hebben voor de banden zelf, de versnel-
lingsbak, de tussenbak en de tandwielen van het achterdifferentieel.
(3/3)
2.23