De machinefabrikant geeft voor elke as de afstand tussen het
machinenulpunt en het nulpunt van de meetliniaal in een machine-
parameter in.
Standaardinstelling
Coördinaten relateert de TNC aan het nulpunt van het werkstuk (zie
„Vastleggen referentiepunt").
Instelling met M91 – machinenulpunt
Wanneer de coördinaten in de positioneerregels zich aan het
machinenulpunt moeten relateren, geef dan in deze regels M91 in.
De TNC toont de coördinatenwaarden gerelateerd aan het
machinenulpunt. In de statusweergave wordt door U de
coördinaatweergave op REF (zie „1.4 Statusweergaven") gezet.
Instelling met M92 – machinereferentiepunt
Naast het machinenulpunt kan de machinefabrikant nog
een ander machinevaste positie (machinereferentiepunt)
vastleggen.
De machinefabrikant legt voor elke as de afstand tussen
het machinereferentiepunt en het machinenulpunt vast (zie
machinehandboek).
Wanneer de coördinaten in de positioneerregels zich aan het machine-
referentiepunt moeten relateren, geef dan in deze regels M92 in.
Ook met M91 of M92 voert de TNC de radiuscorrectie
correct uit. Er wordt echter geen rekening gehouden met
de gereedschapslengte.
Werking
M91 en M92 werken alleen in de programmaregels, waarin M91 of
M92 is geprogrammeerd.
M91 en M92 werken vanaf het begin van de regel.
Referentiepunt van het werkstuk
De afbeelding rechts toont coördinatensystemen met machine- en
werkstuknulpunt.
78
Z
Z
Y
Y
M
7 Programmeren: additionele functies
X
X