5.2 Gereedschapsgegevens
Zoals gebruikelijk is, worden de coördinaten van de
baanverplaatsingen geprogrammeerd, overeenkomstig de maten in
de productietekening. Omdat de TNC de baan van het
gereedschapsmiddelpunt berekent, dus een gereedschapscorrectie
kan uitvoeren, moeten lengte en radius van het ingezette
gereedschap ingegeven worden.
Gereedschapsgegevens kunnen of met de functie TOOL DEF direct
in het programma of (en) separaat in gereedschapstabellen
ingegeven worden. De TNC houdt tijdens het lopen van het
bewerkingsprogramma rekening met die ingegeven informatie.
Gereedschapsnummer
Elk gereedschap wordt door een nummer tussen de 0 en 254
gekenmerkt. Wanneer met gereedschapstabellen gewerkt wordt,
zijn voor gereedschappen in de gereedschapstabel
nummers tussen de 0 en 99 gereserveerd.
Het gereedschap met nr. 0 wordt als nulgereedschap vastgelegd en
heeft lengte L=0 en radius R=0. In gereedschapstabellen moet het
gereedschap T0 ook door L=0 en R=0 gedefinieerd worden.
Gereedschapslengte L
De gereedschapslengte L kan op twee manieren bepaald worden.
1 De lengte L is het lengteverschil tussen het gereedschap en een
nulgereedschap L
.
0
Voorteken:
het gereedschap is langer dan het nulgereedschap:
het gereedschap is korter dan het nulgereedschap:
Lengte bepalen:
Nulgereedschap naar referentiepositie in de gereedschapsas
verplaatsen (b.v. werkstukoppervlak met Z=0).
Weergave gereedschapsas op nul vastleggen (referentiepunt
vastleggen).
Volgend gereedschap inspannen.
Gereedschap naar dezelfde referentiepositie als het
nulgereedschap verplaatsen.
Weergave van de gereedschapsas toont het lengteverschil van
het gereedschap t.o.v. het nulgereedschap.
Waarde met de softkey „ACTUELE POSITIE" in de TOOL DEF-
regel resp. in de gereedschapstabel overnemen.
2 Wanneer de lengte L met een vooraf ingesteld apparaat bepaald
wordt, geef dan de vastgestelde waarde direct in de
gereedschapsdefinitie TOOL DEF in.
HEIDENHAIN TNC 310
Z
L
0
L>L
0
L<L
0
X
43