10.4 Ter keuze programma-afloop-stop
De TNC onderbreekt ter keuze de programma-afloop of de
programmatest bij regels waarin een M01 geprogrammeerd is:
Programma-afloop of programmatest bij regels met
M01 niet onderbreken: softkey op UIT zetten.
Programma-afloop of programmatest bij regels met
M01 onderbreken: softkey op AAN zetten.
10.5 Bloksgewijze overdracht: lange
programma's uitvoeren
Via een extern geheugen kan „bloksgewijze" overdracht
plaatsvinden van bewerkingsprogramma's die meer geheugen
nodig hebben dan de TNC beschikbaar heeft.
De programmaregels worden daarbij door de TNC via de data-
interface ingelezen en direct nadat zij afgewerkt zijn, weer gewist.
Op deze manier kunnen onbeperkt lange programma's afgewerkt
worden.
Het programma mag maximaal 20 TOOL DEF-regels
bevatten. Wanneer meerdere gereedschappen nodig
zijn, gebruik dan de gereedschapstabel.
Wanneer het programma een regel CALL PGM bevat,
dan moet het opgeroepen programma in het geheugen
van de TNC voorhanden zijn.
Het programma mag niet bevatten:
onderprogramma's
herhalingen van programmadelen
functie FN15:PRINT
Programma bloksgewijze overdracht
Data-interface met de MOD-functie configureren, regelgeheugen
vastleggen (zie „13.4 Externe data-interface instellen").
Werkstand Automatische programma-afloop of
Programma-afloop regel voor regel kiezen.
Bloksgewijze overdracht uitvoeren: softkey
BLOKSGEW. OVERDRACHT indrukken
Programmanaam ingeven, met ENT-toets bevestigen.
De TNC leest het gekozen programma via de data-
interface in.
Bewerkingsprogramma met externe starttoets starten.
Als u een regelgeheugen groter dan 0 heeft
vastgelegd, wacht de TNC met de programmastart,
totdat het vastgelegde aantal NC-regels is ingelezen.
158
10 Programmatest en programma-afloop