SCHROEFDRAAD TAPPEN met voedingscompensatie
(cyclus 2)
1 Het gereedschap verplaatst in één beweging naar BOORDIEPTE.
2 Vervolgens wordt de rotatierichting van de spil omgekeerd en het
gereedschap na STILSTANDSTIJD naar de startpositie
teruggetrokken.
3 Op de startpositie wordt de rotatierichting van de spil opnieuw
omgekeerd.
Let vóór het programmeren op het volgende:
Positioneerregel op het startpunt (midden van de boring)
van het bewerkingsvlak met RADIUSCORRECTIE R0
programmeren.
Positioneerregel op het startpunt in de spilas (VEILIGHEIDS-
AFSTAND boven het werkstukoppervlak) programmeren.
Het voorteken van de parameter DIEPTE legt de werkrichting
vast.
Het gereedschap moet in een voeding met lengtecompensatie
opgespannen zijn. De voeding met lengtecompensatie
compenseert toleranties van aanzet en toerental tijdens de
bewerking.
Tijdens het afwerken van de cyclus, werkt de draaiknop
voor de toerental-override niet. De draaiknop voor de aanzet-
override is nog beperkt actief (door de machinefabrikant
vastgelegd, raadpleeg het machinehandboek).
Voor rechtse draad spil met M3 activeren, voor linkse
draad met M4.
VEILIGHEIDSAFSTAND.
tussen gereedschapspunt (startpositie) en
werkstukoppervlak; richtwaarde: 4 x spoed.
BOORDIEPTE
afstand tussen werkstukoppervlak en draadeinde.
STILSTANDSTIJD IN SECONDEN: waarde tussen 0
en 0,5 seconden ingeven, om het vastzetten v/h
gereedschap in het materiaal tijdens terugtrekken te
voorkomen.
AANZET F: verplaatsingssnelheid van het
gereedschap bij het schroefdraad tappen.
Aanzet bepalen: F = S x p
F: aanzet (mm/min)
S: spiltoerental (omw/min)
p: spoed (mm)
HEIDENHAIN TNC 310
(incrementeel): afstand
(draadlengte, incrementeel):
Z
X
93