DOORSCHAKELHOEK Q247 (incrementeel): hoek
tussen twee bewerkingen op de steekcirkel; wanneer
de DOORSCHAKELHOEK gelijk aan 0 is, dan berekent
de TNC de DOORSCHAKELHOEK uit START- en
EINDHOEK; wanneer een DOORSCHAKELHOEK
ingegeven is, houdt de TNC geen rekening met de
EINDHOEK; het voorteken van de DOORSCHAKELHOEK
legt de bewerkingsrichting vast (- = richting van de
wijzers van de klok).
AANTAL BEWERKINGEN Q241: aantal bewerkingen op
de steekcirkel.
VEILIGHEIDSAFSTAND Q200 (incrementeel): afstand
tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak;
waarde positief ingeven.
COÖRD. WERKSTUKOPPERVLAK Q203 (absoluut):
coördinaat werkstukoppervlak.
2
VEILIGHEIDSAFSTAND Q204 (incrementeel):
e
coördinaat spilas, waarbij een botsing tussen het
gereedschap en het werkstuk (spaninrichting)
uitgesloten is; waarde positief ingeven.
PUNTENPATROON OP LIJNEN (cyclus 221)
Let vóór het programmeren op het volgende:
Cyclus 221 is DEF-actief, d.w.z. dat cyclus 221 de laatst
gedefinieerde bewerkingscyclus oproept.
Wanneer één van de bewerkingscycli met de nummers
200 t/m 204 en 212 t/m 215 met cyclus 221 wordt
gecombineerd, zijn de veiligheidsafstand, het
werkstukoppervlak en de 2e veiligheidsafstand uit cyclus
221 werkzaam.
1 De TNC positioneert het gereedschap automatisch van de actuele
positie naar het startpunt van de eerste bewerking.
Volgorde:
2
VEILIGHEIDSAFSTAND benaderen (spilas)
e
startpunt in het bewerkingsvlak benaderen
naar VEILIGHEIDSAFSTAND boven het werkstukoppervlak
verplaatsen (spilas)
2 Vanaf deze positie voert de TNC de laatst gedefinieerde
bewerkingscyclus uit.
3 Aansluitend positioneert de TNC het gereedschap in positieve
richting van de hoofdas naar het startpunt van de volgende
bewerking; het gereedschap staat daarbij op
VEILIGHEIDSAFSTAND (of 2
4 Dit proces (1 t/m 3) herhaalt zich, totdat alle bewerkingen op de
eerste lijn zijn uitgevoerd; het gereedschap staat op het laatste punt
van de eerste lijn.
116
VEILIGHEIDSAFSTAND).
e
Z
Y
8 Programmeren: cycli
X