Instellingen voor de opnamefunctie
In dit gedeelte worden de instellingen besproken die specifiek zijn voor
movie-opnamen.
Q Snel instellen
Wanneer u op de knop <Q> drukt terwijl het beeld op het LCD-scherm
wordt weergegeven, kunt u de volgende functies instellen: AF-
methode, Transp. mod., Opnamekwaliteit (foto's), Movie-
opnameformaat, Videosnapshots, Witbalans, Beeldstijl, Auto Lighting
Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) en Miniatuureffectmovie.
In de basismodi kunnen alleen de vetgedrukte functies worden ingesteld.
232
Druk op de knop <Q>
1
De instelbare functies worden
weergegeven.
Selecteer een functie en stel deze in.
2
Druk op de pijltjestoetsen <W> en
<X> om een functie te selecteren.
De geselecteerde functie en Uitleg
(pag. 64) worden weergegeven.
Druk op de pijltjestoetsen <Y> en
<Z> om de functie in te stellen.
Om de instelling <q> van de
transportmodus, de witbalanscorrectie/
witbalansbracketing of de
beeldstijlparameters in te stellen, drukt
u op de knop <B>.
Verlaat de instelling.
3
Druk op <0> om de instelling te voltooien
en ga terug naar de movie-opname.
U kunt ook <2> selecteren om terug
te keren naar de movie-opname.
.
(7)