Download Print deze pagina

Advertenties

Uitgebreide gebruikershandleiding
Deze gebruiksaanwijzing is bedoeld voor de EOS R3 met
firmware versie 1.4.0 of hoger geïnstalleerd.
NL
CEL-SY5PA283
© CANON INC. 2023

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor Canon EOS R3

  • Pagina 1 Uitgebreide gebruikershandleiding Deze gebruiksaanwijzing is bedoeld voor de EOS R3 met firmware versie 1.4.0 of hoger geïnstalleerd. CEL-SY5PA283 © CANON INC. 2023...
  • Pagina 2 Inhoudsopgave Inleiding..........9 Inhoud van de verpakking.
  • Pagina 3 Tv: AE met sluitertijdvoorkeuze........136 Av: AE met diafragmavoorkeuze........139 M: Handmatige belichting.
  • Pagina 4 Instellingen Canon Log........
  • Pagina 5 Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) (IS-modus)..... . . 411 Ontspanknopfunctie voor video's........414 Zebra-instellingen.
  • Pagina 6 Richtingsinformatie van video's wijzigen......592 Classificatie van beelden........594 Beelden kopiëren.
  • Pagina 7 Controle en bewerking van netwerkinstellingen..... . . 849 Synchronisatietijd tussen camera's....... . 875 GPS-functies configureren.
  • Pagina 8 Multifunctievergrendeling........981 Sluiter bij afsluiten.
  • Pagina 9 Bekijk de beelden nadat u deze hebt gemaakt en controleer of ze goed zijn vastgelegd. Wanneer de camera of de geheugenkaart gebreken vertoont en beelden niet kunnen worden vastgelegd of naar een computer kunnen worden overgedragen, is Canon niet verantwoordelijk voor eventueel verlies of ongemak.
  • Pagina 10 Inhoud van de verpakking Controleer voor gebruik of de volgende items in de verpakking zijn inbegrepen. Neem contact op met uw dealer als er iets ontbreekt. Camera (met cameradop (R-F-5), accucompartimentkapje en schoenkapje) Oogschelp ER-h Accu LP-E19 (met beschermdeksel) Acculader LC-E19 (met beschermdeksel) Draagriem Interfacekabel...
  • Pagina 11 Bevestig de oogschelp ER-h op het zoekeroculair. Bewaar bovengenoemde items zorgvuldig. Er wordt geen software-CD-ROM meegeleverd. U kunt software ( ) downloaden van de Canon-website. Waarschuwing De transmissiesnelheid bij gebruik van de meegeleverde interfacekabel is equivalent aan SuperSpeed USB (USB 3.1 Gen 1).
  • Pagina 12 Aanvullende informatie Raadpleeg de volgende website voor informatie over lenzen die compatibel zijn met de camerafuncties en voor aanvullende informatie over de camera. https://cam.start.canon/H001/...
  • Pagina 13 Compatibele accessoires Controleer de volgende website voor details over compatibele accessoires. https://cam.start.canon/H002/...
  • Pagina 14 De bijgevoegde instructiehandleiding bevat basisinstructies over de camera. Uitgebreide gebruikershandleiding Volledige instructies vindt u in deze Uitgebreide gebruikershandleiding. Raadpleeg voor de nieuwste Uitgebreide gebruikershandleiding de volgende website. https://cam.start.canon/C010/ Lens instructiehandleidingen Te bekijken of downloaden vanaf de volgende website. https://cam.start.canon/ Software-instructiehandleidingen voor software-instructiehandleidingen.
  • Pagina 15 Verkorte handleiding Plaats de accu ( Laad na aankoop de accu op om deze te kunnen gebruiken ( Plaats de kaart ( U kunt twee kaarten plaatsen. Bevestig de lens ( Zorg ervoor dat de rode bevestigingsmarkering op de lens en die op de camera zich op één lijn bevinden als u de lens wilt bevestigen.
  • Pagina 16 Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op < > ( Zet de aan-uitschakelaar op < > ( Klap het scherm uit ( Datum/tijd/zone wanneer het instelscherm voor datum/tijd/zone wordt weergegeven.
  • Pagina 17 Stel de opnamemodus in op [ ] ( Druk op de knop < > en draai aan het instelwiel < > om [ ] te selecteren. Stel scherp op het onderwerp ( Op elk gedetecteerd gezicht verschijnt een trackingkader [ Druk de ontspanknop half in;...
  • Pagina 18 Bekijk de opname. Het gemaakte beeld wordt circa 2 seconden op het scherm weergegeven. Druk op de knop < > om het beeld nogmaals weer te geven (...
  • Pagina 19 Over deze handleiding Pictogrammen in deze handleiding Uitgangspunten voor bedieningsinstructies en voorbeeldfoto's Pictogrammen in deze handleiding Geeft het hoofdinstelwiel aan. < > Geeft Snelinstelwiel 1 aan. < > Geeft Snelinstelwiel 2 aan. < > De multicontroller. < > Geeft de smart controller aan. <...
  • Pagina 20 Uitgangspunten voor bedieningsinstructies en voorbeeldfoto's Voordat u de instructies volgt u, de aan-uitschakelaar instellen op < > ( ) en de multifunctievergrendeling uitschakelen ( Aangenomen wordt dat alle menu-instellingen en persoonlijke voorkeuzen op de standaardinstellingen zijn ingesteld. Als voorbeeld is er in de illustraties in deze handleiding een RF24-105mm F4 L IS USM- lens op de camera bevestigd.
  • Pagina 21 Compatibele geheugenkaarten De volgende kaarten kunnen met de camera worden gebruikt, ongeacht de capaciteit. Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd (geïnitialiseerd) met een andere camera of computer, moet u deze met deze camera formatteren ( CFexpress-kaarten * Type B-compatibel SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaarten * Compatibel met UHS-II- en UHS-I-kaarten Kaarten waarop video's kunnen worden opgeslagen...
  • Pagina 22 Veiligheidsmaatregelen Zorg dat u deze veiligheidsmaatregelen leest om het product veilig te kunnen gebruiken. Houd u aan deze veiligheidsmaatregelen om te voorkomen dat de gebruiker van het product of anderen verwondingen of letsel oplopen. WAARSCHUWING: Hiermee wordt gewezen op het risico van ernstig letsel of levensgevaar.
  • Pagina 23 Neem de volgende veiligheidsmaatregelen in acht wanneer u in de winkel verkrijgbare batterijen of bijgeleverde accu's gebruikt. • Gebruik batterijen/accu's alleen voor het product waarvoor ze bedoeld zijn. • Verwarm batterijen/accu's niet en stel ze niet bloot aan vuur. • Laad batterijen/accu's alleen op met goedgekeurde acculaders. •...
  • Pagina 24 VOORZICHTIG: Neem de onderstaande aandachtspunten in acht. Anders bestaat het risico op lichamelijk letsel of schade aan eigendommen. Gebruik de flitser niet in de buurt van de ogen. Dit kan pijn doen aan de ogen. Kijk niet langdurig naar het scherm of door de zoeker. Dit kan symptomen veroorzaken die vergelijkbaar zijn met wagenziekte.
  • Pagina 25 Raak na een lange video-opname of herhaalde lange continue opname niet het schermbewaarvak (A) aan, want dit kan heet zijn. Dit kan brandwonden veroorzaken. Raak CFexpress-kaarten onmiddellijk na het opnemen niet aan. De kaarten kunnen heet zijn, wat brandwonden kan veroorzaken. De kans is groter dat kaarten warm zijn als [ : Uitschakelen temp.] is ingesteld op [Hoog].
  • Pagina 26 Gebruik geen reinigingsmiddelen die organische oplosmiddelen bevatten om de camerabehuizing of lens schoon te vegen. Neem voor het verwijderen van hardnekkig vuil contact op met het dichtstbijzijnde Canon Service Center. Raak de elektrische contacten van de camera nooit met uw vingers aan. Als u dat wel doet, kunnen de contactpunten gaan roesten.
  • Pagina 27 Als u de camera langere tijd niet hebt gebruikt en opnamen wilt gaan maken van een belangrijke gebeurtenis, bijvoorbeeld een reis naar het buitenland, is het raadzaam de camera te laten controleren bij het dichtstbijzijnde Canon Service Center of zelf te controleren of de camera goed functioneert.
  • Pagina 28 Als er vegen zichtbaar zijn op het beeld, raden wij u aan de sensor te laten reinigen door een Canon Service Center bij u in de buurt.
  • Pagina 29 Namen van onderdelen De draagriem bevestigen De kabelbescherming gebruiken...
  • Pagina 30 Zelfontspannerlampje/AF-hulplicht Ontspanknop Multifunctieknop 2 (M-Fn 2) Knop voor scherptedieptecontrole Greep < > Multifunctieknop voor verticaal fotograferen < > Hoofdinstelwiel voor verticaal fotograferen Ontspanknop bij verticaal fotograferen Markering RF lensvatting (10) Lensvatting (11) Lensfvergrendelingsstift (12) Lensontgrendelingsknop (13) Sluitergordijn/beeldsensor (14) Aansluiting afstandsbediening (15) Contacten (16)
  • Pagina 32 Oogschelp Multifunctieschoen Contacten voor flitssynchronisatie < > Scherpstelvlakmarkering < > Selectieknop Transportmodus/AF-bediening Microfoon < > Selectieknop flitsbelichtingscompensatie/lichtmeetmethode Bevestigingspunt draagriem < > IN-aansluiting externe microfoon (10) < > Digital-aansluiting (11) < > HDMI micro OUT-aansluiting (12) < > Hoofdtelefoonaansluiting (13) < >...
  • Pagina 34 Zoekeroculair < > Multicontroller (kan ook recht worden ingedrukt) < > Infoknop < > Instelknop < > Snelinstelwiel 1 < > Afspeelknop < > Netwerklampje < > Knop Vergroten/Verkleinen < > Wisknop (10) Knop voor dioptrische aanpassing (11) < > Schakelaar voor foto's maken/< >...
  • Pagina 35 Weergave LCD-paneelinformatie De weergegeven informatie varieert afhankelijk van de status van de camera. Zie Informatiedisplay voor informatie over pictogrammen. Zoekerinformatiedisplay De weergegeven informatie varieert afhankelijk van de status van de camera. Accu LP-E19 Accuvergrendelingshendel Contacten Beschermdeksel Accuontgrendelknop...
  • Pagina 36 Acculader LC-E19 Lader voor accu LP-E19 ( Contacten Accusleuven Netsnoeraansluiting Knop voor controle oplaadprestaties/kalibratieknop Laadlampje/lampje voor controle oplaadprestaties/lampje voor ontlaadtijd Kalibratielampje (ontladingslampje) Beschermdeksel (twee meegeleverd) Netsnoer...
  • Pagina 37 De draagriem bevestigen Haal het uiteinde van de riem van onderaf door het bevestigingspunt van de draagriem en steek het vervolgens door de gesp van de riem zoals afgebeeld. Trek de draagriem strak en zorg ervoor dat deze goed vastzit in de gesp.
  • Pagina 38 De kabelbescherming gebruiken Gebruik de meegeleverde interfacekabel of een kabel van Canon om de camera aan te sluiten op een computer. Gebruik een in de handel verkrijgbare HDMI-kabel wanneer u de camera op een monitor of ander weergaveapparaat aansluit. Gebruik bij het aansluiten van de interfacekabel de meegeleverde kabelbescherming.
  • Pagina 39 Met de meegeleverde interfacekabel en een in de handel verkrijgbare dunne HDMI-kabel (3) Meegeleverde interfacekabel (4) In de handel verkrijgbare dunne HDMI-kabel...
  • Pagina 40 Met een meegeleverde of optionele Canon interfacekabel en een in de handel verkrijgbare dikke HDMI-kabel (5) Inbegrepen of optionele Canon interfacekabel...
  • Pagina 41 Met alleen een optionele Canon interfacekabel en een in de handel verkrijgbare HDMI-kabel Als u alleen een optionele interfacekabel van Canon gebruikt of een in de handel verkrijgbare dikke/dunne HDMI-kabel, voert u de kabel door de klem (2) zoals afgebeeld,...
  • Pagina 42 Waarschuwing Het gebruik van de camera wanneer een interfacekabel of HDMI-kabel is aangesloten zonder de kabelbescherming kan de camera-aansluiting beschadigen. Zorg ervoor dat elke kabel stevig is aangesloten op de camera-aansluiting.
  • Pagina 43 Software Informatie over de software Het downloaden en installeren van EOS-software of andere speciale software Software-instructiehandleidingen Informatie over de software In dit gedeelte wordt een overzicht gegeven van de software die met EOS-camera's wordt gebruikt. Houd er rekening mee dat u voor het downloaden en installeren van de software een internetverbinding nodig hebt.
  • Pagina 44 Het downloaden en installeren van EOS-software of andere speciale software Installeer altijd de laatste versie van de software. Werk eerder geïnstalleerde softwareversies bij door deze te overschrijven met de nieuwste versie. Waarschuwing Sluit de camera pas op de computer aan nadat u de software hebt geïnstalleerd. Anders zal de software niet op de juiste manier worden geïnstalleerd.
  • Pagina 45 Download de software. Maak vanaf een computer verbinding met internet en ga naar de volgende Canon-website. https://cam.start.canon/ Selecteer het land of de regio van uw verblijfplaats en download de software. Afhankelijk van de software moet u mogelijk het serienummer van de camera invoeren.
  • Pagina 46 Software-instructiehandleidingen Bekijk de volgende website voor software-instructiehandleidingen. https://cam.start.canon/...
  • Pagina 47 Voorbereiding en basisbediening In dit hoofdstuk worden de voorbereidende stappen voor het maken van opnamen en de basis camerahandelingen beschreven. • De accu opladen • Accu's plaatsen/verwijderen • Kaarten plaatsen/verwijderen • Het scherm gebruiken • De camera inschakelen • RF-lenzen bevestigen/verwijderen •...
  • Pagina 48 De accu opladen Sluit de acculader aan en steek de stekker in het stopcontact. Sluit het netsnoer aan op de oplader en steek het andere uiteinde in het stopcontact. Alle lampjes zijn uit als er geen accu's worden opgeladen. Verwijder het beschermdeksel. Verwijder de beschermdeksels van de oplader en de accu.
  • Pagina 49 Laad de accu op. Schuif de accu op zijn plaats (in de tegenovergestelde richting van het verwijderen van de beschermdeksel) en zorg ervoor dat de accu stevig in de lader is bevestigd. U kunt de accu in de sleuf laden. Het laden begint automatisch en het laadlampje knippert of brandt groen.
  • Pagina 50 Bij aankoop is de accu niet volledig opgeladen. Laad de accu vóór gebruik op. Het verdient aanbeveling om de accu op te laden op de dag dat u deze gaat gebruiken of een dag ervoor. Opgeladen accu's verliezen geleidelijk aan hun lading, zelfs als ze niet worden gebruikt. Verwijder de accu na het opladen en verwijder de acculader uit het stopcontact.
  • Pagina 51 Het < >-lampje knippert. Via deze weergave wordt u geadviseerd om de accu te kalibreren (ontladen), wat een nauwkeurige bepaling van de oplaadcapaciteit en weergave van het accuniveau op de camera mogelijk maakt. Wanneer het < >-lampje groen knippert, wordt kalibratie aanbevolen. Om de accu op dit moment op te laden, wacht u ca.
  • Pagina 52 < >-lampje), verwijdert u de accu en neemt u contact op met uw dealer of het dichtstbijzijnde Canon Service Center. Als de drie laadlampjes knipperen tijdens kalibratie, verwijdert u de accu en neemt u...
  • Pagina 53 Accu's plaatsen/verwijderen Plaatsen Verwijderen Plaats een volledig opgeladen LP-E19-accu in de camera. Plaatsen Verwijder het accucompartimentkapje. Plaats de accu. Zorg ervoor dat de accu stevig vastzit, volledig is ingeschoven en draai de accuontgrendelknop vervolgens in de richting van de pijl. Waarschuwing Er kan een kleine vertraging optreden voordat de camera wordt ingeschakeld wanneer een accu voor het eerst in de camera wordt gebruikt.
  • Pagina 54 Opmerking Veeg vuil op de waterafstotende rubberen voering (1) van de accu weg met een vochtig wattenstaafje.
  • Pagina 55 Verwijderen Draai de accuontgrendelknop en haal de accu eruit. Controleer of de aan-uitschakelaar is ingesteld op < > ( Klap de accuontgrendelknop naar buiten, draai deze in de richting van de pijl en trek de accu eruit. Plaats het meegeleverde beschermdeksel ( ) altijd op de accu om kortsluiting te voorkomen.
  • Pagina 56 Kaarten plaatsen/verwijderen Plaatsen De kaart formatteren Verwijderen Deze camera accepteert twee kaarten. Opname is mogelijk zolang er minstens één kaart in de camera zit. Met twee ingestoken kaarten kunt u één kaart selecteren om op te nemen, of u kunt hetzelfde beeld op beide kaarten tegelijk opnemen ( Waarschuwing Zorg ervoor dat het schrijfbeveiligingsschuifje (1) van de SD-kaart omhoog...
  • Pagina 57 Plaats de kaart. Kaart 1 (CFexpress-kaart) Kaart 2 (SD-kaart) De kaart in de kaartsleuf aan de achterzijde is [ ] (CFexpress-kaart) en de kaart in de kaartsleuf aan de voorzijde is [ ] (SD-kaart). CFexpress-kaart: Steek de open zijde van de kaart (2) met het kaartlabel naar u toe in de kaartsleuf.
  • Pagina 58 Sluit het klepje. Sluit het klepje en schuif het in de richting van de pijlen totdat het dichtklikt.
  • Pagina 59 Zet de aan-uitschakelaar op < > ( (3) Pictogram kaartselectie (4) Kaart 1 (CFexpress-kaart) (5) Kaart 2 (SD-kaart) Pictogrammen van geladen kaarten worden weergegeven op het opnamescherm ( ) toegankelijk door te drukken op de knop < > en op het scherm Snel instellen ( ).
  • Pagina 60 De kaart formatteren Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd (geïnitialiseerd) met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren (...
  • Pagina 61 Verwijderen Open het klepje. Zet de aan-uitschakelaar op < >. Controleer of de lees-/schrijfindicator (1) uit is en open vervolgens het klepje. Sluit de klep als [Opslaan...] op het scherm wordt weergegeven. Verwijder de kaart. CFexpress-kaart: Druk op de uitwerpknop kaart 1 (2) om de kaart te verwijderen.
  • Pagina 62 Waarschuwing Verwijder de kaarten niet onmiddellijk na de weergave van een rood [ pictogram terwijl u opneemt. Kaarten kunnen heet zijn door de hoge interne temperatuur van de camera. Zet de aan-uitschakelaar op < > en stop een tijdje met het maken van opnamen voordat u de kaarten verwijdert. Het verwijderen van hete kaarten onmiddellijk na opnamen kan ertoe leiden dat u ze laat vallen en ze beschadigt.
  • Pagina 63 Het scherm gebruiken U kunt de richting en hoek van het scherm wijzigen. Klap het scherm uit. Draai het scherm. Als het scherm is uitgeklapt, kunt u het naar boven of naar beneden kantelen of het roteren zodat het naar het onderwerp toe is gericht. De weergegeven hoeken zijn slechts bij benadering.
  • Pagina 64 Waarschuwing Probeer het scherm niet met kracht in de juiste positie te plaatsen terwijl u het roteert. Hierdoor wordt te veel druk op de scharnieren gelegd. Als een kabel is aangesloten op de camera, is het bereik van de rotatiehoek van het uitgeklapte scherm beperkt.
  • Pagina 65 De camera inschakelen De datum, tijd en tijdzone instellen De interfacetaal wijzigen Automatische sensorreiniging Indicator accuniveau < > De camera wordt ingeschakeld. < > De camera wordt ingeschakeld. Multifunctievergrendeling wordt ingeschakeld ( < > De camera is uitgeschakeld en werkt niet. Zet de aan-uitschakelaar op deze positie wanneer u de camera niet gebruikt.
  • Pagina 66 De datum, tijd en tijdzone instellen Als na het aanzetten van de camera het instelscherm voor datum/tijd/zone wordt weergegeven, raadpleegt u Datum/tijd/zone voor het instellen van de datum, tijd en tijdzone. De interfacetaal wijzigen Taal voor het wijzigen van de interfacetaal. Automatische sensorreiniging Wanneer de aan-uitschakelaar wordt ingesteld op <...
  • Pagina 67 Indicator accuniveau Wanneer de aan-uitschakelaar is ingesteld op < >, wordt het accuniveau aangegeven. Weergave Niveau (%) 100-70 69-50 49-20 19-10 Opmerking De accu raakt sneller leeg wanneer u een van de volgende handelingen verricht: • Wanneer de ontspanknop voor langere tijd half wordt ingedrukt. •...
  • Pagina 68 RF-lenzen bevestigen/verwijderen Een lens bevestigen Een lens verwijderen Waarschuwing Kijk niet rechtstreeks naar de zon door een lens. Dit kan het gezichtsvermogen beschadigen. Stel de aan-uitschakelaar van de camera in op < > wanneer u een lens bevestigt of verwijdert. Als het voorste deel (de scherpstelring) van de lens tijdens het automatisch scherpstellen draait, raak het draaiende deel dan niet aan.
  • Pagina 69 Een lens bevestigen Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven. Bevestig de lens. Zorg ervoor dat de rode bevestigingsmarkering op de lens en die op de camera zich op gelijke hoogte bevinden en draai de lens in de richting van de pijl totdat deze vastklikt.
  • Pagina 70 Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op < >. < > staat voor Auto Focus, oftewel automatische scherpstelling. < > staat voor Manual Focus, oftewel handmatige scherpstelling. Automatische scherpstelling werkt dan niet. Voor RF-lenzen zonder schakelaar voor de scherpstelmodusknop selecteert u [AF] of [MF] in het cameramenu, in [ Scherpstelmodus].
  • Pagina 71 Een lens verwijderen Druk op de lensontgrendelingsknop en draai de lens in de richting van de pijl. Draai de lens totdat dit niet meer verder kan en koppel de lens los. Bevestig de lensdoppen op de lens die u hebt verwijderd.
  • Pagina 72 EF/EF-S-lenzen bevestigen/verwijderen Een lens bevestigen Een lens verwijderen U kunt alle EF- en EF-S-lenzen gebruiken door de optionele vattingadapter EF-EOS R te bevestigen. De camera kan niet worden gebruikt in combinatie met EF-M-lenzen. Een lens bevestigen Verwijder de doppen. Verwijder de achterste lensdop en de cameradop door ze los te draaien in de richting die door de pijlen wordt aangegeven.
  • Pagina 73 Bevestig de lens aan de adapter. Zorg ervoor dat de rode of witte bevestigingsmarkering op de lens zich op gelijke hoogte bevinden met die op de voedingsadapter en draai de lens in de richting van de pijl totdat deze vastklikt. (1) Rode markering (2) Witte markering Bevestig de adapter op de camera.
  • Pagina 74 Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op < >. < > staat voor Auto Focus, oftewel automatische scherpstelling. < > staat voor Manual Focus, oftewel handmatige scherpstelling. Automatische scherpstelling werkt dan niet. Verwijder de voorste lensdop.
  • Pagina 75 Een lens verwijderen Druk op de lensontgrendelingsknop en draai de adapter in de richting van de pijl. Draai de lens totdat dit niet meer verder kan en koppel de lens los. De lens van de adapter ontkoppelen. Houd de ontgrendelknop op de adapter ingedrukt en draai de lens linksom.
  • Pagina 76 Multifunctieschoen De multifunctieschoen gebruiken De multifunctieschoen is een flitsschoen die spanning aan accessoires levert en geavanceerde communicatiefuncties biedt. De multifunctieschoen gebruiken Het schoenkapje verwijderen Verwijder het schoenkapje (1) door met uw vinger op het onderdeel met label (A) te drukken zoals weergegeven in de afbeelding. Bewaar het schoenkapje na verwijdering op een geschikte plek om verlies te vermijden.
  • Pagina 77 Elektronische zoeker EVF-DC2/EVF-DC1 kan niet aan de multifunctieschoen worden bevestigd. Proberen om met kracht te bevestigen, kan het accessoire of de multifunctieschoen beschadigen. Het schoenkapje bevestigen Nadat u accessoires van de multifunctieschoen hebt verwijderd, bevestigt u het schoenkapje om de contacten tegen stof en water te beschermen. Schuif het schoenkapje volledig naar binnen door te drukken op het onderdeel met label (B) zoals weergegeven op de afbeelding.
  • Pagina 78 De zoeker gebruiken De zoeker aanpassen Oogschelp ER-hE gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Kijk door de zoeker om deze te activeren. U kunt ook de weergave beperken tot het scherm of de zoeker ( De zoeker aanpassen Draai aan de knop voor dioptrische aanpassing. Draai de knop naar links of rechts zodat de zoekerweergave scherp is.
  • Pagina 79 Oogschelp ER-hE gebruiken (afzonderlijk verkrijgbaar) Oogschelp ER-hE gebruiken kan de nauwkeurigheid van de oogbediening onder intense lichtbronnen verbeteren en de zichtbaarheid van de zoeker buiten vergroten. Verwijder de oogschelp. Druk in de aangegeven positie.
  • Pagina 80 Bevestig oogschelp ER-hE. Houd de oogschelp vast zoals weergegeven. Schuif hem langs de groeven van het zoekeroculair om hem te bevestigen en druk hem volledig in. U kunt oogschelp ER-hE draaien om hem aan te passen. Hij klikt elke 90° vast en kan 360° worden gedraaid.
  • Pagina 81 Oogschelp ER-hE verwijderen: Houd de oogschelp vast zoals weergegeven bij stap 2 en zet hem recht omhoog.
  • Pagina 82 Oogbediening gebruiken Kalibratie uitvoeren Oogbediening voor AF gebruiken Wijzerweergave configureren Kalibratiegegevens beheren U kunt scherpstellen instellen door naar AF-punten te kijken en ze in zoekeropnamen (oogbediening) te selecteren. Het proces voor het registreren van kenmerken van uw gezichtsveld voor nauwkeurige detectie van oogbeweging door de camera in zoekeropnamen wordt kalibratie genoemd.
  • Pagina 83 Selecteer [Kalibratie (CAL)]. De kalibratieresultaten (kalibratiegegevens) worden onder het huidige [CAL-nr.]-nummer bewaard. Selecteer [Start]. Kijk door de zoeker. Houd de camera horizontaal en kijk door de zoeker zodat de vier hoeken van het scherm even ver van elkaar liggen. Druk op de knop < >.
  • Pagina 84 Start de kalibratie. Kijk naar de weergegeven indicator druk op de knop < >. Blijf naar de indicator kijken tot hij verdwijnt, zonder te knipperen. Dit proces wordt herhaald voor indicators op vijf posities (midden, rechts, links, boven en onder). Kalibratie uitvoeren voor verticale opname.
  • Pagina 85 Sluit de kalibratie af. Selecteer [Afsluiten]. De kalibratieresultaten (kalibratiegegevens) worden bewaard onder het kalibratienummer dat bij stap 2 wordt weergegeven. Kijk na de kalibratie door de zoeker en controleer of de wijzer meebeweegt. Als de wijzer uw blik niet volgt, voer de kalibratie dan opnieuw uit.
  • Pagina 86 Kalibratiegegevens toevoegen Om kalibratiegegevens te registreren voor andere gebruikers of andere brillen en lenzen, selecteert u een beschikbaar nummer om de gegevens aan toe te wijzen van de nummers met het label [ ] op het scherm [CAL-nr.] en voert u de kalibratie uit.
  • Pagina 87 Oogbediening voor AF gebruiken Waarschuwing Gebruik oogbediening altijd voor dezelfde bril en lenzen als wanneer u de kalibratie hebt uitgevoerd (zoals met of zonder bril of lenzen). Opmerking Lees ook Algemene voorzorgsmaatregelen voor oogbediening nauwkeurigheid van oogbediening vergroten. Menu-instellingen Selecteer [ : Oogsturing Selecteer [Oogsturing...
  • Pagina 88 Selecteer [Aan]. U kunt schakelen tussen [Oogsturing] [Inschak.] en [Uitschak.] activeren vanaf het scherm Snel instellen door het scherm Snel instellen te personaliseren ( Selecteer [CAL-nr.]. Selecteer een kalibratienummer dat overeenkomt met uw oogcondities (zoals wel of geen bril). Selecteer te gebruiken kalibratiegegevens. Druk op <...
  • Pagina 89 Bewerkingen in zoekeropname Kijk naar het onderwerp. Er wordt een wijzer (1) weergegeven wanneer u door de zoeker kijkt. Als u [ : Onderwerp volgen] hebt ingesteld op [Aan], wordt een trackingkader [ ] (2) ook weergegeven als onderwerpen worden gedetecteerd. Kijk naar de positie waarop u wilt scherpstellen.
  • Pagina 90 Bevestig het onderwerp om te beginnen met scherpstellen. De ontspanknop half indrukken bevestigt het onderwerp om scherp te stellen. Als u [ : AF-gebied] hebt ingesteld op [Volledig gebied-AF], stelt de camera scherp op het gebied in de buurt van de wijzer. Als het AF-gebied is ingesteld op een optie die verschilt van [Volledig gebied-AF], stelt de camera scherp nadat het AF-gebied naar de wijzerpositie is verplaatst.
  • Pagina 91 Opmerking U kunt de bevestiging van het onderwerp van oogbediening ([AF-punt verplaatsen m. oogsturing]) en AF-activatie ([Meten en AF-start]) aan verschillende knoppen toewijzen in [ : Knoppen aanpassen]. Als u [ : AF-gebied] hebt ingesteld op [Volledig gebied-AF], blijft de camera bevestigde onderwerpen tracken en erop scherpstellen, zelfs als u de ontspanknop loslaat nadat u hem half ingedrukt hebt gehouden.
  • Pagina 92 Oogbediening gebruiken om de focusgeleider weer te geven Door [ : Scherpstelgeleiding] in te stellen op [Aan], kunt u oogbediening gebruiken om de focusgeleider weer te geven voor assistentie bij handmatig scherpstellen. Kijk naar het onderwerp. Kijk naar het onderwerp waarop u wilt scherpstellen. Druk de ontspanknop half in.
  • Pagina 93 Algemene voorzorgsmaatregelen voor oogbediening Als meerdere mensen oogbediening op dezelfde camera gebruiken, moet elke persoon een ander kalibratienummer selecteren en de kalibratie uitvoeren. Als dezelfde persoon oogbediening met en zonder bril of contactlenzen gebruikt, moet deze ook een ander kalibratienummer selecteren en voor elke situatie de kalibratie uitvoeren. Als u oogschelp ER-h of een optionele oogschelp ER-hE gebruikt, selecteer dan een ander kalibratienummer en voer de kalibratie uit.
  • Pagina 94 De nauwkeurigheid van oogbediening vergroten De camera kan leren over oogkenmerken op basis van de kalibratiegegevens die hij verzamelt. De nauwkeurigheid van de oogbediening kan worden verbeterd door de kalibratie voor hetzelfde kalibratienummer onder verschillende helderheidscondities uit te voeren (zoals binnen, buiten, overdag en 's avonds).
  • Pagina 95 Wijzerweergave configureren U kunt de wijzerweergave configureren, inclusief of de wijzer wel of niet zichtbaar is. Aanwijzerweergave U kunt de wijzerzichtbaarheid instellen op [Aan], [Opn.-standby] of [Uit]. • Selecteer [Opn.-standby] om de wijzer zichtbaar te houden vanaf het moment dat u door de zoeker kijkt tot het moment dat u het onderwerp bevestigt waarop u wilt scherpstellen met oogbediening.
  • Pagina 96 Weergavegrootte Kies [Standaard] of [Klein] als de weergavegrootte van de wijzer. Weergaveformaat Kies [ ] of [ ] als de stijl van de weergegeven wijzer.
  • Pagina 97 Kalibratiegegevens beheren Namen invoeren U kunt namen invoeren om kalibratiegegevens te identificeren. Selecteer een kalibratiegegevensnummer. Selecteer het nummer en druk op de knop < >. Voer tekst in. Gebruik het instelwiel < > of < > of < > om een teken te selecteren en druk vervolgens op <...
  • Pagina 98 Kalibratiegegevens opslaan en laden U kunt geregistreerde kalibratiedata op een kaart opslaan. U kunt ook kalibratiegegevens van een kaart laden om ze te gebruiken. Selecteer [Kalibratie (CAL)]. Selecteer [Opsl./laden (kaart)]. Selecteer [Opslaan op kaart]. Selecteer [Opslaan op kaart] om alle kalibratiegegevens op de camera op de kaart op te slaan.
  • Pagina 99 Kalibratiegegevens verwijderen Oogbediening is minder nauwkeurig als hetzelfde kalibratienummer voor kalibratie onder verschillende oogomstandigheden (zoals met of zonder bril of lenzen) of door meerdere gebruikers wordt gebruikt. Verwijder in dit geval de kalibratiegegevens en voer de kalibratie opnieuw uit. Selecteer [Kalibratie (CAL)]. Selecteer [Verwijder].
  • Pagina 100 Verwijder de kalibratiegegevens. Selecteer de te verwijderen gegevens en druk op < >. Om alle kalibratiegegevens te verwijderen, selecteert u [Verwijder alles] en drukt u op < >. Nadat u [OK] op het bevestigingsscherm hebt geselecteerd, zijn de gegevens verwijderd.
  • Pagina 101 Basisbediening De camera vasthouden Ontspanknop < > Hoofdinstelwiel < > Snelinstelwiel 1 < > Snelinstelwiel 2 < > Multicontroller < > Mode-knop < > Multifunctieknop < > AF-startknop/Smart controller < > Multifunctievergrendelingsschakelaar < > Knop voor LCD-scherm info wisselen/paneelverlichting Verticale opname <...
  • Pagina 102 De camera vasthouden Het scherm tijdens het opnemen bekijken Terwijl u een opname maakt, kunt u het scherm kantelen om het in te stellen. Zie scherm gebruiken voor meer informatie. (1) Normale hoek (2) Lage hoek (3) Hoge hoek Opnemen door de zoeker Voor scherpe beelden houdt u de camera stil om cameratrilling te minimaliseren.
  • Pagina 103 Ontspanknop De ontspanknop heeft twee stappen. U kunt de ontspanknop half indrukken. Vervolgens kunt u de ontspanknop helemaal indrukken. Half indrukken Hiermee activeert u de automatische scherpstelling en het automatische belichtingssysteem dat de sluitertijd en de diafragmawaarde instelt. De belichtingswaarde (sluitertijd en diafragmawaarde) wordt 8 seconden op het scherm, in de zoeker of op het LCD-paneel weergegeven (meettimer/ Helemaal indrukken De sluiter ontspant en de opname wordt gemaakt.
  • Pagina 104 Opmerking De camera zal nog steeds pauzeren voordat u een opname maakt als u de ontspanknop volledig indrukt zonder deze eerst tot de helft in te drukken, of als u de ontspanknop tot de helft indrukt en onmiddellijk volledig indrukt. Zelfs bij menuweergave of het afspelen van beelden kunt u direct teruggaan naar de opnamestand door de ontspanknop half in te drukken.
  • Pagina 105 < > Hoofdinstelwiel (1) Draai na het indrukken van een knop aan het instelwiel < >. Druk op een knop zoals < >, < >, < > of < > en draai aan het instelwiel < >. Als u de ontspanknop half indrukt, gaat de camera terug naar de stand-bymodus voor opname.
  • Pagina 106 Opmerking De handelingen in (1) kunnen zelfs worden uitgevoerd als de bedieningselementen vergrendeld zijn met de Multifunctievergrendeling (...
  • Pagina 107 < > Snelinstelwiel 1 (1) Draai na het indrukken van een knop aan het instelwiel < >. Druk op een knop zoals < >, < >, < > of < > en draai aan het instelwiel < >. Als u de ontspanknop half indrukt, gaat de camera terug naar de stand-bymodus voor opname.
  • Pagina 108 Opmerking De handelingen in (1) kunnen zelfs worden uitgevoerd als de bedieningselementen vergrendeld zijn met de Multifunctievergrendeling (...
  • Pagina 109 < > Snelinstelwiel 2 (1) Draai na het indrukken van een knop aan het instelwiel < >. Druk op een knop zoals < > en draai aan het instelwiel < >. Als u de ontspanknop half indrukt, gaat de camera terug naar de stand-bymodus voor opname.
  • Pagina 110 < > Multicontroller < > is een toets met acht richtingen en een middenknop. Druk er licht op met de punt van je duim. Voorbeelden van gebruik van de Multicontroller • Beweging van AF-punt/vergroot kader bij foto's maken of video-opname •...
  • Pagina 111 < > Mode-knop U kunt de opnamemodus instellen. Druk op de knop < > en gebruik < >, < >, < > of < > om een opnamemodus te selecteren.
  • Pagina 112 < > Multifunctieknop Door op de knop < > te drukken en het instelwiel < > te draaien, kunt u de ISO- snelheid ( ), de transportmodus ( ), de AF-bediening ( ), witbalans ( ) en flitsbelichtingscorrectie ( ) instellen. Als u het AF-gebied wilt selecteren drukt u op de knop <...
  • Pagina 113 < > AF-startknop/Smart controller Op deze knop kunt u op het midden drukken of met uw vinger slepen. Als u op de < >-knop drukt, wordt de automatische scherpstelling ingeschakeld. Dit komt overeen met het tot halverwege indrukken van de ontspanknop. U kunt het AF-punt verplaatsen door aan de smart controller te slepen nadat u op de <...
  • Pagina 114 < > Multifunctievergrendelingsschakelaar Het configureren van [ : Multifunctievergrendeling] ( ) en het instellen van de aan- uitschakelaar/multifunctievergrendelingsschakelaar op < > voorkomt dat instellingen worden gewijzigd door onbedoelde aanraking van het hoofdinstelwiel, de snelinstelwielen, de multicontroller, de bedieningsring of het touchscreenpaneel.
  • Pagina 115 < > Knop voor LCD-scherm info wisselen/ paneelverlichting Elke druk op de knop < > verandert de informatie op het LCD-paneel. Verlicht het LCD-paneel door de knop < > ( ) ingedrukt te houden.
  • Pagina 116 Verticale opname Besturing voor verticale opnamen, zoals knoppen, instelwielen en een multicontroller, zijn te vinden bij de onderzijde van de camera ( Multifunctieknop voor verticaal fotograferen Hoofdinstelwiel voor verticaal fotograferen Ontspanknop bij verticaal fotograferen Multifunctieknop 2 voor verticaal fotograferen Knop voor scherptedieptecontrole bij verticaal fotograferen Multicontroller bij verticaal fotograferen AF-startknop voor verticaal fotograferen/Smart controller Snelinstelwiel 2 voor verticaal fotograferen...
  • Pagina 117 < > Bedieningsring Standaard kunt u belichtingscorrectie instellen door aan de bedieningsring van RF-lenzen of vattingadapters te draaien terwijl u de ontspanknop half indrukt in de modus [ ], [ ], ], [ ] of [ ]. U kunt ook een andere functie toewijzen aan de bedieningsring door de bediening aan te passen in [ : Wielen aanpassen] (...
  • Pagina 118 Achtergrondverlichting voor knoppen Achtergrondverlichting voor knoppen < >, < >, < >, < > en < > wordt ingeschakeld wanneer het LCD-paneel wordt verlicht of tijdens weergave van het menu, het scherm Snel instellen of beelden afspelen. Dit maakt de indeling van de knoppen beter zichtbaar op plaatsen met weinig licht.
  • Pagina 119 < > Infoknop Met elke druk op de knop < > verandert de weergegeven informatie. De volgende voorbeeldschermen zijn voor foto's.
  • Pagina 120 Menubewerkingen en -instellingen Menuscherm Procedure voor het instellen van het menu Gedimde menu-items < >-knop < >-knop < >-knop Scherm < > Snelinstelwiel 1 < >-knop < > Snelinstelwiel 2 < > Hoofdinstelwiel...
  • Pagina 121 Menuscherm Hoofdtabbladen Secundaire tabbladen Menu-items : Opnamen maken : Automatische scherpstelling : Afspelen : Communicatiefuncties : Instellen : Persoonlijke voorkeuze (10) : My Menu (11) Menu-instellingen...
  • Pagina 122 Procedure voor het instellen van het menu Geef het menuscherm weer. Druk op de knop < > om het menuscherm weer te geven. Selecteer een tabblad. Telkens als u het instelwiel < > draait, wordt er van hoofdtabblad (functiegroep) gewisseld. U kunt ook van tabblad wisselen door op de knop <...
  • Pagina 123 Selecteer een optie. Draai aan het instelwiel < > om een optie te selecteren. De huidige instelling wordt blauw weergegeven. Stel een optie in. Druk op < > om de instelling vast te leggen. Verlaat de instelling. Druk op de knop < >...
  • Pagina 124 Gedimde menu-items Voorbeeld: Wanneer scherpstelbracketing is ingesteld Gedimde menu-items kunnen niet worden ingesteld. Menu-items worden gedimd weergegeven als een andere functie-instelling voorrang heeft. U kunt de overschrijffunctie weergeven door het gedimde menu-item te selecteren en op < > te drukken. Als u de instelling annuleert van de overschrijffunctie, wordt het gedimde menu-item instelbaar.
  • Pagina 125 Snel instellen U kunt de weergegeven instellingen direct en intuïtief selecteren en instellen. Druk op de knop < > (...
  • Pagina 126 Selecteer een instelitem en stel uw voorkeursoptie in. Draai aan het instelwiel < > of druk < > omhoog of omlaag om een item te selecteren. Als u een instelling wilt aanpassen, draait u aan het instelwiel < > of < >...
  • Pagina 127 Bediening via het touchscreen Tikken Slepen Tikken Voorbeeldscherm (Snel instellen) Tik met uw vinger op het scherm (kort aanraken en dan weer loslaten). Als u bijvoorbeeld op [ ] tikt, verschijnt het scherm Snel instellen. Door op [ ] te tikken, keert u terug naar het vorige scherm.
  • Pagina 128 Slepen Voorbeeldscherm (Menuscherm) Sleep uw vinger over het scherm.
  • Pagina 129 Opnamemodus In dit hoofdstuk worden opnamemodi beschreven. • Fv: AE met flexibele prioriteit • P: AE-programma • Tv: AE met sluitertijdvoorkeuze • Av: AE met diafragmavoorkeuze • M: Handmatige belichting • BULB: Lange belichtingstijden (bulb)
  • Pagina 130 Fv: AE met flexibele prioriteit In deze modus kunt u de sluitertijd, de diafragmawaarde en de ISO-snelheid handmatig of automatisch instellen en deze instellingen combineren met uw keuze aan belichtingscompensatie. Opnemen in de modus [ ], met beheer over elk van deze parameters, komt overeen met opnemen in de modus [ ], [ ], [ ] of [...
  • Pagina 131 Stel de hoeveelheid belichtingscompensatie in. Draai aan het instelwiel < > en selecteer de indicator belichtingsniveau. [ ] of [ ] verschijnt links van de indicator belichtingsniveau. Draai aan het instelwiel < > of < > om het niveau in te stellen. Om de instelling terug te zetten op [±0] drukt u op de knop <...
  • Pagina 132 Opmerking Waarden voor sluitertijd, diafragmawaarde en ISO-snelheid die op [AUTO] zijn ingesteld, worden onderstreept. U kunt de sluitertijd, de diafragmawaarde en de ISO-snelheid instellen op [AUTO] en de belichtingscorrectiewaarde op [±0] in stap 2 of 3 door de knop < >...
  • Pagina 133 P: AE-programma De camera stelt automatisch de sluitertijd en de diafragmawaarde in die het beste bij de helderheid van het onderwerp passen. * [ ] staat voor programma. * AE staat voor automatische belichting (Auto Exposure). Stel de opnamemodus in op [ ]. Druk op de knop <...
  • Pagina 134 Controleer het scherm. Zolang de belichtingswaarde niet knippert, wordt standaardbelichting gebruikt. Maak de opname. Bepaal de compositie en druk de ontspanknop helemaal in. Waarschuwing Wanneer de sluitertijd “30"” en de laagste diafragmawaarde knipperen, is er sprake van onderbelichting. Verhoog de ISO-snelheid of gebruik de flitser. Wanneer de sluitertijd “1/8000”...
  • Pagina 135 Opmerking Programmakeuze In de modus [ ] kunt u naar wens de door de camera automatisch ingestelde combinatie (het programma) van sluitertijd en diafragmawaarde wijzigen en toch dezelfde belichting handhaven. Dit heet programmakeuze. Met programmakeuze drukt u de ontspanknop half in en draait u vervolgens aan het instelwiel <...
  • Pagina 136 Tv: AE met sluitertijdvoorkeuze In deze modus stelt u de sluitertijd in en stelt de camera automatisch de diafragmawaarde in om de standaardbelichting te verkrijgen die bij de helderheid van het onderwerp past. Een kortere sluitertijd kan de actie van een bewegend onderwerp als het ware bevriezen. Een langere sluitertijd geeft een wazig effect, wat de indruk van beweging wekt.
  • Pagina 137 Stel de gewenste sluitertijd in. Draai aan het instelwiel < > om de instelling te kiezen. Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in. De diafragmawaarde wordt automatisch ingesteld. Bekijk de weergave en maak een opname. Zolang de diafragmawaarde niet knippert, wordt de standaardbelichting gebruikt.
  • Pagina 138 Opmerking Weergave van de sluitertijd “0"5” staat bijvoorbeeld voor 0,5 sec. en “15"” staat voor 15 sec. Sluitertijden van “64000” tot “4” op het LCD-paneel geven de noemer van de breuk van de sluitertijd aan.
  • Pagina 139 Av: AE met diafragmavoorkeuze Scherptedieptecontrole In deze modus stelt u de gewenste diafragmawaarde in en stelt de camera automatisch de sluitertijd in om de standaardbelichting te verkrijgen die overeenkomt met de helderheid van het onderwerp. Bij een hoger f-getal (een kleiner diafragma) vallen de voorgrond en achtergrond meer samen binnen de acceptabele scherpstelling.
  • Pagina 140 Stel de opnamemodus in op [ Druk op de knop < > en draai aan het instelwiel < > om ] te selecteren. Stel de gewenste diafragmawaarde in. Draai aan het instelwiel < > om de instelling te kiezen. Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in.
  • Pagina 141 Waarschuwing Als de “30"'-sluitertijd knippert, is er sprake van onderbelichting. Draai aan het instelwiel < > om de diafragmawaarde te verlagen (het diafragma te openen) totdat de sluitertijd stopt met knipperen, of stel een hogere ISO-snelheid in. Als de sluitertijd “1/8000” knippert, is er sprake van overbelichting. Draai aan het instelwiel <...
  • Pagina 142 Opmerking Hoe groter de diafragmawaarde is, des te dieper het scherpstelgebied is vanaf de voorgrond tot de achtergrond. Het scherptediepte-effect is duidelijk te zien op beelden als u de diafragmawaarde wijzigt en op de knop voor scherptedieptecontrole drukt. De belichting wordt vergrendeld (AE-vergrendeling) als u de knop voor scherptedieptecontrole indrukt.
  • Pagina 143 M: Handmatige belichting Belichtingscompensatie met ISO auto In deze modus stelt u zowel de sluitertijd als de diafragmawaarde naar wens in. Raadpleeg de indicator voor het belichtingsniveau of gebruik een in de handel verkrijgbare belichtingsmeter om de belichting te bepalen. ] staat voor handmatig.
  • Pagina 144 Stel scherp op het onderwerp. Druk de ontspanknop half in. Controleer de markering voor het belichtingsniveau [ ] om te zien hoe ver het huidige belichtingsniveau van het standaardbelichtingsniveau is verwijderd. (1) Standaardbelichtingsindex (2) Markering belichtingsniveau Stel de belichting in en maak de opname. Controleer de indicator voor het belichtingsniveau en stel de gewenste sluitertijd en de diafragmawaarde in.
  • Pagina 145 Opmerking In de modus [ ] met ISO auto, [ ] (meervlaksmeting) en [ : Mtmth., AE vrgr. na schrpst.] ingesteld op de standaardinstelling ( ), wordt de ISO-snelheid vergrendeld als u de ontspanknop half ingedrukt houdt nadat de camera heeft scherpgesteld met 1-beeld AF.
  • Pagina 146 BULB: Lange belichtingstijden (bulb) Bulbtimer In deze modus blijft de sluiter open zolang u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt. Zodra u de ontspanknop loslaat, gaat de sluiter dicht. Gebruik de instelling voor bulb-belichting voor nachtopnamen, opnamen van vuurwerk, de sterrenhemel en andere opnamen waarvoor een lange belichting is vereist.
  • Pagina 147 Maak de opname. De belichting blijft ingesteld zolang u de ontspanknop geheel ingedrukt houdt. De verstreken belichtingstijd wordt weergegeven op het LCD-paneel. Waarschuwing Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera.
  • Pagina 148 Selecteer [ : Bulbtimer]. Selecteer [Inschak.]. Selecteer [Inschak.] en druk vervolgens op de knop < >. Stel de belichtingstijd in. Selecteer een optie (uren : minuten : seconden). Druk op < > om [ ] weer te geven. Stel een waarde in en druk vervolgens op < >.
  • Pagina 149 Selecteer [OK]. Maak de opname. Nadat u de ontspanknop helemaal hebt ingedrukt, gaat de bulb- belichting door gedurende de door u opgegeven tijd. ] en de belichtingstijd worden op het LCD-paneel weergegeven tijdens bulbtimer-opnamen. Als u de timerinstelling wilt wissen, stelt u bij stap 2 [Uitschak.] in. Waarschuwing Bulb-belichting stopt als u de ontspanknop helemaal indrukt en deze loslaat tijdens de timer.
  • Pagina 150 Fotograferen en opnemen In dit hoofdstuk worden het fotograferen en opnemen en de menu-instellingen op het tabblad Opname [ ] beschreven. • Foto's maken • Video-opname...
  • Pagina 151 Foto's maken Om foto's maken voor te bereiden, stelt u de schakelaar voor foto's maken/video opnemen op < >. Vervolgens druk u op de knop < > en kiest u een opnamemodus. • Tabbladmenu's: Foto's maken • Beeldkwaliteit • Foto bijsnijden/aspect ratio •...
  • Pagina 152 • Scherpstelbracketing • Panassistent • Intervaltimer-opname • Stille sluiterfunctie • Sluitermodus • Ontspan sluiter zonder kaart • Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) (IS-modus) • Snel instellen aanpassen • Opnamen maken met de Touch Shutter • Kijktijd voor beelden • Hogesnelheidsweergave • Meettimer •...
  • Pagina 153 Tabbladmenu's: Foto's maken Opname 1 -kwaliteit Beeldtype/f. Bijsnijden/beeldverhouding Opname 2 Bel.comp./AEB ISO-snelheidsinst. HDR-opname HDR-modus Auto Lighting Optimizer/Auto optimalisatie helderheid Lichte tonen prioriteit...
  • Pagina 154 Opname 3 Antiknipperopname HF-antiknipperopname Externe Speedlite besturing Meetmethode Opname 4 Witbalans Stel handm. WB in WB Shift/Bkt. Kleurruimte (5) Beeldstijl • Beeldstijlselectie • Aanpassen van beeldstijlen • Beeldstijlen registreren Micro-contrast Lensafwijkingscorrectie...
  • Pagina 155 Opname 5 Ruisred. lange sluitertijd Hoge ISO-ruisreductie Stofwisdata Opname 6 Meerdere opnames Scherpst.bracket. Panassistentie...
  • Pagina 156 Opname 7 Transportmodus Intervaltimer Bulbtimer Stille-sluiterfunctie Sluitermodus Ontspan sluiter zonder kaart Opname 8 IS (Image Stabilizer/Beeldstabilisatie)-modus Pas snel instellen aan Touch Shutter Beeld terugkijken Hogesnelheidsweergave Meettimer Waarschuwing : IS (Image Stabilizer/Beeldstabilisatie)-modus] wordt niet weergegeven wanneer een van IS voorziene lens is bevestigd.
  • Pagina 157 Opname 9 Weergavesimulatie OVF sim. weerg.hulp Opname-infoscherm Formaat VF-weerg. Weerg.prestaties Uitschakelen temp.
  • Pagina 158 Beeldkwaliteit Beeldformaatselectie RAW-beelden Richtlijnen voor instellingen voor beeldkwaliteit Maximale opnamereeks voor continue opname JPEG/HEIF-kwaliteit Opmerking Met “Beeldkwaliteit” in deze handleiding wordt zowel beeldformaat als JPEG/HEIF- kwaliteit bedoeld ( Beeldformaatselectie U kunt , opgeven voor JPEG/HEIF-beelden en voor RAW- beelden. Opmerking HEIF kan worden ingesteld wanneer [ : HDR-opname ] is ingesteld op...
  • Pagina 159 Selecteer [ : Beeldtype/f.]. Het weergegeven scherm varieert afhankelijk van de instellingen [ opn.opties] in [ : Opn.functie+kaart/map sel.].
  • Pagina 160 Stel het beeldformaat in. Standaard/Automatische kaartwissel/Opslag naar meerdere Voor RAW-beelden draait u aan het instelwiel < > om de afmeting te selecteren, en voor JPEG/HEIF-beelden draait u aan het instelwiel < >. Druk op < > om de instelling vast te leggen. Apart opnemen Wanneer [ -opn.opties] in [ : Opn.functie+kaart/map sel.] is...
  • Pagina 161 Opmerking wordt ingesteld als u zowel RAW als JPEG/HEIF instelt op [ Twee versies van elke opname worden opgenomen met de door u opgegeven beeldkwaliteit wanneer u zowel RAW als JPEG/HEIF hebt geselecteerd. Beide beelden hebben hetzelfde bestandsnummer, maar hebben elk een andere bestandsextensie, met .JPG voor JPEG, .HIF voor HEIF en .CR3 voor RAW.
  • Pagina 162 Als een vorige versie van DPP versie 4.x op uw computer is geïnstalleerd, downloadt u en installeert u de nieuwste versie van DPP van de Canon-website om deze bij te werken ( ), die de vorige versie zal overschrijven.
  • Pagina 163 Richtlijnen voor instellingen voor beeldkwaliteit Raadpleeg Bestandsgrootte foto / Aantal beschikbare opnamen / Maximale opnamereeks voor continue opname voor meer informatie over bestandsgrootte, aantal beschikbare opnamen, maximale opnamereeks en andere geschatte waarden.
  • Pagina 164 Maximale opnamereeks voor continue opname De maximale opnamereeks wordt bij benadering weergegeven linksboven in het opnamescherm en rechtsonder in de zoeker. Opmerking Als de maximale opnamereeks wordt weergegeven als “99”, kunt u 99 of meer continue opnamen maken. Er zijn minder opnamen beschikbaar voor een waarde van 98 of lager, en wanneer [BUSY] wordt weergegeven op het scherm, is het interne geheugen vol en zal opname tijdelijk stoppen.
  • Pagina 165 JPEG/HEIF-kwaliteit Selecteer [ :  -kwaliteit]. Selecteer het gewenste beeldformaat. Selecteer het beeldformaat en druk vervolgens op < >. Stel de gewenste kwaliteit (compressie) in. Selecteer het getal en druk vervolgens op < >. Hogere getallen bieden een hogere kwaliteit (lagere compressie). De kwaliteit van 6-10 wordt aangegeven door <...
  • Pagina 166 Opmerking Hoe hoger de kwaliteit, hoe minder opnamen beschikbaar zullen zijn. Daarentegen, hoe lager de kwaliteit, hoe meer opnamen er beschikbaar zullen zijn.
  • Pagina 167 Foto bijsnijden/aspect ratio Normaal worden met RF- of EF-lenzen beelden vastgelegd met de sensorgrootte van circa 36,0×24,0 mm in volledig beeld-opnamen, maar in opnamen met bijsnijden kunt u het midden van het beeld isoleren en ca. 1,6× (formaat APS-C) vergroten als met een telelens, of u kunt zo nodig een aspect ratio instellen voordat u opneemt.
  • Pagina 168 Selecteer hoe het opnamegebied wordt weergegeven. Druk in het scherm in stap 2 op de knop < >. Selecteer het weergavetype en druk vervolgens op < >. Waarschuwing Opties voor beeldkwaliteit zijn niet beschikbaar wanneer [1,6x (bijsnijden)] is ingesteld of met EF-S- lenzen.
  • Pagina 169 Maak de opname. Voorbeelden van instellingen is ingesteld is ingesteld of een EF-S-lens wordt gebruikt is ingesteld is ingesteld...
  • Pagina 170 Als [1,6x (bijsnijden)] is ingesteld of een EF-S-lens wordt gebruikt, dan wordt een beeld weergegeven dat ca. 1,6× is vergroot. Als [1:1 (aspectratio)], [4:3 (aspectratio)] of [16:9 (aspectratio)] is ingesteld, wordt het beeld binnen het zwarte masker of de omtrek vastgelegd.
  • Pagina 171 Reeksopnamen met automatische bracketing (AEB) In belichtingsbracketing worden drie opeenvolgende beelden vastgelegd met verschillende belichtingen binnen uw gespecificeerde bereik van maximaal ±3 stops (in tussenstappen van 1/3 stop) door de sluitertijd, diafragmawaarde of ISO-snelheid automatisch aan te passen. * AEB staat voor “Auto Exposure Bracketing” (bracketing met automatische belichting). Instelling met camerabediening Druk tegelijkertijd op de knoppen <...
  • Pagina 172 Maak de opname. Standaardbelichting Verminderde belichting Langere belichting Drie bracketed opnamen worden overeenkomstig de ingestelde transportmodus in deze volgorde gemaakt: standaardbelichting, verminderde belichting en langere belichting. AEB wordt niet automatisch geannuleerd. Om AEB te annuleren, volgt u stap 2 om het AEB-bereik op “0” in te stellen. Instelling van het menu Selecteer [ : Bel.comp./AEB].
  • Pagina 173 Stel het AEB-bereik in. Draai aan het instelwiel < > om het AEB-bereik (1) in te stellen. Door aan het instelwiel < > te draaien, kunt u de belichtingscorrectiewaarde instellen. Druk op < > om de instelling vast te leggen. Als u het menu sluit, wordt het AEB-bereik weergegeven op het scherm.
  • Pagina 174 Opmerking ] knippert in de linker benedenhoek van het scherm tijdens AEB. Als de transportmodus is ingesteld op [ ], moet u de ontspanknop driemaal indrukken voor elke opname. In de modus [ ], [ ] of [ ] houdt u de ontspanknop volledig ingedrukt om drie beelden vast te leggen, de ene na de andere, voordat de camera automatisch stopt met fotograferen.
  • Pagina 175 Instellingen ISO-snelheid voor foto's ISO-snelheidsbereik bij handmatige instelling ISO-snelheidsbereik bij ISO auto De kortste sluitertijd voor ISO auto instellen Stel de ISO-snelheid (de lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op het gewenste omgevingslichtniveau. ISO-snelheid tijdens video-opname voor informatie over de ISO-snelheid bij video- opnamen.
  • Pagina 176 Opmerking U kunt de ISO-snelheid ook instellen in de optie ISO-snelheid door op de knop < > te drukken terwijl een beeld op het scherm wordt weergegeven. Kan ook worden ingesteld op het [ISO-snelheid]-scherm in [ :  ISO- snelheidsinst.]. Om het bereik van de handmatige ISO-snelheidsinstelling uit te breiden van L (equivalent met ISO 50) naar H (equivalent met ISO 204800), moet u [ISO- snelh.bereik] aanpassen in [ : ...
  • Pagina 177 ISO-snelheidsbereik bij handmatige instelling U kunt het bereik van de handmatige ISO-snelheid instelling instellen (de minimum- en maximumgrenzen). U kunt de minimumgrens instellen tussen L (gelijk aan ISO 50) en ISO 102400 en de maximumgrens tussen ISO 100 en H (gelijk aan ISO 204800). Selecteer [ : ...
  • Pagina 178 Stel [Maximum] in. Selecteer het vakje [Maximum] en druk vervolgens op < >. Selecteer de ISO-snelheid en druk vervolgens op < >. Selecteer [OK].
  • Pagina 179 ISO-snelheidsbereik bij ISO auto U kunt het automatische ISO-snelheidsbereik voor ISO auto instellen tussen ISO 100 en ISO -51200. Het minimum kan worden ingesteld binnen ISO 100-51200 en het maximum binnen ISO 200-51200, in tussenstappen van 1 stop. Selecteer [Autom. bereik]. Stel [Minimum] in.
  • Pagina 180 Stel [Maximum] in. Selecteer het vakje [Maximum] en druk vervolgens op < >. Selecteer de ISO-snelheid en druk vervolgens op < >. Selecteer [OK]. Opmerking De instellingen [Minimum] en [Maximum] werken ook als de minimale en maximale snelheid voor veiligheidsshift van de ISO-snelheid (...
  • Pagina 181 De kortste sluitertijd voor ISO auto instellen U kunt de kortste sluitertijd voor ISO auto instellen om te voorkomen dat sluitertijden automatisch te laag worden ingesteld. Dit is effectief in de modus [ ] of [ ] bij het met een groothoeklens vastleggen van onderwerpen die bewegen of bij gebruik van een telelens.
  • Pagina 182 Stel de gewenste kortste sluitertijd in. Auto Als u [Auto] selecteert, draait u aan het instelwiel < > voor instelling van het verschil ten opzichte van de standaardsnelheid (op Langer of Korter) en drukt u vervolgens op < >. Handmatig Als u [Handmatig] selecteert, draait u aan het instelwiel <...
  • Pagina 183 HDR PQ-instellingen PQ in HDR PQ verwijst naar de gammacurve van het ingangssignaal voor de weergave van HDR-beelden. Met HDR PQ-instellingen kan de camera HDR-beelden produceren volgens de PQ- specificatie gedefinieerd in ITU-R BT.2100 en SMPTE ST.2084. (Daadwerkelijke weergave is afhankelijk van de monitorprestaties.) Foto's worden vastgelegd als HEIF- of RAW-beelden.
  • Pagina 184 Waarschuwing Uitgebreide ISO-snelheden (L, H) zijn niet beschikbaar in HDR-opname. Sommige opnames kunnen er anders uitzien dan op een apparaat met HDR- weergave. Ongebruikte signaalwaarden worden ruwweg aangegeven door grijze beeldgebieden in het histogram als [ : HDR-opname ] is ingesteld op [Inschak.].
  • Pagina 185 HDR-modus U kunt foto's met uitgeknipte hooglichten en verminderde schaduwen maken voor een groter dynamisch bereik zelfs bij zeer contrastrijke scènes. HDR-opnamen zijn effectief bij het fotograferen van landschappen en stillevens. HDR-opname vergroot de gradatie in donkere beeldgebieden door drie beelden die opzettelijk met verschillende belichting (standaard, onderbelicht en overbelicht) zijn gemaakt te combineren om een HDR-beeld te produceren dat het verlies van detail in donkere beeldgebieden compenseert.
  • Pagina 186 Stel [Beperk max. helderh] in (alleen met [ : HDR-opname ingesteld op [Inschak.]). Met [Uitschak.] is maximumhelderheid niet beperkt. Aanbevolen wanneer u beelden op een monitor bekijkt die beelden met een helderheid van meer dan 1000 nits ondersteunt. Met [1000 nits] is de maximumhelderheid beperkt tot ongeveer 1000 nits.
  • Pagina 187 Stel [Beeld aut. uitl.] in. Selecteer [Inschak.] voor het maken van opnamen uit de hand. Selecteer [Uitschak.] wanneer u een statief gebruikt. Stel [HDR-schaduwcorrect] in. Bewegende onderwerpen opnemen kan tot nabeelden van het onderwerp leiden. Met [Inschak.] worden beelden verwerkt om reflecties te corrigeren.
  • Pagina 188 Specificeer welke beelden moeten worden opgeslagen. Als u de drie vastgelegde beelden en het resulterende HDR-beeld wilt opslaan, selecteert u [Alle beelden]. De drie beelden kunnen in een HDR-beeld worden gecombineerd in Digital Photo Professional (EOS- software). Als u alleen het HDR-beeld wilt opslaan, selecteert u [Alleen HDR]. Maak de opname.
  • Pagina 189 Waarschuwing Uitgebreide ISO-snelheden (L, H) zijn niet beschikbaar in HDR-opname. De flitser wordt tijdens het maken van HDR-opnamen niet gebruikt. AEB is niet beschikbaar. Bij het maken van HDR-opnamen worden drie beelden vastgelegd met instellingen als sluitertijden automatisch ingesteld. Om deze reden zullen zelfs in de modi [ ] en [ ] de sluitertijd en ISO-snelheid veranderen volgens de snelheid die u hebt opgegeven.
  • Pagina 190 Auto Lighting Optimizer (Auto optimalisatie helderheid) Helderheid en contrast kunnen automatisch worden gecorrigeerd als opnamen donker lijken of het contrast te hoog of te laag is. Selecteer [ : Auto Lighting Optimizer/ : Auto optimalisatie helderheid]. Stel een correctie-optie in. Waarschuwing Ruis kan toenemen en de vermeende resolutie kan veranderen onder bepaalde opnameomstandigheden.
  • Pagina 191 Opmerking Om het instellen van [ : Auto Lighting Optimizer/ : Auto optimalisatie helderheid] in te schakelen, zelfs in de modi [ ] en [ ], drukt u op de knop < > in stap 2 om het vinkje [ ] voor [Uitges. in modus M of B] te wissen.
  • Pagina 192 Lichte tonen prioriteit U kunt overbelichte, uitgeknipte hooglichten verminderen. Selecteer [ : Lichte tonen prioriteit]. Stel een optie in. [Inschak.]: verbetert het verloop in hoge lichten. De overgang tussen grijstinten en hoge lichten wordt geleidelijker. [Vergroot]: beperkt overbelichte hoge lichten nog meer dan [Inschak.] onder bepaalde opnameomstandigheden.
  • Pagina 193 Opmerking : Lichte tonen prioriteit] is ingesteld op [Inschak.] en kan niet worden gewijzigd wanneer u [ : HDR-opname ] instelt op [Inschak.] nadat u de knop < > hebt ingedrukt om een vinkje aan deze instelling toe te voegen. : Lichte tonen prioriteit] wordt ingesteld op [Uitschak.], zelfs als u : HDR-opname ] instelt op [Inschak.], met [Dyn.
  • Pagina 194 Antiknipperopname Ongelijke belichting en kleur kunnen het gevolg zijn als u continue opnamen maakt met korte sluitertijden onder flikkerende lichtbronnen zoals TL-licht, als gevolg van ongelijke verticale belichting. Met antiknipperopnamen kunt u opnamen maken waarbij belichting en kleuren minder worden beïnvloed door flikkeren. Selecteer [ : Antiknipperopname].
  • Pagina 195 Waarschuwing Als [Inschak.] is ingesteld en u opnamen maakt onder een flikkerende lichtbron, kan de ontspanvertraging van de sluiter langer worden. Ook kan de continue opnamesnelheid afnemen en kan het opname-interval onregelmatig worden. Flikkering bij een andere frequentie dan 50Hz of 60Hz kan niet worden gedetecteerd.
  • Pagina 196 Antiknipperopname bij hoge frequenties Beelden kunnen strepen bevatten als u onder lichtbronnen opneemt die op hoge frequenties flikkert. Dankzij antiknipperopname bij hoge frequenties kunt u foto's maken met geschikte sluitertijden voor flikkeringen van hoge frequenties, wat het effect van deze flikkeringen op beelden minimaliseert.
  • Pagina 197 Selecteer [HF-antiknipperopname]. Selecteer [Aan].
  • Pagina 198 Selecteer een optie. Handmatige instelling ( Automatische detectie (...
  • Pagina 199 Automatische detectie De camera detecteert lichtbronnen van 50,0 - 2011,2 Hz en geeft een geschikte sluitertijd weer voor opnamen onder lichtbronnen die op hoge frequenties flikkeren. Vervolgens kunt u op de aangegeven sluitertijd overschakelen. Stel de gewenste sluitertijd in. Stel de sluitertijd in waarmee u wilt opnemen. Voor lichtbronnen die op hoge frequenties flikkeren, bepaalt de camera een geschikte sluitertijd in de buurt van deze waarde.
  • Pagina 200 Schakel over op de aangegeven sluitertijd. Selecteer [Ja] om op de aanbevolen sluitertijd over te schakelen. Als u [Ja (ga naar Tv-instel.)] selecteert, wordt het scherm [Handmatig instellen] weergegeven. Ga naar stap 2 in Handmatige instelling. Maak de opname. Waarschuwing Het bereik van de aangegeven aanbevolen sluitertijd varieert per sluitermodus.
  • Pagina 201 Opmerking Videoweergave wordt niet bijgewerkt als hogefrequentieflikkering automatisch wordt gedetecteerd tijdens HDMI-uitgang van 4K video's. Handmatige instelling Controleer het scherm op beeldgebieden die worden aangetast door lichtbronnen die op hoge frequenties flikkeren en zoek een geschikte sluitertijd. Selecteer [Handmatig instellen]. Wijzig de sluitertijd.
  • Pagina 202 Maak de opname. Waarschuwing Het beschikbare sluitertijdbereik voor de handmatige instelling varieert per sluitermodus. • Mechanische sluiter: 1/50,0 tot 1/2048,0 sec. • Elektronisch eerste gordijn: 1/50,0 tot 1/2048,0 sec. • Elektronische sluiter: 1/50,0 tot 1/8192,0 sec. • Video-opname: 1/50,0 tot 1/4096,0 sec. De maximale flitssynchronisatiesnelheid bij opnamen maken met de flitser is beperkt tot 1/159,8 sec., ongeacht de sluitermodus.
  • Pagina 203 Opnemen met Speedlites EL/EX-serie Speedlites voor EOS-camera's Canon Speedlites die niet tot de EL/EX-serie behoren Niet-Canon-flitseenheden EL/EX-serie Speedlites voor EOS-camera's Eigenschappen van de EL/EX-serie Speedlites (apart verkrijgbaar) kunnen worden gebruikt bij flitseropnamen met de camera. Raadpleeg de instructiehandleiding van de Speedlite uit de EL/EX-serie voor instructies.
  • Pagina 204 Waarschuwing Sommige Speedlites kunnen niet rechtstreeks op deze camera worden bevestigd. Multifunctieschoen voor meer informatie. Het instellen van [ : Auto Lighting Optimizer/ : Auto optimalisatie helderheid] ( ) op een optie anders dan [Uitschak.] kan nog steeds lichte beelden opleveren, zelfs als u lagere flitsbelichtingscorrectie hebt ingesteld voor donkerdere beelden.
  • Pagina 205 Canon Speedlites die niet tot de EL/EX-serie behoren Wanneer Speedlites uit de EZ-, E-, EG-, ML- en TL-serie worden ingesteld op de automatische A-TTL- of TTL-flitsmodus, werkt de flitser alleen op volledig vermogen. Stel de opnamemodus van de camera in op [...
  • Pagina 206 Niet-Canon-flitseenheden Synchronisatiesnelheid De synchronisatiesnelheid voor niet-Canon-flitseenheden varieert per sluitermodus. Synchronisatiesnelheid : Sluitermodus]-instelling Mechanisch 1/200 sec. of trager Elektr. 1e grd. 1/250 sec. of trager Elektronisch 1/180 sec. of trager Met grote studioflitseenheden is de flitsduur langer dan die van een compacte flitser en afhankelijk van het model.
  • Pagina 207 Flitsfunctie-instellingen Flitsen E-TTL-balans E-TTL II-flitslichtmeting Continue flitsbesturing Langzame synchronisatie Flitsfunctie-instellingen Persoonlijke voorkeuze-instellingen voor flitser Flitsfunctie-instellingen wissen/alle Speedlite-persoonlijke voorkeuzen wissen Functies van Speedlites uit de EL/EX-serie die compatibel zijn met flitsfunctie-instellingen kunnen worden ingesteld via een cameramenuscherm. Bevestig de Speedlite op de camera en schakel de Speedlite in voordat u de flitsfuncties instelt.
  • Pagina 208 Selecteer een optie. Flitsen Voor inschakeling van flitseropnamen, stelt u [Inschak.] in. Als u alleen het AF-hulplicht van de Speedlite wilt gebruiken, stelt u [Uitschak.] in.
  • Pagina 209 E-TTL-balans U kunt de weergave (balans) voor flitseropnamen naar wens instellen. Met deze instelling kunt u de ratio van omgevingslicht instellen op Speedlite-lichtuitvoer. Stel de balans in op [Sfeerprioriteit] voor een kleinere proportie flitseroutput en het gebruik van omgevingslicht voor levensechte opnamen met een natuurlijke sfeer. Dit is met name handig voor opname van donkere scènes (bijvoorbeeld binnenshuis).
  • Pagina 210 E-TTL II-flitslichtmeting Stel in op [Eval (Gez.vrk.)] voor flitslichtmetingen die geschikt zijn voor opnamen van mensen. Stel deze optie in op [Evaluatief] voor flitslichtmeting die de nadruk legt op het flitsen bij continue opnamen. Als [Gemiddeld] is ingesteld, wordt een gemiddelde flitsbelichting voor de gehele gemeten scène gebruikt.
  • Pagina 211 Continue flitsbesturing Stel deze optie in op [E-TTL elke opn.] om voor elke opnamen een flitslichtmeting uit te voeren. Stel deze optie in op [E-TTL 1e opn.] om alleen voor de eerste opnamen voorafgaand aan continue opnamen flitslichtmeting uit te voeren. Het flitsersterkteniveau voor de eerste opnamen wordt toegepast op alle volgende opnamen.
  • Pagina 212 Langzame synchronisatie U kunt de flitssynchronisatiesnelheid voor flitseropnamen instellen in de modus [ ] of [ ]. Merk op dat de maximale flitssynchronisatiesnelheid varieert afhankelijk van de instelling : Sluitermodus]. Dit bedraagt 1/180 sec. bij de instelling [Elektronisch], 1/250 sec. voor [Elektr. 1e grd.] en 1/200 sec. voor [Mechanisch]. *1*2 1/180-30 sec.
  • Pagina 213 * 2: [1/250-30 sec. auto] ( ) wanneer ingesteld op [Elektr. 1e grd.] of [1/200-30 sec. auto] ( voor [Mechanisch]. * 3: [1/250-1/60 sec. auto] ( ) wanneer ingesteld op [Elektr. 1e grd.] of [1/200-1/60 sec. auto] ) voor [Mechanisch]. * 4: [1/250 sec.
  • Pagina 214 Flitsfunctie-instellingen De weergegeven informatie op het scherm, de positie van de weergave en de beschikbare opties variëren afhankelijk van het model Speedlite, de persoonlijke voorkeuze-instellingen, de flitsmodus en andere factoren. Zie de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over functies van de Speedlite. Weergavevoorbeeld Flitsmodus Draadloze functies/Regeling flitsverhouding (RATIO)
  • Pagina 215 Flitsmodus U kunt de flitsmodus selecteren die geschikt is voor flitsfotografie. [E-TTL II-flitsmeting] is de standaardmodus voor het maken van opnamen met de automatische flitser met Speedlites uit de EL/EX-serie. [Handmatig flitsen] wordt gebruikt wanneer u het [Flitssterkteniveau] van de Speedlite zelf wilt instellen.
  • Pagina 216 Draadloze functies U kunt radio- of optische draadloze transmissie gebruiken om opnames te maken met draadloze meervoudige flitslichttechniek. Raadpleeg voor meer informatie over wireless flitsen de instructiehandleiding van een Speedlite die compatibel is met wireless flitsfotografie. Regeling flitsverhouding (RATIO) Met een macroflitser kunt u de flitsverhouding regelen. Raadpleeg de instructiehandleiding van de macroflitser voor meer informatie over de regeling van de flitsverhouding.
  • Pagina 217 Sluitersynchronisatie Stel deze optie normaliter in op [Synchronisatie 1e gordijn], zodat er direct na de opnamen wordt geflitst. Stel deze optie in op [Synchronisatie 2e gordijn] en gebruik lange sluitertijden voor natuurlijk ogende opnamen van bewegingssporen van het onderwerp, zoals de koplampen van een auto.
  • Pagina 218 Opmerking Als flitsbelichtingscorrectie op de Speedlite is ingesteld, kunt u de flitsbelichtingscorrectie niet op de camera instellen. Als de flitsbelichtingscompensatie met zowel de camera als de Speedlite is ingesteld, heeft de instelling van de Speedlite voorrang op die van de camera.
  • Pagina 219 Flitsbelichtingsbracketing Speedlites die zijn uitgerust met flitsbelichtingsbracketing (FEB) kunnen de externe flitseroutput automatisch wijzigen, aangezien er drie opnamen tegelijk worden gemaakt.
  • Pagina 220 Persoonlijke voorkeuze-instellingen voor flitser Zie de instructiehandleiding van de Speedlite voor meer informatie over de persoonlijke voorkeuzen van de Speedlite. Selecteer [Flitser C.Fn instellingen]. Stel de gewenste functies in. Selecteer het nummer. Selecteer een optie. Waarschuwing Speedlites uit de EX-serie werken altijd op vol vermogen als de aangepaste functie [Flits meetmethode] is ingesteld op [1:TTL] (automatische flits).
  • Pagina 221 Flitsfunctie-instellingen wissen/alle Speedlite- persoonlijke voorkeuzen wissen Selecteer [Wis instellingen]. Selecteer de instellingen die u wilt wissen. Selecteer [Wis flitserinstellingen] of [Wis alle SpeedliteC.Fn's]. Selecteer [OK] op het bevestigingsscherm om alle flitsinstellingen of persoonlijke voorkeuze-instellingen te wissen.
  • Pagina 222 Witbalans Witbalans ] Automatische witbalans ] De kleurtemperatuur instellen Witbalans (WB) zorgt ervoor dat witte gebieden er wit uitzien. Bij de instelling Auto [ (Sfeerprioriteit) of [ ] (Witprioriteit) zal doorgaans automatisch de juiste witbalans worden ingesteld. Als u met de instelling Auto geen natuurlijke kleuren krijgt, kunt u een witbalans selecteren die bij de lichtbron past of de witbalans handmatig instellen door een opname van een wit voorwerp te maken.
  • Pagina 223 Selecteer een witbalansinstelling. Draai aan het instelwiel < > om een keuze te maken. Opmerking ] Automatische witbalans voor instructies voor het instellen van [ ] en Om uw voorkeurskleurtemperatuur in te stellen, selecteert u [ ] in [ Witbalans] en draait u aan het instelwiel < >.
  • Pagina 224 Witbalans Het menselijk oog past zich aan veranderingen in de verlichting aan, zodat witte voorwerpen er onder alle soorten verlichting wit uitzien. Digitale camera's bepalen het wit op basis van de kleurtemperatuur van de verlichting en passen op basis hiervan beeldverwerking toe om de kleurtonen in uw foto's er natuurlijk uit te laten zien.
  • Pagina 225 ] Automatische witbalans Met [ ] (Sfeerprioriteit) kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem van het beeld vergroten wanneer u scènes in kunstlicht opneemt. Als u [ ] (Witprioriteit) selecteert, kunt u de intensiteit van de warme kleurzweem van het beeld verkleinen.
  • Pagina 226 Waarschuwing Aandachtspunten bij instelling op [ ] (witprioriteit) De warme kleurzweem van onderwerpen kan vervagen. Als meerdere lichtbronnen in de scène zijn opgenomen, wordt de warme kleurzweem van het beeld mogelijk niet verminderd. Als u de flitser gebruikt, zal de kleurtoon dezelfde zijn als bij [ ] (Sfeerprioriteit).
  • Pagina 227 ] De kleurtemperatuur instellen U kunt een waarde instellen die de kleurtemperatuur voor de witbalans voorstelt. Selecteer [ : Witbalans]. Stel de kleurtemperatuur in. Selecteer [ Draai aan het instelwiel < > om de kleurtemperatuur te selecteren en druk vervolgens op < >.
  • Pagina 228 Handmatige witbalans Handmatige witbalans opslaan Selecteren en fotograferen met handmatige witbalansen Benaming handmatige witbalans Met handmatige witbalans kunt u de witbalans handmatig instellen voor de specifieke lichtbron van de opnamelocatie. Zorg ervoor dat u deze procedure uitvoert onder de lichtbron op de plaats van opname. Er kunnen vijf handmatige witbalansen op de camera worden opgeslagen.
  • Pagina 229 Selecteer het nummer van de handmatige witbalans die u wilt opslaan. Druk op < >. Draai aan het instelwiel < > om een nummer van 1 t/m 5 te selecteren voor [ *] en druk op < >. De handmatige witbalans wordt opgeslagen onder het geselecteerde nummer.
  • Pagina 230 Fotografeer een effen wit voorwerp. Het geselecteerde getal knippert linksboven in het scherm en op het LCD-paneel. Richt de camera op een effen wit voorwerp zodat het invoergebied met wit is gevuld. Stel handmatig scherp en maak opnamen met de standaardbelichting die voor het witte voorwerp is ingesteld.
  • Pagina 231 Registratie van het scherm Snel instellen Druk op de knop < >. Selecteer het item witbalansinstelling. Selecteer [Custom]. Selecteer een nummer voor een handmatige witbalans om de witbalansgegevens te registreren. Draai aan het instelwiel < > om een nummer van 1 t/m 5 te selecteren en druk vervolgens op de knop <...
  • Pagina 232 Fotografeer een effen wit voorwerp ( De handmatige witbalans wordt op de camera geregistreerd. Voor het maken van opnamen met de vastgelegde handmatige witbalans raadpleegt u Selecteren en fotograferen met handmatige witbalansen. Opmerking Als [Juiste WB kan niet verkregen worden met gesel. beeld] wordt weergegeven in stap 4, gaat u terug naar stap 1 en maakt u nogmaals een opname.
  • Pagina 233 Selecteer [ : Stel handm. WB in]. Selecteer het nummer van de handmatige witbalans die u wilt opslaan. Druk op < >. Draai aan het instelwiel < > om een nummer van 1 t/m 5 te selecteren voor [ *] en druk op < >.
  • Pagina 234 Selecteer een beeld voor registratie als de handmatige witbalans. Draai aan het instelwiel < > om het in stap 1 vastgelegde beeld te selecteren en druk vervolgens op < >. Selecteer [OK]. De gegevens van de handmatige witbalans worden vastgelegd op de camera.
  • Pagina 235 Opmerking Voor het maken van opnamen met de vastgelegde handmatige witbalans selecteer u deze voordat u begint met opnemen.
  • Pagina 236 Selecteren en fotograferen met handmatige witbalansen Instelling van het menu Selecteer het nummer van de handmatige witbalans. (1) Vastgelegd beeld Selecteer in het scherm [Stel handm. WB in] het nummer van de vastgelegde handmatige witbalans. Selecteer [Stel in als WB]. De witbalansinstelling wijzigt naar [ Maak de opname.
  • Pagina 237 Instelling van het scherm Snel instellen Druk op de knop < >. Selecteer het item witbalansinstelling. Selecteer [Custom].
  • Pagina 238 Selecteer het nummer van de handmatige witbalans. Draai aan het instelwiel < > om een nummer van 1 t/m 5 te selecteren en druk vervolgens op de knop < >. Maak de opname.
  • Pagina 239 Benaming handmatige witbalans U kunt een naam (onderschrift) toevoegen aan de vijf vastgelegde handmatige witbalansen (handmatige witbalansnummers 1-5). Selecteer het nummer van de handmatige witbalans. Op het scherm [Stel handm. WB in] selecteert u het nummer van de vastgelegde handmatige witbalans om er een naam aan toe te voegen. Selecteer [WB-naam bewerken].
  • Pagina 240 Voer tekst in. Gebruik het instelwiel < >, < > of < > om een teken te selecteren en druk vervolgens op < > om het in te voeren. Door [ ] te selecteren, kunt u de invoermodus wijzigen. Selecteer [ ] om één teken te verwijderen of druk op de knop <...
  • Pagina 241 Witbalanscorrectie Witbalanscorrectie Automatische witbalansbracketing U kunt de ingestelde witbalans corrigeren. Deze correctie heeft hetzelfde effect als het gebruik van een in de handel verkrijgbaar kleurtemperatuurconversiefilter of kleurcompensatiefilter. Witbalanscorrectie Selecteer [ : WB Shift/Bkt.].
  • Pagina 242 Stel de witbalanscorrectie in. Voorbeeldinstelling: A2, G1 Gebruik < > om het symbool “■” op het scherm naar de gewenste positie te verplaatsen. B staat voor blauw, A voor amber, M voor magenta en G voor groen. De witbalans wordt gecorrigeerd in de richting waarin u de markering verplaatst.
  • Pagina 243 Automatische witbalansbracketing Met witbalansbracketing kunt u drie beelden tegelijk vastleggen met verschillende kleurtonen. Instelling van de witbalansbracketingwaarde Als u in stap 2 van Witbalanscorrectie aan het instelwiel < > draait, verandert de markering “■” op het scherm in “■ ■ ■” (3 punten). Als u het hoofdinstelwiel naar rechts draait, wordt B/A-bracketing ingesteld en als u het wiel naar links draait, is de instelling magenta/groen (M/G).
  • Pagina 244 Opmerking Bracketing wordt toegepast op de beelden in de volgende volgorde: 1. standaardwitbalans, 2. meer blauw (B) en 3. meer amber (A), of 1. standaardwitbalans, 2. meer magenta (M) en 3. meer groen (G). U kunt ook de witbalanscorrectie en AEB samen met witbalansbracketing instellen. Als u kiest voor AEB in combinatie met witbalansbracketing, worden er van elk beeld negen versies opgeslagen.
  • Pagina 245 Kleurruimte Adobe RGB Het bereik van reproduceerbare kleuren wordt “kleurruimte” genoemd. Voor normale opnamen wordt sRGB aanbevolen. Selecteer [ : Kleurruimte]. Stel een optie voor de kleurruimte in. Selecteer [sRGB] of [Adobe RGB] en druk vervolgens op < >. Adobe RGB Deze kleurruimte wordt voornamelijk gebruikt voor commercieel drukwerk en andere professionele toepassingen.
  • Pagina 246 Beeldstijlselectie Kenmerken van beeldstijlen Symbolen Door een vooraf ingestelde beeldstijl te selecteren, kunt u opnamekenmerken verkrijgen die bij uw fotografische expressie of bij het onderwerp passen. Selecteer [ : Beeldstijl]. Selecteer een beeldstijl.
  • Pagina 247 Kenmerken van beeldstijlen Automatisch De kleurtoon wordt automatisch aangepast aan de omstandigheden. In natuur- en buitenopnamen en opnamen van zonsondergangen zien de kleuren er levendig uit, zoals voor blauwe luchten, bomen en struiken, en zonsondergangen. Opmerking Gebruik een andere beeldstijl als de gewenste kleurtoon niet wordt verkregen met [Automatisch].
  • Pagina 248 Gebruiker 1-3 U kunt een nieuwe stijl toevoegen die is gebaseerd op instellingen die vooraf zijn ingesteld, zoals [Portret] of [Landschap] of een beeldstijlbestand, en deze vervolgens naar wens aanpassen ( ). Als een door de gebruiker gedefinieerde beeldstijl nog niet is opgeslagen, worden opnamen gemaakt met dezelfde instellingen voor kenmerken als met de standaardinstellingen van [Standaard].
  • Pagina 249 Symbolen Pictogrammen op het selectiescherm voor beeldstijl zijn aanduidingen van [Sterkte], [Details] en [Drempel] voor [Scherpte] en [Contrast], alsook voor andere parameters. De nummers geven de waarden weer voor deze instellingen voor de betreffende beeldstijl. Scherpte Sterkte Details Drempel Contrast Verzadiging Kleurtoon Filtereffect (Monochroom)
  • Pagina 250 Aanpassen van beeldstijlen Instellingen en effecten Monochroom aanpassen U kunt elke beeldstijl aanpassen door de standaardinstellingen te wijzigen. Voor meer informatie over aanpassing van [Monochroom] raadpleegt u Monochroom aanpassen. Selecteer [ : Beeldstijl]. Selecteer een beeldstijl. Selecteer de beeldstijl die u wilt aanpassen en druk vervolgens op de knop <...
  • Pagina 251 Selecteer een optie. Selecteer een optie en druk vervolgens op < >. Voor meer informaties over instellingen en effecten, raadpleegt u Instellingen en effecten. Stel het effectniveau in. Pas het effectniveau aan en druk vervolgens op < >. Druk op de knop < >...
  • Pagina 252 Opmerking Voor video-opname kunnen [Details] en [Drempel] voor [Scherpte] niet worden ingesteld (niet weergegeven). Door bij stap 3 [Stand.inst.] te selecteren, kunt u de standaardparameterinstellingen van de respectieve beeldstijl herstellen. Als u opnamen wilt maken met de aangepaste beeldstijl, selecteert u eerst de aangepaste beeldstijl en maakt u vervolgens de opnamen.
  • Pagina 253 Monochroom aanpassen Filtereffect Zelfs met hetzelfde monochroom beeld kunt u witte wolken, groene bomen en andere elementen beter naar voren laten komen door een filtereffect toe te passen. Filter Voorbeeldeffecten N:Geen Normaal zwart-witbeeld zonder filtereffecten. Ye:Geel Blauwe lucht ziet er natuurlijker uit en witte wolken lijken scherper. De blauwe lucht ziet er iets donkerder uit.
  • Pagina 254 Beeldstijlen registreren U kunt een basis beeldstijl selecteren, zoals [Portret] of [Landschap], de parameters daarvan naar wens aanpassen en de stijl vervolgens vastleggen onder [Gebruiker 1] - [Gebruiker 3]. Dat is handig wanneer u meerdere beeldstijlen maakt met verschillende instellingen. Beeldstijlen die u in de camera hebt vastgelegd via EOS Utility (EOS-software, ) kunnen hier ook worden aangepast.
  • Pagina 255 Druk op < >. Met [Beeldstijl] geselecteerd, drukt u op < >. Selecteer een basis beeldstijl. Selecteer de basis beeldstijl en druk vervolgens op < >. Selecteer op deze manier ook stijlen bij het aanpassen van stijlen die op de camera zijn vastgelegd met EOS Utility (EOS-software). Selecteer een optie.
  • Pagina 256 Stel het effectniveau in. Pas het effectniveau aan en druk vervolgens op < >. Aanpassen van beeldstijlen voor meer informatie. Druk op de knop < > om de aangepaste instelling op te slaan en terug te keren naar het selectiescherm voor Beeldstijl. De basis beeldstijl wordt rechts van [Gebruiker *] weergegeven.
  • Pagina 257 Micro-contrast U kunt het micro-contrast van het beeld aanpassen, die wordt bepaald door het contrast van de beeldranden. Stel deze optie in naar de negatieve kant om de beelden zachter te laten lijken of naar de positieve kant voor een scherpere weergave. Selecteer [ : Micro-contrast].
  • Pagina 258 Lensafwijkingscorrectie Correctie helderheid van randen Vervormingscorrectie Digitale lensoptimalisatie Correctie chromatische aberratie Diffractiecorrectie Lichtverval, beeldvervorming en andere problemen kunnen worden veroorzaakt door optische kenmerken van de lens. De camera kan deze verschijnselen corrigeren door gebruik te maken van [Lensafwijkingscorrectie]. Selecteer [ : Lensafwijkingscorrectie].
  • Pagina 259 Selecteer een instelling. Bevestig dat de naam van de bevestigde lens en [Correctiegegevens beschikbaar] worden weergegeven. Als [Correctiegeg. niet beschikbaar] of [ ] wordt weergegeven, raadpleegt u Digitale lensoptimalisatie. Correctie helderheid van randen Vignettering (donkere hoeken van afbeeldingen) kan worden gecorrigeerd. Waarschuwing Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan er mogelijk ruis aan de randen van een beeld ontstaan.
  • Pagina 260 Vervormingscorrectie Vervorming (beeldkromming) kan worden gecorrigeerd. Waarschuwing Voor correctie van vervorming, legt de camera een smaller gebied vast dan het beeldgebied dat bij het opnemen zichtbaar is in de zoeker, waardoor het beeld iets wordt bijgesneden en de vermeende resolutie iets lager wordt. Het toepassen van vervormingscorrectie kan de beeldhoek iets wijzigen.
  • Pagina 261 Digitale lensoptimalisatie Diverse afwijkingen van de optische eigenschappen van een lens kunnen worden gecorrigeerd, samen met diffractie en door low-passfilter veroorzaakt resolutieverlies. Als [Correctiegeg. niet beschikbaar] of [ ] wordt weergegeven door [Digit. lensoptimalisatie], kunt u EOS Utility gebruiken om de correctiegegevens voor de lens aan de camera toe te voegen.
  • Pagina 262 Correctie chromatische aberratie Chromatische aberratie (kleurranden rond onderwerpen) kan worden gecorrigeerd. Opmerking [Corr. chromat. afw.] wordt niet weergegeven wanneer [Digit. lensoptimalisatie] is ingesteld op [Standaard] of [Hoog].
  • Pagina 263 Algemene voorzorgsmaatregelen voor lensafwijkingscorrectie Lensafwijkingscorrectie kan niet worden toegepast op bestaande JPEG-/HEIF- beelden. Wanneer u een niet-Canon-lens gebruikt, wordt aanbevolen om de correcties in te stellen op [Uitschak.], zelfs als [Correctiegegevens beschikbaar] wordt weergegeven. Bij vergroting van de randen van het beeld kan een deel van het beeld worden weergegeven dat niet wordt opgenomen.
  • Pagina 264 Opmerking Algemene opmerkingen voor lensafwijkingscorrectie Het effect van lensafwijkingscorrectie varieert afhankelijk van de gebruikte lens en de opnameomstandigheden. Daarnaast is het effect is soms moeilijk te zien, afhankelijk van de gebruikte lens, de opnameomstandigheden, enz. Als de correctie niet goed te zien is, is het raadzaam het beeld te vergroten en te controleren.
  • Pagina 265 Ruisreductie lange sluitertijd Ruis zoals lichtpunten of strepen die zich voor neigt te doen bij lange belichtingen met een sluitertijd van één seconde of langer, kan worden verminderd. Selecteer [ : Ruisred. lange sluitertijd]. Stel een reductie-optie in. Auto Bij beelden met een belichtingstijd van 1 seconde of langer wordt ruisreductie automatisch uitgevoerd wanneer er ruis wordt gedetecteerd die typerend is voor lange belichting.
  • Pagina 266 Waarschuwing Met [Auto] of [Inschak.] ingesteld kan ruisreductie na opname net zo lang duren als de belichting voor de opname. Beelden zien er mogelijk korreliger uit met de instelling [Inschak.] dan met de instelling [Uitschak.] of [Auto]. [BUSY] wordt weergegeven bij ruisreductie, en het opnamescherm wordt niet weergegeven tot het verwerken is voltooid, waarna u weer kunt opnemen.
  • Pagina 267 Hoge ISO-ruisreductie U kunt de gegenereerde beeldruis verminderen. Deze functie is met name effectief bij het maken van opnamen met hoge ISO-snelheden. Bij opnamen met lage ISO-snelheden kan de ruis in de donkerdere gedeelten van het beeld (de schaduwpartijen) verder worden gereduceerd.
  • Pagina 268 Waarschuwing Waarschuwingen voor ruisreductie bij meerdere opnamen Als de beelden door cameratrilling erg zijn verschoven, is het ruisreductie-effect mogelijk kleiner. Kijk uit voor cameratrilling als u vanuit de hand fotografeert. U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Als u een opname van een bewegend onderwerp maakt, kunnen door de beweging van het onderwerp nabeelden ontstaan.
  • Pagina 269 Verwerving stofwisdata Voorbereiding Stofwisdata toevoegen Stofwisdata die worden gebruikt om stofplekken te verwijderen, kunnen worden toegepast op beelden wanneer bij sensorreiniging stof op de sensor achterblijft. Digital Photo Professional (EOS-software) gebruikt de stofwisdata om stofplekken automatisch te verwijderen. Voorbereiding Gebruik een RF- of EF-lens. Zorg voor een effen wit voorwerp, zoals een vel papier.
  • Pagina 270 Selecteer [OK]. Nadat de automatische zelfreiniging van de sensor is uitgevoerd, wordt een bericht weergegeven. Tijdens de reiniging hoort u een mechanisch geluid van de sluiter, maar er wordt geen foto gemaakt.
  • Pagina 271 Fotografeer een effen wit voorwerp. Maak opnamen met een effen wit voorwerp (zoals een nieuw vel papier) dat het hele scherm vult, op een afstand van 20 - 30 cm. Aangezien het beeld niet wordt opgeslagen, kunnen de gegevens nog altijd worden opgehaald, ook al is er geen kaart in de camera geplaatst.
  • Pagina 272 Stofwisdata toevoegen De camera zal de verkregen stofwisdata vanaf nu op alle opnamen toepassen. Het wordt aanbevolen om stofwisdata te verkrijgen voordat u opnamen maakt. Raadpleeg de Digital Photo Professional Instructiehandleiding voor informatie over het gebruik van dit programma (EOS-software) voor het verwijderen van stofplekken. De bestandsgrootte wordt doorgaans niet beïnvloed door stofwisdata die worden toegepast op beelden.
  • Pagina 273 Meervoudige belichting Meervoudige belichting samenvoegen met een JPEG-beeld dat al op de kaart is opgeslagen Meervoudige belichting controleren en verwijderen tijdens het fotograferen Bij meervoudige belichting (2 tot 9) kunt u zien hoe de beelden tot één opname worden samengevoegd. Selecteer [ : Meerdere opnames].
  • Pagina 274 Stel [Meerdere opnamen] in. Selecteer een optie en druk vervolgens op < >. Selecteer [Uitschak.] om te stoppen met opnamen met meervoudige belichting. Aan:Fnc/bed Handig bij meervoudige belichting terwijl u de resultaten controleert. Bij continue opnamen is de continue opnamesnelheid aanzienlijk hoger. Aan:ContOpn Gebruikt voor continue meervoudige belichting van bewegende onderwerpen.
  • Pagina 275 Stel [Meerdere opn] in. Selecteer een samenvoegoptie en druk op < >. Additief De belichting van één beeld wordt cumulatief toegevoegd. Stel op basis van [Aantal opnames] een negatieve belichtingscorrectie vast. Volg deze basisrichtlijnen voor het instellen van de belichtingscorrectiewaarde. Richtlijnen voor het instellen van de belichtingscorrectie op basis van het aantal opnamen Twee belichtingen: -1 stop, drie belichtingen: -1,5 stops, vier...
  • Pagina 276 Stel [Aantal opnames] in. Stel het aantal opnamen in en druk vervolgens op < >. Specificeer welke beelden moeten worden opgeslagen. Als u alle enkelvoudige belichtingen en het beeld met meervoudige belichting wilt opslaan, selecteert u [Alle beelden]. Druk vervolgens op <...
  • Pagina 277 Stel [Doorg. meerd.opn.] in. Selecteer een optie en druk vervolgens op < >. Met [1 opname] wordt het maken van opnamen met meervoudige belichting automatisch geannuleerd nadat de opname is gemaakt. Met [Continu] blijft u opnamen met meervoudige belichting maken tot de instelling in stap 2 wordt ingesteld op [Uitschak.].
  • Pagina 278 Maak de volgende opname. Beelden die tot dan toe zijn vastgelegd, worden samengevoegd weergegeven. Als u alleen de beeld weergave wilt weergeven, drukt u herhaaldelijk op de knop < >. Het maken van opnamen met meervoudige belichting stopt wanneer het ingestelde aantal opnamen is gemaakt. Opmerking Met [Aan:Fnc/bed] kunt u op de knop <...
  • Pagina 279 Selecteer [Select. bld voor meerdere opn.]. Selecteer het eerste beeld. Draai aan het instelwiel < > om het eerste beeld te selecteren en druk vervolgens op < >. Selecteer [OK]. Het bestandsnummer van het geselecteerde beeld wordt onder in het scherm weergegeven.
  • Pagina 280 Maak de opname. Wanneer u het eerste beeld selecteert, wordt het aantal resterende belichtingen zoals ingesteld bij [Aantal opnames] met 1 verlaagd. Beelden die u kunt selecteren U kunt een JPEG-beeld selecteren dat onder dezelfde beeldhoek is gemaakt als de eerste geselecteerde JPEG.
  • Pagina 281 Meervoudige belichting controleren en verwijderen tijdens het fotograferen Voor weergave van de opname met meervoudige belichting tot nu toe, controleert u de belichting en kijkt u hoe de beelden worden samengevoegd. U kunt op de knop < > drukken voordat u uw opgegeven aantal belichtingen afrondt (wanneer [Aan:Fnc/bed] is ingesteld, maar niet met [Aan:ContOpn]).
  • Pagina 282 Veelgestelde vragen Zijn er beperkingen ten aanzien van de beeldkwaliteit? Meerdere belichtingen worden vastgelegd als JPEG-beelden [ ]. Zelfs wanneer : Beeldtype/f.] op alleen RAW is ingesteld, worden deze beelden vastgelegd als JPEG-beelden [ Kan ik beelden samenvoegen die al op de kaart staan? Wanneer [Select.
  • Pagina 283 Scherpstelbracketing Met scherpstelbracketing kunt u continue opnamen maken waarbij de brandpuntafstand automatisch wijzigt na elke opname. Met deze beelden kunt u één scherpe opname maken van een opname met een diepe scherptediepte. U kunt ook een compositie maken met behulp van een applicatie die dieptecompositie ondersteunt, zoals Digital Photo Professional (EOS-software).
  • Pagina 284 Stel [Aantal opnamen] in. Geef het aantal beelden op dat per opname wordt vastgelegd. Instelbaar binnen het bereik [2]–[999]. Stel [Scherpstelstap] in. Geef op hoeveel de scherpstelling verplaatst moet worden. Deze hoeveelheid wordt automatisch aangepast volgens de diafragmawaarde op het moment van de opnamen. Grotere diafragmawaarden vergroten de scherpstelverschuiving en zorgen ervoor dat scherpstelbracketing een groter bereik dekt onder dezelfde scherpstelstap en hetzelfde aantal opnamen.
  • Pagina 285 Stel [Belicht.egalisatie] in. U kunt wijzigingen in de helderheid van het beeld tijdens scherpstelbracketing compenseren door [Inschak.] te selecteren, zodat de camera aanpassingen maakt voor verschillen tussen de weergegeven en de werkelijke diafragmawaarde (werkelijk f-getal) dat varieert op elke scherpstelpositie. Selecteer [Uitschak.] als u liever niet wilt compenseren voor veranderingen in de helderheid van beelden tijdens scherpstelbracketing.
  • Pagina 286 Overweeg een langer interval in te stellen bij gebruik van meerdere compatibele Speedlites bij draadloze flitsfotografie. Bij niet-Canon-flitsers stelt u een passende intervaltijd in voor de oplaadtijd en duur van de flitser. Raadpleeg ook Niet-Canon-...
  • Pagina 287 Maak de opname. Als u uw opnamen in een nieuwe map wilt opslaan, tikt u op [ ] en selecteert u [OK]. Stel scherp op het dichtstbijzijnde uiteinde van het scherpstelbereik van uw voorkeur en druk de ontspanknop helemaal in. Zodra het maken van de opnamen begint, laat u de ontspanknop los.
  • Pagina 288 Opnamen met een grotere beeldhoek worden aanbevolen. Na de dieptecompositie kunt u het beeld indien nodig bijsnijden. Ga voor meer informatie over compatibele lenzen en flitsers voor deze functie naar de Canon-website ( Geschikte instellingen van [Scherpstelstap] kunnen verschillen afhankelijk van het onderwerp. Een ongeschikte instelling voor [Scherpstelstap] kan ongelijkmatigheden in samengestelde beelden veroorzaken of het maken van opnamen kan langer duren omdat er meer opnamen worden gemaakt.
  • Pagina 289 Opmerking Het gebruik een statief, afstandsbediening (apart verkrijgbaar, ) of een draadloze afstandsbediening (apart verkrijgbaar, ) wordt aanbevolen. Voor de beste resultaten stelt u de diafragmawaarde in op een bereik van f/5.6–11 voordat u opnames maakt. Details zoals de sluitertijd, de diafragmawaarde en de ISO-snelheid worden bepaald door voorwaarden voor de eerste opname.
  • Pagina 290 Instellingen beeldkwaliteit dieptecompositie en beelden opgeslagen Met [ -opn.opties] in [ : Opn.functie+kaart/map sel.] ingesteld op een andere optie dan [Apart opslaan] Compositiebeeld Bronbeelden* JPEG/HEIF* Alleen Alleen JPEG/HEIF* JPEG/HEIF JPEG/HEIF Beeldkwaliteit ) + JPEG/ ) + JPEG/ JPEG/HEIF HEIF* HEIF Met [ -opn.opties] in [ : Opn.functie+kaart/map sel.] ingesteld op [Apart opslaan] Bronbeelden* Compositiebeeld...
  • Pagina 291 Panassistent Door te pannen met compatibele lenzen kan beweging van de camera en vervaging van onderwerpen worden gecorrigeerd. Geldt voor de modus [ ] of [ Selecteer [ : Panassistentie]. Selecteer [Aan].
  • Pagina 292 Waarschuwing Ga naar de website van Canon voor meer informatie over lenzen die compatibel zijn met deze functie ( De camera neemt op in de [Elektronisch] sluitermodus. De maximale snelheid bij continue opname is ongeveer 7,5 opnamen/seconde. Wanneer deze functie is ingeschakeld, verschijnt er een pictogram ( linksboven in het opnamescherm.
  • Pagina 293 Intervaltimer-opname Met de intervaltimer kunt u het opname-interval en het aantal opnamen instellen zodat de camera herhaaldelijk afzonderlijke opnamen maakt volgens uw interval totdat het door u opgegeven aantal opnamen is gemaakt. Selecteer [ : Intervaltimer]. Selecteer [Inschak.]. Selecteer [Inschak.] en druk vervolgens op de knop < >.
  • Pagina 294 Stel het opname-interval en het aantal opnamen in. Selecteer een optie om in te stellen (uren : minuten : seconden / aantal opnamen). Druk op < > om [ ] weer te geven. Stel het gewenste nummer in en druk vervolgens op < >.
  • Pagina 295 Maak de opname. De eerste opname wordt gemaakt en het maken van opnamen gaat door volgens de instellingen voor de intervaltimer. Tijdens intervaltimer-opnamen knippert [ Nadat het ingestelde aantal opnamen is gemaakt, worden de intervaltimer-opnamen stopgezet en automatisch geannuleerd. Opmerking U wordt aangeraden een statief te gebruiken.
  • Pagina 296 Waarschuwing Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Als de scherpstelmodusknop van de lens is ingesteld op < >, maakt de camera geen opnamen wanneer de automatische scherpstelling niet mogelijk is.
  • Pagina 297 Stille sluiterfunctie Schakelt sluitergeluiden, bedieningsgeluiden en flitsen en verlichting van de flitser en andere lichtbronnen uit. De volgende instellingen worden gebruikt en kunnen niet worden gewijzigd. Sluitermodus: [Elektronisch] Geluid van sluiterknop, scherpstelpieptoon: alleen hoofdtelefoonuitvoer Touchgeluiden, zelfontspannergeluiden: stil Sluiter bij afsluiten: open Ruisreductie lange sluitertijd: [Uitschak.] Flitsen: [Uitschak.] AF-hulplicht: [Uitschak.]...
  • Pagina 298 Sluitermodus U kunt de methode voor ontspanning van de ontspanknop kiezen. Selecteer [ : Sluitermodus]. Selecteer een optie. Mechanisch Bij het fotograferen wordt de mechanische sluiter geactiveerd. Elektr. 1e grd. Bij het fotograferen wordt alleen de tweede gordijnsluiter geactiveerd. Elektronisch Maakt zachter geluid en minder vibratie mogelijk van sluiterbediening vergeleken met een mechanische sluiter of elektronisch eerste gordijn.
  • Pagina 299 : Stille-sluiterfunctie] instelt op [Aan], wordt de sluitermodus ingesteld op [Elektronisch]. Inzoomen tijdens het continue opname kan veranderingen in de belichting veroorzaken, zelfs bij hetzelfde f/-nummer. Raadpleeg de website van Canon voor meer informatie ( Aandachtspunten bij instelling op [Elektronisch] De continue opnamesnelheid kan langzamer worden, afhankelijk van de opnameomstandigheden.
  • Pagina 300 Ontspan sluiter zonder kaart U kunt de camera instellen om geen opnamen te maken, tenzij de camera een kaart bevat. De standaardinstelling is [Inschak.]. Selecteer [ : Ontspan sluiter zonder kaart]. Selecteer [Uitschak.].
  • Pagina 301 Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) (IS-modus) Brandpuntsafstand Dit menu wordt weergegeven voor de configuratie van de instellingen van de IS-modus van de camera wanneer u een niet-IS-lens gebruikt. Het menu wordt niet weergegeven als u lenzen uitgerust met IS gebruikt. In dat geval combineert het instellen van de schakelaar voor Image Stabilizer (beeldstabilisatie) van de lens op <...
  • Pagina 302 Selecteer [IS voor foto-opn.]. [Altijd]: Biedt voortdurende beeldstabilisatie. [Alleen voor opn]: Beeldstabilisatie is alleen actief op het moment van opname. Waarschuwing : IS (Image Stabilizer/Beeldstabilisatie)-modus] wordt niet weergegeven wanneer een van IS voorziene lens is bevestigd. In sommige gevallen biedt dit mogelijk niet voldoende stabilisatie voor bepaalde lenzen.
  • Pagina 303 Selecteer [Brandpuntsafstand]. Stel de brandpuntsafstand in. Draai aan het instelwiel < > om het cijfer van de brandpuntsafstand te selecteren. Druk op < > om [ ] weer te geven. Stel het gewenste nummer in en druk vervolgens op < >.
  • Pagina 304 Opmerking Brandpuntsafstand kan worden ingesteld in een bereik van 1-1000 mm (in tussenstappen van 1 mm).
  • Pagina 305 Snel instellen aanpassen Het resetten van het scherm Aangepast Snel instellen of Wis alle items De items en lay-out van Snel instellen zijn aanpasbaar. Selecteer [ : Pas snel instellen aan]. Selecteer [Indeling bewerken].
  • Pagina 306 Selecteer de te verwijderen items. Draai aan het instelwiel < > of gebruik < > om te verwijderen item te kiezen en druk vervolgens op < >. Items op het scherm Snel instellen zijn met een vinkje gelabeld. Items zonder vinkje worden verwijderd. Selecteer de toe te voegen items.
  • Pagina 307 Wijzig de lay-out. Gebruik het instelwiel < > om het te verplaatsen item te selecteren en druk vervolgens op < >. Gebruik het instelwiel < > om het item te verplaatsen druk vervolgens op < >. Druk op de knop < >...
  • Pagina 308 Controleer het scherm. Druk op de knop < > om het scherm te controleren met uw instellingen toegepast. Het resetten van het scherm Aangepast Snel instellen of Wis alle items Selecteer [Reset instellingen] om de standaard items en lay-out van het scherm Snel instellen te herstellen.
  • Pagina 309 Opnamen maken met de Touch Shutter Door op het scherm te tikken, kunt u scherpstellen en automatisch een opname maken. Schakel de Touch Shutter in. Tik op [ ] linksonder op het scherm. Elke keer dat u op het pictogram tikt, schakelt u tussen [ ] en [ ] (Touch Shutter: Inschakelen) De camera zal scherpstellen op het gebied waarop u tikt en de opname...
  • Pagina 310 Tik op het scherm om een opname te maken. Tik op het gezicht of het onderwerp op het scherm. De camera stelt scherp (AF aanraken) met uw opgegeven AF-gebied op het punt waarop u tikt. Als [ ] is ingesteld, wordt het AF-punt groen wanneer de scherpstelling is bereikt en wordt de opname automatisch gemaakt.
  • Pagina 311 Kijktijd voor beelden Duur terugkijken Zoekerweergave Duur terugkijken Om het beeld onmiddellijk na opname op het scherm te laten blijven, stelt u in op [Vastzetten] en als u het beeld niet wilt weergeven, stelt u in op [Uit]. Selecteer [ : Beeld terugkijken].
  • Pagina 312 Opmerking Wanneer [Vastzetten] is ingesteld, worden beelden weergegeven gedurende de tijd die is ingesteld in de optie [Scherm uit] van [ : Spaarstand].
  • Pagina 313 Zoekerweergave Stel dit in op [Inschak.] zodat uw opnamen in de zoeker worden weergegeven direct nadat u de opname hebt gemaakt. Selecteer [ : Beeld terugkijken]. Selecteer [Zoekerweergave]. Selecteer een optie. Opmerking Instellingen van [Zoekerweergave] worden van kracht wanneer [Beeld terugkijken] is ingesteld op een andere optie dan [Uit].
  • Pagina 314 Hogesnelheidsweergave Hogesnelheidsweergave die wisselt tussen elke opname en het live-beeld is beschikbaar bij opnemen in [ ] (continue opnamen met hoge snelheid) de transportmodus en in een andere sluitermodus dan elektronische sluiter. Selecteer [ :  Hogesnelheidsweergave]. Selecteer een optie. Selecteer [Inschak.] voor de weergave die wisselt tussen elke opname en het live-beeld.
  • Pagina 315 Waarschuwing Beelden kunnen golven of flikkeren tijdens hogesnelheidsweergave. Dat treedt vaker op bij hoge sluitertijden. Maar dit heeft geen invloed op de opnameresultaten. Hogesnelheidsweergave wordt niet uitgevoerd voor sluitertijden die langer zijn dan 1/30 sec., diafragmawaarden die groter zijn dan f/11, omstandigheden waarbij automatische scherpstelling moeilijk is, flitsen of ISO vergroten.
  • Pagina 316 Meettimer U kunt instellen hoe lang de meettimer actief is (wat de duur van de belichtingswaardeweergave/AE-vergrendeling bepaalt) nadat hij is geactiveerd door een actie zoals het half indrukken van de ontspanknop. Selecteer [ : Meettimer]. Stel een tijdoptie in.
  • Pagina 317 Weergavesimulatie Met weergavesimulatie komt de helderheid van het beeld en de scherptediepte beter overeen met de werkelijke helderheid (belichting) van uw opnamen. Selecteer [ : Weergavesimulatie]. Selecteer een optie. Belichting+DOF ( De helderheid van het beeld en de scherptediepte komen sterk overeen met de werkelijke helderheid (belichting) van uw opnamen.
  • Pagina 318 ] wordt gedimd als simulatie van belichting of scherptediepte stopt, of als beide simulaties stoppen. Zoomen met bepaalde lenzen kan de belichting wijzigen. Raadpleeg de website van Canon voor meer informatie ( Het controleren van de scherptediepte wordt geannuleerd als u de ontspanknop half indrukt.
  • Pagina 319 Simulatie van de optische zoeker Natuurlijke zoeker- en schermweergave die lijkt op het beeld van een optische zoeker is beschikbaar voor foto's maken. Beelden die worden weergegeven met deze functie ingesteld op [Aan] kunnen verschillen van de werkelijke opnameresultaten. Selecteer [ : OVF sim.
  • Pagina 320 Waarschuwing Als u deze functie instelt op [Aan], wordt [ : Weergavesimulatie] ingesteld op [Uitschak.]. Simulatie van optische zoeker wordt voor weergave gebruikt als deze functie in HDR-opnamen is ingesteld op [Aan]. Simulatie van de optische zoeker wordt niet gebruikt tijdens weergave op externe monitors, met inbegrip van weergave op een externe monitor en het camerascherm.
  • Pagina 321 Weergave met opname-informatie Informatie op het scherm aanpassen Informatie in de zoeker aanpassen Verticale zoekerweergave Raster Histogram Lensinfoweergave Indicator van verticaal belichtingsniveau Flikkerdetectieweergave Instellingen wissen U kunt de details en schermen met informatie aanpassen die tijdens het opnemen wordt weergegeven op het scherm of in de zoeker. Informatie op het scherm aanpassen Selecteer [ : Opname-infoscherm].
  • Pagina 322 Selecteer [Scherminfo-inst.]. Selecteer schermen. Gebruik het instelwiel < > om informatieschermen te selecteren die u op de camera wilt weergegeven. Voor informatie die u niet wilt weergeven, drukt u op < > om het vinkje [ ] te wissen. Druk op de knop < >...
  • Pagina 323 Bewerk het scherm. Draai aan het instelwiel < > om opties te selecteren die op het scherm met informatie worden weergegeven. Voor items die u niet wilt weergeven, drukt u op < > om het vinkje [ ] te wissen. Selecteer [OK] om de instelling vast te leggen.
  • Pagina 324 Informatie in de zoeker aanpassen Selecteer [ : Opname-infoscherm]. Selecteer [VF-info/ schakelinstellingen]. Selecteer schermen. Draai het instelwiel < > om informatieschermen te selecteren die u in de zoeker wilt weergegeven. Voor informatie die u niet wilt weergeven, drukt u op < >...
  • Pagina 325 Bewerk het scherm. Draai aan het instelwiel < > om opties te selecteren die u in de zoeker wilt weergeven. Voor items die u niet wilt weergeven, drukt u op < > om het vinkje [ ] te wissen. Selecteer [OK] om de instelling vast te leggen.
  • Pagina 326 Verticale zoekerweergave U kunt selecteren hoe zoekerinformatie wordt weergegeven als u staande foto's maakt. Selecteer [ : Opname-infoscherm]. Selecteer [Vert. weergave VF].
  • Pagina 327 Selecteer een optie. Informatie wordt automatisch gedraaid zodat deze gemakkelijker te lezen is. Informatie wordt niet automatisch gedraaid.
  • Pagina 328 Raster Op het scherm en in de zoeker kan een raster worden weergegeven. Selecteer [ : Opname-infoscherm]. Selecteer [Rasterweergave]. Selecteer een optie.
  • Pagina 329 Histogram U kunt de inhoud en de weergavegrootte van het histogram selecteren. Selecteer [ : Opname-infoscherm]. Selecteer [Histogram]. Selecteer een optie. Selecteer de ([Helderheid] of [RGB]) van de inhoud en de weergavegrootte ([Groot] of [Klein]).
  • Pagina 330 Lensinfoweergave U kunt informatie over de gebruikte lens weergeven. Selecteer [ : Opname-infoscherm]. Selecteer [Wrg. info objectief].
  • Pagina 331 Selecteer een optie. Wrg. scherpst.afst. U kunt bij het gebruik van RF-lenzen de scherpstelafstand weergeven. In de weergave van de scherpstelafstand kunt u de timing en maateenheid selecteren. Wrg. brandpt.afst. U kunt de brandpuntsafstand van de gebruikte lens weergeven. Var. hoeveelheid SA U kunt de hoeveelheid ingestelde correctie weergeven wanneer u lenzen met sferische aberratiecontrole gebruikt.
  • Pagina 332 Indicator van verticaal belichtingsniveau U kunt de indicator van het verticale belichtingsniveau tonen of verhullen die rechts op het scherm wordt weergegeven. Selecteer [ : Opname-infoscherm]. Selecteer [Vert. belicht.niv.]. Selecteer [Aan] wanneer u een gemeterde handmatige flitser met een externe flitseenheid gebruikt. De indicator van het verticale belichtingsniveau wordt weergegeven terwijl de meettimer actief is.
  • Pagina 333 Flikkerdetectieweergave U kunt opgeven of u het pictogram [ ] wilt weergeven in de weergave met opname- informatie. Selecteer [ : Opname-infoscherm]. Selecteer [Wrg. det. flikkeren]. Het pictogram [ ] wordt onder de volgende omstandigheden weergegeven: • Als [ : Antiknipperopname] is ingesteld op [Inschak.]: Het pictogram [ ] licht op als flikkeren wordt gedetecteerd.
  • Pagina 334 Instellingen wissen Selecteer [ : Opname-infoscherm]. Selecteer [Reset]. Selecteer [OK].
  • Pagina 335 Zoekerweergaveformaat U kunt selecteren hoe informatie in de zoeker wordt gepresenteerd. Selecteer [ : Formaat VF-weerg.]. Selecteer een optie.
  • Pagina 336 Weergaveprestaties U kunt de prestatieparameter selecteren die prioriteit moet krijgen op het opnamescherm voor foto's. Selecteer [ : Weerg.prestaties]. Selecteer een optie. Bij instelling op [Vloeiend] Door op de knop < > te drukken door een vinkje toe te voegen, kunt u locaties met weinig licht aan de scenario's toevoegen om lagere weergaveframerates te onderdrukken.
  • Pagina 337 Waarschuwing Opnemen met weinig licht met [Lagere framerate onderdr.] ingesteld voor opnameschermweergave kan de prestaties als volgt beïnvloeden. • Sneller accuverbruik • Minder opnamen beschikbaar • Lagere helderheid van de beeld weergave • Moeite met automatische scherpstelling • Lagere meetprecisie •...
  • Pagina 338 Temperatuur automatisch uitschakelen Ingesteld op [Hoog] zodat de camera minder vaak automatisch wordt uitgeschakeld vanwege hoge kaarttemperaturen. Waarschuwing Kaarten kunnen warm worden wanneer [ : Uitschakelen temp.] is ingesteld op [Hoog]. Wacht tot de kaart is afgekoeld voordat u hem verwijdert.
  • Pagina 339 Selectie meetmethode U kunt een van vier methoden selecteren om de helderheid van het onderwerp te meten. Instellen met de knop < > Druk op de knop < > ( Selecteer de meetmethode. Draai aan het instelwiel < > om een keuze te maken.
  • Pagina 340 Instellen met de knop < > Druk op de knop < > ( Druk tijdens de beeldweergave op de knop < >. Selecteer de meetmethode. Draai aan het instelwiel < > of druk < > omhoog of omlaag om een item te selecteren. Als u de meetmethode wilt selecteren, draait u aan het instelwiel <...
  • Pagina 341 Instelling via het menu Selecteer [ : Meetmethode]. Selecteer de meetmethode. Meervlaks meting Een algemene meetmethode die zelfs geschikt is voor onderwerpen met tegenlicht. De camera past de belichting automatisch aan het onderwerp aan. Deelmeting Dit is nuttig wanneer er veel helderdere lichten rond het onderwerp zijn als gevolg van tegenlicht, enzovoort.
  • Pagina 342 Centrum gew. gemiddeld De meting over het scherm wordt gemiddeld, waarbij het midden van het scherm zwaarder weegt. Opmerking De camera zal de belichting standaard als volgt instellen. Bij [ ] houdt u de ontspanknop half ingedrukt om de belichtingswaarde te vergrendelen (AE-vergrendeling) na scherpstelling van de camera met 1-beeld AF.
  • Pagina 343 Handmatige belichtingscorrectie Belichtingscorrectie wordt gebruikt om de standaardbelichting die door de camera is ingesteld lichter (langere belichting) of donkerder (verminderde belichting) te maken. Belichtingscorrectie is beschikbaar in de modi [ ], [ ], [ ], [ ] en [ M: Handmatige belichting voor details over belichtingscorrectie als de modus [ ] en ISO Auto beide zijn ingesteld, en zie...
  • Pagina 344 Opmerking De belichtingscorrectiewaarde blijft van toepassing, zelfs nadat u de aan- uitschakelaar op < > hebt gezet.
  • Pagina 345 Belichtingsvergrendeling (AE-vergrendeling) Effecten van AE-vergrendeling U kunt de belichting vergrendelen als u de opname afzonderlijk wilt scherpstellen en belichten of wanneer u meerdere opnamen wilt maken met dezelfde belichtingsinstelling. Druk op de knop < > om de belichting te vergrendelen, maak vervolgens een nieuwe compositie en maak de opname.
  • Pagina 346 Bepaal de compositie opnieuw en maak de opname. Als u nog meer foto's wilt maken terwijl u de AE-vergrendeling behoudt, houdt u de knop < > ingedrukt en drukt u op de ontspanknop om nog een foto te maken. Opmerking AE-vergrendeling is niet mogelijk bij bulb-belichting.
  • Pagina 347 Algemene informatie bij het maken van foto's Informatiedisplay Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's Informatiedisplay Informatiedisplay voor informatie over de pictogrammen die voor foto-opnamen worden weergegeven. Opmerking Als het pictogram [ ] in het wit wordt weergegeven, betekent dit dat uw opnamen ongeveer even helder zullen zijn als het weergegeven beeld.
  • Pagina 348 Algemene aandachtspunten bij het maken van foto's Waarschuwing Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Beeldkwaliteit Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis (zoals lichte puntjes en strepen) op de opname zichtbaar zijn.
  • Pagina 349 Beelden en weergave Bij weinig of juist heel fel licht wordt in het getoonde beeld mogelijk niet de helderheid van het vastgelegde beeld weergegeven. Hoewel er bij beelden bij weinig licht (zelfs bij lage ISO-snelheden) ruis zichtbaar kan zijn, zal er minder ruis in uw foto's zijn vanwege verschillen in beeldkwaliteit tussen weergegeven beelden en vastgelegde beelden.
  • Pagina 350 Video-opname • Video-opnameformaat • Hoge framerate • Opname-indeling voor video's • Video bijsnijden • Geluidsopname • HDR-video-opname • Instellingen Canon Log • Time-lapse-videos • Zelfontspanner video • Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) (IS-modus) • Ontspanknopfunctie voor video's • Zebra-instellingen • Tijdcode •...
  • Pagina 351 • Algemene aandachtspunten bij video-opname...
  • Pagina 352 Tabbladmenu's: Video-opname Opname 1 Movie-opn.form. Hoge framerate Opn.form. movie Movie bijsnijden Geluidsopname Opname 2 Bel.comp. ISO-snelheidsinst. HDR-opname HDR-Movie opname Auto Lighting Optimizer/Auto optimalisatie helderheid Lichte tonen prioriteit...
  • Pagina 353 Opname 3 HF-antiknipperopname Av stp v. 1/8-stop Auto. langzame sluiter Opname 4 Witbalans Stel handm. WB in WB-correctie (4) Beeldstijl Beeldstijlselectie Aanpassen van beeldstijlen Beeldstijlen registreren Instellingen Canon Log Micro-contrast...
  • Pagina 354 Opname 5 Lensafwijkingscorrectie Hoge ISO-ruisreductie Opname 6 Zelfontsp. movie Afst.bediening...
  • Pagina 355 Opname 7 IS (Image Stabilizer/Beeldstabilisatie)-modus Pas snel instellen aan Functie sluiterknop v. movies Meettimer Zebrainstellingen Opname-infoscherm Formaat VF-weerg. Opname 8 Uitschakelen temp. Standby: lage res HDMI-weergave Tijdcode...
  • Pagina 356 Video-opname Opname met automatische belichting AE met sluitertijdvoorkeuze AE met diafragmavoorkeuze ISO-snelheid in de modus [ ] / [ ] / [ Opname met handmatige belichting ISO-snelheid in de modus [ Sluitertijd Foto's maken Informatieweergave (video-opname)
  • Pagina 357 Opname met automatische belichting Belichting wordt automatisch aangepast aan de helderheid. Stel de opnamemodus in op [ Druk op de knop < > en draai aan het instelwiel < > om ] te selecteren. Stel scherp op het onderwerp. Voordat u een video opneemt, stelt u met AF scherp ( ) of maakt u gebruik van handmatige scherpstelling ( Standaard is [...
  • Pagina 358 Neem de video op. Druk op de video-opnameknop om een video-opname te starten. U kunt ook beginnen met een video-opname door op [ ] op het scherm te tikken. Tijdens de video-opname wordt het pictogram [ REC] (1) in de rechterbovenhoek van het scherm weergegeven.
  • Pagina 359 AE met sluitertijdvoorkeuze Met de opnamemodus [ ] kunt u de gewenste sluitertijd voor video's instellen. De ISO- snelheid en diafragmawaarden worden automatisch ingesteld voor de juiste helderheid en om standaardbelichting te verkrijgen. Stel de opnamemodus in op [ Druk op de knop < >...
  • Pagina 360 Stel scherp en start de video-opname. Hetzelfde als stappen 2 en 3 voor Opname met automatische belichting. Waarschuwing Vermijd het aanpassen van de sluitertijd tijdens video-opname, waarbij veranderingen in de belichting worden opgenomen. Bij het opnemen van een video of een bewegend onderwerp wordt een sluitertijd van circa 1/25 seconde tot 1/125 seconde aanbevolen.
  • Pagina 361 AE met diafragmavoorkeuze Met de opnamemodus [ ] kunt u de gewenste diafragmawaarde voor video's instellen. ISO-snelheid en de sluitertijd worden automatisch ingesteld voor de juiste helderheid voor de lichtomstandigheden. Stel de opnamemodus in op [ Druk op de knop < >...
  • Pagina 362 Stel scherp en start de video-opname. Hetzelfde als stappen 2 en 3 voor Opname met automatische belichting. Waarschuwing Vermijd het aanpassen van de diafragmawaarde tijdens video-opname, waarbij veranderingen in de belichting veroorzaakt door aanpassing van het diafragma worden opgenomen. Opmerking Opmerkingen voor de modi [ ], [ ] en [...
  • Pagina 363 ISO-snelheid in de modus [ ] / [ ] / [ De ISO-snelheid is automatisch ingesteld. Zie ISO-snelheid tijdens video-opname.
  • Pagina 364 Opname met handmatige belichting U kunt de sluitertijd, de diafragmawaarde en de ISO-snelheid voor video-opname handmatig instellen. Stel de opnamemodus in op [ Druk op de knop < > en draai aan het instelwiel < > om ] te selecteren.
  • Pagina 365 Stel de sluitertijd, diafragmawaarde en ISO-snelheid in. Druk de ontspanknop half in en controleer de indicator voor het belichtingsniveau. Draai het instelwiel < > om de sluitertijd (1) in te stellen, het instelwiel < > om diafragmawaarde (2) in te stellen en aan het instelwiel <...
  • Pagina 366 Stel scherp en start de video-opname. Hetzelfde als stappen 2 en 3 voor Opname met automatische belichting. Waarschuwing De ISO-snelheid kan niet worden uitgebreid naar L (gelijk aan ISO 50) in video- opnamen. Tijdens video-opname moet u wijziging van de sluitertijd, diafragmawaarde of de ISO-snelheid vermijden, omdat dit wijzigingen in de belichting kan vastleggen of meer ruis kan veroorzaken bij hoge ISO-snelheden.
  • Pagina 367 ISO-snelheid in de modus [ U kunt de ISO-snelheid handmatig instellen of [ ] selecteren om deze automatisch in te stellen. Zie ISO-snelheid tijdens video-opname voor informatie over de ISO-snelheid.
  • Pagina 368 Sluitertijd Beschikbare sluitertijden in de modi [ ] en [ ] variëren afhankelijk van de framerate van de door u opgegeven video-opnamekwaliteit. Sluitertijd (sec.) Framerate Normale video-opname Video-opname met hoge framerate HDR-video-opname 1/4000-1/125 – 1/4000-1/100 – ] 1/4000–1/60 ] 1/1000–1/60 1/4000-1/8 –...
  • Pagina 369 Foto's maken Foto's maken wordt niet ondersteund in de video-opnamemodus. Om foto's te maken, stopt u eerst met opnemen en verandert u de instelling [Opnamemodus] naar foto's.
  • Pagina 370 Informatieweergave (video-opname) Informatiedisplay voor informatie over de pictogrammen op het video-opnamescherm.
  • Pagina 371 Video-opnameformaat 4K-video-opname Beeldgebied Kaarten waarop video's kunnen worden opgeslagen Videobestanden die groter zijn dan 4 GB Totale video-opnametijd en bestandsgrootte per minuut U kunt het opnameformaat, de framerate en de compressiemethode instellen in : Movie-opn.form.]. De op het scherm [Movie-opn.form.] weergegeven framerate wisselt automatisch, afhankelijk van de instelling voor [ : Videosysteem] ( Beeldformaat Aspect ratio...
  • Pagina 372 Opmerking Aanbevolen wordt om de kaart te formatteren met de camera voordat u video- opnamen gaat maken om betere prestaties met de kaart te krijgen ( Video's kunnen niet worden opgenomen in HD of met VGA-kwaliteit. 4K-video-opname Voor het opnemen van 4K-video's is een stabiele kaart met een snelle schrijfsnelheid nodig.
  • Pagina 373 Beeldgebied Het beeldgebied van de video varieert afhankelijk van factoren zoals de instellingen voor de video-opnamekwaliteit en bijgesneden opnamen en de gebruikte lens. RF- of EF-lenzen: Met [ : Movie bijsnijden] ingesteld op [Uitschak.] (6K RAW) (6000×3164) / (4096×2160) (3840×2160) (time-lapse) / (1920×1080) / (time-lapse)
  • Pagina 374 Framerate (fps: frames per second) ] 239,8 fps/[ ] 119,9 fps/[ ] 59,94 fps/[ ] 29,97 fps Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van NTSC (Noord-Amerika, Japan, Korea, Mexico, enzovoort). Zie Hoge framerate voor [ ] of [ ] 200,00 fps/[ ] 100,00 fps/[ ] 50,00 fps/[ ] 25,00 fps...
  • Pagina 375 Kaarten waarop video's kunnen worden opgeslagen Voor meer informatie over CFexpress-kaarten die alle niveaus van video-opnamekwaliteit aankunnen, raadpleegt u de Canon-website ( Minimale kaartvereisten voor meer informatie over SD-kaarten. Test kaarten door een paar video's op te nemen om ervoor te zorgen dat u correct...
  • Pagina 376 Videobestanden die groter zijn dan 4 GB Afzonderlijke videobestanden die groter zijn dan 4 GB, kunnen niet worden opgeslagen op SD-kaarten. Bij SDHC-kaarten wordt, zodra de grootte van het videobestand de 4 GB bereikt, automatisch een nieuw videobestand gemaakt. Wanneer u de video afspeelt, moet u elk videobestand afzonderlijk afspelen.
  • Pagina 377 Totale video-opnametijd en bestandsgrootte per minuut Video-opname voor meer informatie.
  • Pagina 378 Hoge framerate U kunt video's opnemen met hoge framerates van 239,8/200,0 fps of 119,9/100,0 fps. Dit is ideaal voor video-opnamen die vertraagd worden afgespeeld. De maximale opnametijd per video is 89 minuten en 29 seconden. is beschikbaar met het opnameformaat ingesteld op De compressiemethode is Geluid wordt niet opgenomen in video's met hoge framerate.
  • Pagina 379 Waarschuwing Aandachtspunten bij instelling op [Hoge framerate: Inschak.] Opname van 239,8/200,0 fps is niet beschikbaar met SD/SDHC-kaarten. Tijdcodes worden niet opgenomen wanneer [Count up] is ingesteld op [Altijd] in : Tijdcode] ( Controleer de instelling [ : Movie-opn.form.] als u deze instelling terugzet op [Uitschak.].
  • Pagina 380 Opname-indeling voor video's U kunt het formaat van de opgenomen videobestanden opgeven. Voor opnamen van RAW +MP4 selecteert u [ ] in de instelling [ -opn.opties] van [ : Opn.functie +kaart/map sel.]. Selecteer [ : Opn.form. movie]. Selecteer een optie.
  • Pagina 381 RAW-video's die op deze camera zijn opgenomen, kunnen mogelijk niet worden weergegeven met commerciële software. Neem contact op met de fabrikant van de software voor meer informatie over compatibiliteit. Voor prioritering van verloop in highlights stelt u [Canon Log] in [ : Instellingen Canon Log] in op [Aan ( )].
  • Pagina 382 Video bijsnijden Met RF- of EF-lenzen kunnen video's worden bijgesneden rond het midden van het beeld alsof u een telelens gebruikt. Video-opname met EF-S-lenzen heeft hetzelfde effect als deze videobijsnijdfunctie. Selecteer [ : Movie bijsnijden]. Selecteer [Inschak.]. Waarschuwing Het midden van het scherm wordt verder bijgesneden waardoor het opnamegebied kleiner wordt als [ Digitale IS] in [ : IS (Image Stabilizer/Beeldstabilisatie)-...
  • Pagina 383 Geluidsopname Geluidsopname/Geluidsopnameniveau Windfilter Demper U kunt video's opnemen terwijl u geluid opneemt met de ingebouwde microfoon of een externe microfoon. U kunt het geluidsopnameniveau naar wens instellen. Gebruik [ : Geluidsopname] om geluidsopnamefuncties in te stellen. Waarschuwing Geluiden van Wi-Fi-handelingen kunnen worden opgenomen met de ingebouwde of externe microfoon.
  • Pagina 384 Opmerking Audio wordt tevens uitgevoerd wanneer de camera is aangesloten op een televisie via HDMI, behalve wanneer [Geluidsopname] is ingesteld op [Uitschak.]. In geval van feedback van audio-uitvoer van de televisie, verplaatst u de camera verder van de televisie of vermindert u het volume. De volumebalans tussen L/R (links/rechts) kan niet worden aangepast.
  • Pagina 385 Windfilter Stel deze optie in op [Inschak.] om het geluid van de wind automatisch te beperken als het buiten winderig is. Alleen geactiveerd als de ingebouwde microfoon van de camera wordt gebruikt. Wanneer de windfilterfunctie is geactiveerd, worden ook lage bastonen verminderd.
  • Pagina 386 Demper Hiermee wordt geluidsvervorming die door harde geluiden ontstaat, automatisch onderdrukt. Zelfs als u [Geluidsopname] instelt op [Automatisch] of [Handmatig] om opnamen te maken, kan er geluidsvervorming optreden indien er zeer hard geluid is. In dergelijke gevallen wordt het aanbevolen om de instelling [Inschak.] te gebruiken. Microfoon Elke verbonden externe microfoon wordt gebruikt in plaats van de ingebouwde microfoon.
  • Pagina 387 HDR-video-opname U kunt video's met een hoog dynamisch bereik opnemen die details in hoge lichten of scènes met een hoog contrast behouden. Opmerking Beschikbaar als het opnameformaat is ingesteld op (NTSC) of (PAL). Selecteer [ :  HDR-Movie opname]. Selecteer [Inschak.]. Maak een HDR-video.
  • Pagina 388 Digitale IS], of indien ingesteld op : Time-lapse-movie], [ : Lichte tonen prioriteit], [ : Instellingen Canon Log] of [ : HDR-opname Aangezien meerdere frames worden samengevoegd om een HDR-video te maken, kunnen sommige delen van de video vervormd lijken. Dit valt vooral op bij opnamen uit de hand die worden beïnvloed door cameratrilling.
  • Pagina 389 Opname-instellingen Canon Log beeldkwaliteit De gammacurve van Canon Log maakt optimaal gebruik van de eigenschappen van de beeldsensor om een breed dynamisch bereik te garanderen voor video's die in postproductie worden verwerkt. Met een minimaal gegevensverlies in schaduwen en hoge lichten, behouden video's meer visuele informatie over het dynamische bereik.
  • Pagina 390 Selecteer [Aan ( )] ( Stel de gewenste opties in. Stel [Beeldassistent], [Kenmerken] en [Kleurruimte] in.
  • Pagina 391 Canon Log Maakt 10-bits opname van Canon Log-video's mogelijk op de kaart. Video's kunnen ook worden opgenomen op een extern apparaat met ondersteuning voor 10-bits opname. Opmerking YCbCr 4:2:2 (10-bits)-kleursampling en de BT.709/BT.2020/Cinema Gamut- kleurruimte worden gebruikt in Canon Log-opnamen.
  • Pagina 392 Bij weergave op de camera zien deze video's er donkerder uit en hebben ze minder contrast dan video's die zijn opgenomen met een toegepaste beeldstijl. Dit komt door Canon Log- beeldkenmerken, die zijn bedoeld om een breed dynamisch bereik te bestrijken. Voor een helderdere weergave, waarop details makkelijker gecontroleerd kunnen worden, stelt u [Beeldassistent] in op [Aan].
  • Pagina 393 Kenmerken U kunt dit naar wens aanpassen. Selecteer een optie ([Scherpte: Sterkte], [Verzadiging] of [Tint]), pas het effectniveau aan en druk vervolgens op < >. 0: Zwak benadrukken van de 7: Sterk benadrukken van de Scherpte: Sterkte contouren contouren Verzadiging -4: Laag +4: Hoog Rood -4: Naar magenta...
  • Pagina 394 Opname-instellingen De ISO-snelheid handmatig instellen op 100–640 maakt het dynamisch bereik kleiner. Canon Log biedt een dynamisch bereik van circa 1600% bij ISO 800 of hoger. De volgende zijn uitgebreide ISO-snelheden: ISO 100, 125, 160, 200, 250, 320, 400, 500 en 640. [ ] wordt weergegeven wanneer een ISO-snelheid is ingesteld.
  • Pagina 395 Canon Log beeldkwaliteit Met Canon Log kunnen video's last hebben van horizontale strepen, afhankelijk van het onderwerp of de opnameomstandigheden. Neem vooraf een paar testvideo's op en controleer de resultaten. Ruis kan met name meer opvallen als u het contrast versterkt tijdens het kleurafstemmen van video's.
  • Pagina 396 Time-lapse-videos Tijd bij benadering beschikbaar voor het opnemen van time-lapse-video's Foto's die worden opgenomen met het ingestelde interval, kunnen automatisch achter elkaar worden gezet om een 4K- of Full HD-time-lapse-video te maken. Een time-lapse-video geeft weer hoe een onderwerp verandert in een veel kortere tijd dan de daadwerkelijke tijd. Dit is efficiënt bij de observatie op een vast punt van een steeds veranderende scène, groeiende planten, de beweging van hemellichamen, enzovoort.
  • Pagina 397 Stel [Interval] in. Selecteer [Interval]. Raadpleeg bij het instellen van het nummer de vereiste tijd [ ] (1) en ] de afspeeltijd (2). Selecteer een optie (uren : minuten : seconden). Druk op < > om [ ] weer te geven. Stel het gewenste nummer in en druk vervolgens op <...
  • Pagina 398 Stel [Aant. opn.] in. Selecteer [Aant. opn.]. Raadpleeg bij het instellen van het nummer de vereiste tijd ([ ]) en de afspeeltijd ([ Selecteer het cijfer. Druk op < > om [ ] weer te geven. Stel het gewenste nummer in en druk vervolgens op < >.
  • Pagina 399 Selecteer [Movie-opn.form.]. (3840×2160) De video wordt opgeslagen in 4K-kwaliteit. De aspect ratio is 16:9. Daarnaast is de framerate 29,97 fps ( ) voor NTSC en 25,00 fps ) voor PAL en worden video's opgeslagen in de indeling MP4 ) met ALL-I ( )-compressie.
  • Pagina 400 Stel [Aut. belichting] in. Vast 1e beeld Wanneer u de eerste opname maakt, wordt een meting uitgevoerd om de belichting automatisch aan te passen aan de helderheid. De belichtinginstelling voor de eerste opname wordt ook toegepast op alle volgende opnamen. Overige opnamegerelateerde instellingen voor de eerste opname worden ook toegepast op alle volgende opnamen.
  • Pagina 401 Stel [Scherm auto uit] in. Uitschak. Zelfs tijdens time-lapse-video-opnamen wordt de opname weergegeven. (Het scherm wordt alleen tijdens het opnemen uitgeschakeld.) Houd er rekening mee dat het scherm uitschakelt ongeveer 30 minuten nadat het opnemen is begonnen. Inschak. Houd er rekening mee dat het scherm wordt uitgeschakeld ongeveer 10 sec.
  • Pagina 402 Stel [Pieptoon bij foto] in. Stel [0] in om te voorkomen dat de camera een pieptoon geeft bij elke opname. Controleer de instellingen. Vereiste tijd (1) Geeft de vereiste tijd aan voor het maken van het ingestelde aantal opnamen met het ingestelde interval. Indien dit meer is dan 24 uur, wordt “*** dagen”...
  • Pagina 403 Lees de melding. Lees de melding en selecteer [OK]. Maak een testopname. Stel zoals bij het maken van foto's de belichting en opnamefuncties in en druk de ontspanknop half in om scherp te stellen. Druk de ontspanknop helemaal in om een testopname te maken die op de kaart wordt opgeslagen als een foto.
  • Pagina 404 Druk op de video-opnameknop. De camera is nu klaar om te beginnen met de opname van een time- lapse-video. Als u wilt terugkeren naar stap 12, drukt u nogmaals op de video- opnameknop.
  • Pagina 405 Maak de time-lapse-video. Druk op de knop < > en controleer de Vereiste tijd (1) en het Interval (2) die op het scherm worden weergegeven. Druk de ontspanknop helemaal in om de opname van de time- lapse-video te starten. Automatische scherpstelling werkt niet tijdens time-lapse-video- opname.
  • Pagina 406 Opmerking U wordt aangeraden een statief te gebruiken. Het wordt aanbevolen om vooraf testopnames zoals in stap 12 en zelfs om time- lapse-testvideo's te maken. De dekking van de zichthoek van de video voor het maken van time-lapse-video's in zowel 4K als Full HD is circa 100%. Als u time-lapse-video-opname die wordt uitgevoerd wilt annuleren, drukt u de ontspanknop helemaal in of drukt u op de video-opnameknop.
  • Pagina 407 Waarschuwing Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Time-lapse-videos kunnen niet worden opgenomen wanneer de camera op een computer is aangesloten met de interfacekabel of wanneer een HDMI-kabel is aangesloten.
  • Pagina 408 De vastgelegde beelden worden niet opgeslagen als foto's. Zelfs wanneer u de time-lapse-video-opname annuleert nadat één opname is gemaakt, wordt deze opgeslagen als een videobestand. Stel [ : Time-lapse-movie] in op [Uitschak.] als u de camera met de interfacekabel aansluit op een computer en u EOS Utility (EOS-software) gebruikt. Andere opties dan [Uitschak.] verhinderen dat de camera met de computer kan communiceren.
  • Pagina 409 Tijd bij benadering beschikbaar voor het opnemen van time-lapse-video's Video-opname voor richtlijnen over hoe lang u time-lapse-video's kunt opnemen (totdat de accu leeg is).
  • Pagina 410 Zelfontspanner video Video-opnamen kunnen worden gestart door de zelfontspanner. Selecteer [ : Zelfontsp. movie]. Selecteer een optie. Neem de video op. Nadat u op de video-opnameknop hebt gedrukt of op [ ] hebt getikt, produceert de camera een pieptoon en wordt het aantal resterende seconden tot opname weergegeven.
  • Pagina 411 Image Stabilizer (Beeldstabilisatie) (IS-modus) Digitale beeldstabilisatie van video's De IS-modus van de camera en functie voor digitale beeldstabilisatie van video's verminderen cameratrilling tijdens de opname van video's. Ze kunnen zorgen voor een effectieve stabilisatie, zelfs als u geen IS-lenzen gebruikt. Het menu-item [IS-modus] wordt niet weergegeven als u lenzen uitgerust met IS gebruikt.
  • Pagina 412 Digitale beeldstabilisatie van video's Selecteer [ : IS (Image Stabilizer/Beeldstabilisatie)-modus]. Selecteer een optie voor [ Digitale IS]. Uit ( Beeldstabilisatie met Digitale beeldstabilisatie van video's is uitgeschakeld. Aan ( Cameratrillingen worden gecorrigeerd. Het beeld wordt iets vergroot. Vergroot ( In vergelijking met wanneer [Aan] is ingesteld, worden krachtigere cameratrillingen gecorrigeerd.
  • Pagina 413 IS-pictogram) mogelijk wanneer de IS van de lens wordt gebruikt in combinatie met [IS-modus] en [Dg. bldst. v. m.] op de camera. Ga naar de website van Canon voor meer informatie over lenzen die compatibel zijn met deze functie (...
  • Pagina 414 Ontspanknopfunctie voor video's U kunt de functies instellen die tijdens het opnemen van video's worden uitgevoerd wanneer u de ontspanknop half of volledig indrukt. Waarschuwing Tijdens video-opnamen heeft de instelling bij [Functie sluiterknop v. movies] prioriteit op elke functie die aan de ontspanknop is toegewezen in [ : Knoppen aanpassen].
  • Pagina 415 Selecteer een optie. Half ingedrukt Geef de functie op die moet worden uitgevoerd wanneer u de ontspanknop half indrukt. Voll. ingedrukt Geef de functie op die moet worden uitgevoerd wanneer u de ontspanknop volledig indrukt. Wanneer [Voll. ingedrukt] is ingesteld op [Start/stop mov.-opn.], kunt u de video-opname niet alleen starten en stoppen met de video- opnameknop, maar ook door de ontspanknop volledig in te drukken of door gebruik van afstandsbediening RS-80N3 (apart verkrijgbaar).
  • Pagina 416 Zebra-instellingen Om u te helpen de belichting aan te passen voor of tijdens video-opnamen, kunt u een gestreept patroon boven en rond beeldgebieden met een opgegeven helderheid weergeven. Selecteer [ : Zebrainstellingen]. Selecteer [Zebra]. Selecteer [Aan].
  • Pagina 417 Selecteer [Zebrapatroon]. [Zebra 1]: Geeft linkshellende strepen weer rond gebieden met de opgegeven helderheid. [Zebra 2]: Geeft rechtshellende strepen weer boven gebieden die de opgegeven helderheid overschrijden. [Zebra 1+2]: Geeft zowel [Zebra 1] als [Zebra 2] weer. [Zebra 1]-weergave krijgt voorrang als de weergavegebieden [Zebra 1] en [Zebra 2] elkaar overlappen.
  • Pagina 418 Merk op dat de maximale helderheidswaarde varieert afhankelijk van de instellingen voor [ : Lichte tonen prioriteit] en [ : Beeldstijl]. De maximale helderheidswaarde bereikt niet de 100% Canon Log of een vergrote ISO-snelheid is ingesteld. Het is aanbevolen het zebraweergaveniveau vooraf te controleren wanneer u [Zebrapatroon] instelt.
  • Pagina 419 Tijdcode Count Up Instelling starttijd Video-opnameteller Video-afspeelteller HDMI Drop frame Tijdcodes registreren automatisch de tijd terwijl video's worden opgenomen. Tijdcodes registreren altijd het aantal verstreken uren, minuten, seconden en frames. Ze worden hoofdzakelijk gebruikt bij het bewerken van video's. Om de tijdcode in te stellen, gebruikt u [ : Tijdcode].
  • Pagina 420 Count Up Tijdens opn. De tijdcode loopt alleen tijdens video-opname. Tijdcodes in elk opgenomen videobestand lopen door van de laatste tijdcode in het voorafgaande bestand. Altijd De tijdcode blijft lopen, zelfs wanneer u niet opneemt. Waarschuwing Wanneer u instelt op [Altijd], worden er geen tijdcodes toegevoegd aan video's met hoge framerate die u opneemt.
  • Pagina 421 Instelling starttijd U kunt de starttijd van de tijdcode instellen. Handmatige instelling Hiermee kunt u elk beginuur, minuten, seconden en frames instellen. Resetten Zet de tijd die is ingesteld met [Handmatige instelling] of [Instellen op cameratijd] terug naar “00:00:00.” of “00:00:00:” ( Instellen op cameratijd Komt overeen met de uur, het minuut en de seconde ingesteld als tijd op de camera.
  • Pagina 422 Video-opnameteller U kunt selecteren hoe u de tijd wilt weergeven op het video-opnamescherm. Opn. tijd Wanneer opname in stand-by staat, wordt de resterende opnametijd weergegeven. Tijdens het opnemen wordt de tijd weergegeven die er is verstreken sinds het begin van de video-opname (1).
  • Pagina 423 Video-afspeelteller U kunt selecteren hoe de tijd wordt weergegeven op het videoafspeelscherm. Opn. tijd Geeft de opnametijd of afspeeltijd weer tijdens het video afspelen. Tijdcode Geeft de tijdcode weer tijdens het video afspelen. Opmerking Tijdcodes worden altijd opgenomen in videobestanden (behalve wanneer video's met hoge framerate zijn ingesteld op [Altijd]), ongeacht de instelling [Movie opn.
  • Pagina 424 HDMI Tijdcode U kunt tijdcodes aan video's toevoegen terwijl u ze via HDMI opneemt op een extern apparaat. • Uit • Er wordt geen tijdcode toegevoegd aan de HDMI-video-uitvoer. • Aan • Er worden tijdcodes toegevoegd aan de HDMI-video-uitvoer. Wanneer [Aan] is ingesteld, wordt [Opname opdracht] weergegeven.
  • Pagina 425 Drop frame De frameteller van de tijdcode veroorzaakt een verschil tussen de werkelijke tijd en de tijdcode als de framerate is ingesteld op (119,9 fps), (59,94 fps) of (29,97 fps). Het verschil wordt automatisch gecorrigeerd wanneer [Inschak.] is ingesteld. Inschak. De afwijking wordt automatisch gecorrigeerd door tijdcodenummers over te slaan (DF: Drop frame).
  • Pagina 426 Overige menufuncties Bel.comp. Belichtingscorrectie kan worden aangepast binnen een bereik van ±3 stops met tussenstappen van 1/3 stop. Zie Handmatige belichtingscorrectie voor informatie over belichtingscorrectie.
  • Pagina 427 ISO-snelheidsinst. • ISO-snelheid • In de modus [ ] kunt u de ISO-snelheid handmatig instellen. U kunt ook ISO auto selecteren. • ISO-snelh.bereik • U kunt het bereik van de handmatige ISO-snelheidsinstelling instellen (minimum en maximum). ISO vergroten kan ook worden geconfigureerd. •...
  • Pagina 428 HF-antiknipperopname Antiknipperopname bij hoge frequenties voor het maken van HF- antiknipperopnamen. Av stp v. 1/8-stop U kunt diafragmawaarden op een fijnere schaal instellen bij video-opnamen met een RF-lens. Selecteer [Inschak.] om de diafragmawijziging te veranderen in de modus [ ] of [ van 1/3 stop (of 1/2 stop) naar 1/8 stop.
  • Pagina 429 Auto. langzame sluiter U kunt kiezen of u video's wilt opnemen die helderder zijn en minder last hebben van beeldruis dan wanneer ze zijn ingesteld op [Uitschak.] door de sluitertijd automatisch te vergroten bij weinig licht. Beschikbaar in de opnamemodus [ ] of [ ].
  • Pagina 430 Witbalans Witbalans voor informatie over witbalans. Stel handm. WB in Handmatige witbalans voor informatie over het registreren van handmatige witbalansen. WB-correctie Witbalanscorrectie voor informatie over witbalanscorrectie. Beeldstijl Beeldstijlselectie voor informatie over beeldstijlen. Micro-contrast Micro-contrast voor informatie over scherpte.
  • Pagina 431 Lensafwijkingscorrectie De helderheid van randen, vervorming, chromatische aberratie en diffractie kunnen worden gecorrigeerd terwijl u video's opneemt. Zie Lensafwijkingscorrectie voor informatie over lensafwijkingscorrectie. Hoge ISO-ruisreductie Hoge ISO-ruisreductie voor informatie over hoge ISO-ruisreductie.
  • Pagina 432 Afst.bediening Als u [Inschak.] instelt, kunt u video-opnamen starten of stoppen met de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar).
  • Pagina 433 Pas snel instellen aan Snel instellen aanpassen voor informatie over het aanpassen van Snelle instellingen. Meettimer Meettimer voor informatie over de meettimer. Opname-infoscherm Weergave met opname-informatie voor informatie over het configureren van de weergave met opname-informatie. Formaat VF-weerg. Zoekerweergaveformaat voor informatie over het weergaveformaat van de zoeker.
  • Pagina 434 Standby: lage res Stel in op [Aan] om accustroom te besparen en een stijgende cameratemperatuur tijdens stand-by te reguleren. Op die manier kunt u gedurende een langere periode video-opnamen maken. Waarschuwing De beeldkwaliteit op het stand-byscherm kan verschillen van de beeldkwaliteit op het scherm tijdens video-opnamen, maar deze instelling heeft geen invloed op de opnamekwaliteit.
  • Pagina 435 HDMI-weergave U kunt opgeven hoe video's worden weergegeven wanneer ze via HDMI op een extern apparaat worden opgenomen. De video-uitvoer zelf komt overeen met de instelling voor [Movie-opn.form.]. De standaardinstelling is [ • • Maakt videoweergave zowel op het camerascherm als op het andere apparaat mogelijk, via de HDMI-uitgang.
  • Pagina 436 Waarschuwing HDMI-uitgang zonder informatie voorkomt weergave van waarschuwingen over de kaartopslagruimte, het accuniveau of hoge interne temperatuur ( ) via HDMI. Tijdens HDMI-uitvoer kan het enige tijd duren voordat het volgende beeld wordt weergegeven wanneer u overschakelt van en naar een video met een andere opnamekwaliteit of framerate.
  • Pagina 437 Algemene aandachtspunten bij video-opname Waarschuwing Aandachtspunten bij video-opname Richt de camera niet op een intense lichtbron, zoals de zon of een intense kunstmatige lichtbron. Hierdoor kan schade ontstaan aan de beeldsensor of de interne onderdelen van de camera. Als u gedetailleerde opnamen maakt van iets, kunnen moiré en valse kleuren ontstaan.
  • Pagina 438 ISO-snelheden, hoge temperaturen, trage sluitertijden of bij zwak licht. Video's worden bijna precies zo opgenomen als ze worden weergegeven op het scherm (behalve bij time-lapse-video, of met [ : Instellingen Canon Log] ingesteld op [Beeldassistent]). Video- en audiokwaliteit van opgenomen video's kan slechter zijn op andere apparaten en kan mogelijk niet afgespeeld worden, zelfs als de apparaten MP4- indelingen ondersteunen.
  • Pagina 439 Als u een kaart met een lage schrijfsnelheid gebruikt, wordt tijdens video- opnamen rechts in het scherm mogelijk een indicator weergegeven. De indicator geeft aan hoeveel gegevens er nog niet op de kaart opgeslagen zijn (resterende capaciteit van het interne buffergeheugen) en het neemt sneller toe naar mate de kaart langzamer is.
  • Pagina 440 AF/Transport Dit hoofdstuk beschrijft de werking van de automatische scherpstelling en de transportmodi en introduceert de menu-instellingen op het tabblad AF [ Opmerking < > staat voor Auto Focus, oftewel automatische scherpstelling. < > staat voor Manual Focus, oftewel handmatige scherpstelling. •...
  • Pagina 441 Tabbladmenu's: AF (foto's) AF-werking AF-gebied Onderwerp volgen Te detect. onderw. Oogdetectie Gevolgde onderw. omschakelen Opmerking Wanneer lenzen zonder scherpstelmodusknop worden gebruiken, wordt [Scherpstelmodus] weergegeven op het tabblad [...
  • Pagina 442 Case 1 Case 2 Case 3 Case 4 Case A Trackinggevoeligheid Versn./vertr. tracking Ontspanvoor. One-Shot AF Voorbeeld-AF Obj.sturing bij AF onmogelijk AF-hulplicht...
  • Pagina 443 Beperk AF-gebieden Selectiebediening AF-gebied gevoeligheid AF-puntselectie AF-punt op basis van richting MF-peaking-instellingen Scherpstelgeleiding Prioriteit registr. mensen...
  • Pagina 444 Elektronische full-time MF Objectief elektronische MF Scherpstel-/bedieningsring Draairichting scherpstelring Gevl. MF-schrpst.ring RF-obj.
  • Pagina 445 Tabbladmenu's: AF (video-opnamen) Servo AF voor movies AF-gebied Onderwerp volgen Te detect. onderw. Oogdetectie Gevolgde onderw. omschakelen Opmerking Wanneer lenzen zonder scherpstelmodusknop worden gebruiken, wordt [Scherpstelmodus] weergegeven op het tabblad [ Servo AF-snelheid v. movies Track.gev.Servo AF movies...
  • Pagina 446 Obj.sturing bij AF onmogelijk Beperk AF-gebieden Selectiebediening AF-gebied gevoeligheid AF-puntselectie MF-peaking-instellingen Scherpstelgeleiding Prioriteit registr. mensen...
  • Pagina 447 Elektronische full-time MF Objectief elektronische MF Scherpstel-/bedieningsring Draairichting scherpstelring Gevl. MF-schrpst.ring RF-obj.
  • Pagina 448 AF-bediening 1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen Servo AF voor bewegende onderwerpen U kunt de eigenschappen selecteren voor de AF-bediening die bij de opnameomstandigheden en het onderwerp passen. Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op < >. Selecteer [ : AF-werking]. Selecteer een optie.
  • Pagina 449 Opmerking Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. Met 1-beeld AF is het niet mogelijk om opnamen te maken, zelfs wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt. Maak een nieuwe beeldcompositie en probeer opnieuw scherp te stellen. Of zie Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld.
  • Pagina 450 1-beeld AF voor niet-bewegende onderwerpen Deze AF-bediening is geschikt voor niet-bewegende onderwerpen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, stelt de camera slechts één keer scherp. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt groen en klinkt er een pieptoon. De scherpstelling blijft behouden terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt zodat u een nieuwe beeldcompositie kunt maken voordat u de opname maakt.
  • Pagina 451 Servo AF voor bewegende onderwerpen Deze AF-bediening is geschikt voor bewegende onderwerpen. Terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt, blijft de camera voortdurend scherpstellen op het onderwerp. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt blauw. De pieptoon klinkt zelfs niet als op het onderwerp is scherpgesteld.
  • Pagina 452 Servo AF voor video's Als deze functie is ingeschakeld, stelt de camera voortdurend scherp op het onderwerp tijdens video-opname. Stel de schakelaar voor foto's maken/video opnemen op < >. Selecteer [ : Servo AF voor movies].
  • Pagina 453 Selecteer [Inschak.]. Inschak. • De camera stelt voortdurend op het onderwerp scherp, ook wanneer u de ontspanknop niet half indrukt. • Om de scherpte op een specifieke positie te houden, of als u liever geen mechanische geluiden van de lens vastlegt, kunt u Servo AF voor video's tijdelijk stopzetten door [ ] linksonder op het scherm aan te raken.
  • Pagina 454 Waarschuwing Aandachtspunten bij instelling op [Servo AF voor movies: Inschak.] Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld • Een snel bewegend onderwerp dat de camera nadert of van de camera af beweegt. • Een onderwerp dat zich op korte afstand van de camera beweegt. •...
  • Pagina 455 Het AF-gebied selecteren AF-gebied Het AF-gebied selecteren Onderwerptracking Te detecteren onderwerp Oogdetectie Tussen gevolgde onderwerpen wisselen Volgen met de knop < > AF-punten of zone-AF-kaders handmatig instellen Registratie van AF-punten (startpunt) Vergrote weergave Tips voor AF-opname Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld AF-bereik...
  • Pagina 456 AF-gebied In dit gedeelte wordt beschreven hoe u het AF-gebied bedient als [ : Onderwerp volgen] is ingesteld op [Uit]. : Spot AF De camera stelt scherp op een kleiner gebied dan 1-punt AF. : 1-punt AF De camera stelt scherp met één AF-punt [...
  • Pagina 457 : AF-gebied uitbreiden: Stelt scherp met behulp van één AF-punt [ ] en het AF-gebied dat hier in blauw wordt aangegeven. Effectief voor bewegende onderwerpen, die moeilijk te volgen zijn met 1-punt Scherpstellen op uw favoriete onderwerp is eenvoudiger dan met Flexible Zone-AF. Wanneer Servo AF wordt gebruikt, stelt u eerst scherp met behulp van een AF-punt [ : AF-gebied uitbreiden: Rondom Stelt scherp met één AF-punt [...
  • Pagina 458 : Flexible Zone-AF 1 (standaard) Met Flexible Zone AF 1 kunt u de grootte van het Zone-AF-kader [ ) vrij instellen. Gebruikt autoselectie AF Zone AF-kaders om een groter gebied te dekken dan AF-gebied uitbreiden, wat het scherpstellen gemakkelijker maakt dan met 1-punt AF/AF-gebied uitbreiden en ook effectief voor bewegende onderwerpen.
  • Pagina 459 : Flexible Zone-AF 2 Met Flexible Zone-AF 2 kunt u de grootte van het Zone-AF-kader [ ) vrij instellen. Gebruikt autoselectie AF Zone AF-kaders om een groter gebied te dekken dan AF-gebied uitbreiden, wat het scherpstellen gemakkelijker maakt dan met 1-punt AF/AF-gebied uitbreiden en ook effectief voor bewegende onderwerpen.
  • Pagina 460 : Flexible Zone-AF 3 Met Flexible Zone-AF 3 kunt u de grootte van het Zone-AF-kader [ ) vrij instellen. Gebruikt autoselectie AF Zone AF-kaders om een groter gebied te dekken dan AF-gebied uitbreiden, wat het scherpstellen gemakkelijker maakt dan met 1-punt AF/AF-gebied uitbreiden en ook effectief voor bewegende onderwerpen.
  • Pagina 461 : Volledig AF-gebied Gebruikt autoselectie AF in een AF-kader van een volledig gebied om een groter gebied te dekken dan Flexible Zone-AF, wat het scherpstellen gemakkelijker maakt dan met 1-punt AF/AF-gebied uitbreiden/Flexible Zone-AF en ook effectief voor bewegende onderwerpen. Scherpstelgebieden worden niet alleen bepaald op basis van het dichtstbijzijnde onderwerp, maar ook op basis van diverse andere omstandigheden zoals gezichten (van mensen of dieren), voertuigen, beweging van het onderwerp en afstand van het onderwerp.
  • Pagina 462 Het AF-gebied selecteren U kunt het AF-gebied selecteren dat bij de opnameomstandigheden en het onderwerp past. Handmatige scherpstelling als u de voorkeur geeft aan handmatig scherpstellen. Selecteer [ : AF-gebied]. Selecteer het AF-gebied. Het scherm hierboven wordt weergegeven als [ : AF-punt op basis van richting] ( ) is ingesteld op [Aparte AF-ptn:gebied+pt].
  • Pagina 463 Opmerking Om het AF-gebied in te stellen, kunt u ook op de knop < > drukken en vervolgens op de knop < >. De volgende beschrijvingen zijn van toepassing op de camera wanneer AF- bediening is ingesteld op [Servo AF] ( ).
  • Pagina 464 Onderwerptracking Onder de gedetecteerde onderwerpen wordt een trackingkader [ ] over het hoofdonderwerp weergegeven. Als het onderwerp beweegt, beweegt het trackingkader [ ] mee om het te volgen. U kunt [ : Oogdetectie] instellen op [Inschak.] om een opname te maken terwijl op de ogen van het onderwerp wordt scherpgesteld ( Selecteer [ : Onderwerp volgen].
  • Pagina 465 Handmatige selectie van een onderwerp voor scherpstelling Kijk naar het trackingkader. Er verschijnt een trackingkader [ ] over gedetecteerde onderwerpen. Tenzij het trackingkader [ ] een AF-punt overlapt, wordt het grijs weergegeven. Zodra het gevolgde onderwerp achter of in een AF-punt is, wordt het trackingkader wit (wat het onderscheidt als een actief kader) en is selectie als het hoofdonderwerp mogelijk.
  • Pagina 466 Scherpstellen en foto's maken/video opnemen. Zodra u de ontspanknop half hebt ingedrukt en op het onderwerp hebt scherpgesteld, wordt het AF-punt blauw. Een oranje AF-punt geeft aan dat de camera niet kon scherpstellen op onderwerpen. Onderwerpen worden over het volledige scherm gevolgd wanneer u de ontspanknop half of volledig indrukt.
  • Pagina 467 Opmerking Als u een onderwerp handmatig selecteert nadat u de knop < > hebt ingedrukt, verandert het trackingkader in [ ] en vergrendelt het op dat onderwerp om het over het volledige scherm te volgen, ongeacht het opgegeven AF-gebied. Het selecteren van een onderwerp via aanraking als [ : AF-gebied] is ingesteld op [Volledig gebied-AF], verandert het trackingkader in [ ] en vergrendelt het op...
  • Pagina 468 Te detecteren onderwerp U kunt de voorwaarden specificeren voor de automatische selectie van het hoofdonderwerp dat gevolgd moet worden. Mensen Geeft prioriteit aan gezichten of hoofden van mensen als hoofdonderwerpen om te volgen. Wanneer het gezicht of het hoofd van een persoon niet kan worden gedetecteerd, probeert de camera het torso te detecteren en volgen.
  • Pagina 469 Waarschuwing De camera kan andere gebieden als onderwerp detecteren dan gezichten of lichamen van mensen of dieren of belangrijke details van of volledige voertuigen. Gezichten op de foto die zeer klein of groot, te helder of te donker of gedeeltelijk verborgen, kunnen niet worden gedetecteerd.
  • Pagina 470 Oogdetectie U kunt opnemen terwijl op de ogen van personen of dieren wordt scherpgesteld. Selecteer [ : Oogdetectie]. Selecteer een optie.
  • Pagina 471 Richt de camera op het onderwerp. Er wordt een trackingkader weergegeven rond de ogen. Om een oog te kiezen om op scherp te stellen als [ : AF-gebied] is ingesteld op [Volledig gebied-AF], drukt u op de knop < > om het trackingkader in [ ] te veranderen en gebruikt u vervolgens <...
  • Pagina 472 Tussen gevolgde onderwerpen wisselen U kunt opgeven hoe gemakkelijk de camera de AF-punten wisselt om onderwerpen te volgen. Init. priorit. Volgt het onderwerp dat aanvankelijk is bepaald voor AF, voor zover mogelijk. Op onderwerp Volgt het onderwerp dat aanvankelijk is bepaald voor AF, voor zover mogelijk. Schakelt over naar andere onderwerpen als de camera niet meer kan bepalen of het gevolgde onderwerp het hoofdonderwerp is.
  • Pagina 473 Volgen met de knop < > U kunt de knop < > indrukken om voorwerpen zonder trackingkader [ ] te volgen. Controleer het AF-punt. Het AF-punt (1) wordt weergegeven. Met AF-gebied uitbreiden: of AF-gebied uitbreiden: Rondom worden naastgelegen AF-punten tevens weergegeven. Met Flexible Zone-AF wordt het gekozen Zone-AF-kader weergegeven.
  • Pagina 474 Druk op de knop < >. Het AF-punt verandert in een trackingkader [ ], dat vergrendelt op dat onderwerp om het te volgen en het voorwerp op het scherm volgt als het beweegt. Als u volgen wilt beëindigen, drukt u nogmaals op de knop <...
  • Pagina 475 AF-punten of zone-AF-kaders handmatig instellen U kunt het AF-punt of het zone AF-kader handmatig instellen. Hier worden Flexible Zone-AF 1-schermen als voorbeeld gebruikt. Controleer het AF-punt. Het AF-punt (1) wordt weergegeven. Met AF-gebied uitbreiden: of AF-gebied uitbreiden: Rondom worden naastgelegen AF-punten tevens weergegeven. Met Flexible Zone-AF wordt het gekozen Zone-AF-kader weergegeven.
  • Pagina 476 Verplaats het AF-punt. Druk op de knop < >, gebruik < > om het AF-punt te verplaatsen naar de plaats waar u wilt scherpstellen en druk vervolgens op < > (maar let op: bij sommige lenzen beweegt het AF-punt mogelijk niet naar de rand van het scherm).
  • Pagina 477 Stel scherp en maak de opname. Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in. Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt blauw. Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje. Waarschuwing De camera blijft het AF-punt [ ] verplaatsen om onderwerpen te volgen wanneer Flexible Zone-AF en Servo AF zijn ingesteld, maar onder bepaalde opnameomstandigheden (bijvoorbeeld bij kleine onderwerpen) is het volgen van...
  • Pagina 478 Registratie van AF-punten (startpunt) U kunt de positie van een vaak gebruikt AF-punt registreren. Voor onmiddellijke overschakeling van het huidige AF-punt naar uw geregistreerde AF-punt, kunt u een knop gebruiken om de startpositie te herstellen die u toewijst op geavanceerde instellingenschermen voor [Directe AF-puntselectie], [Meten en AF-start], [Naar ingesteld AF-punt gaan] of [Opn.funct.
  • Pagina 479 Opmerking Als u geregistreerde AF-punten wilt wissen, houdt u de knop < > ingedrukt en drukt u op de knop < >, of drukt u op de knop < > en houdt u deze ingedrukt. U kunt geregistreerde AF-punten ook wissen door alle camera-instellingen te wissen.
  • Pagina 480 Vergrote weergave Als u de scherpstelling wilt controleren, vergroot u de weergave circa 5× of 10× door op de knop < > te drukken (of door te tikken op [ De vergroting is gecentreerd op het AF-punt voor [Spot AF], [1-punt AF], [AF-gebied uitbr.: ] en [AF-geb.
  • Pagina 481 Tips voor AF-opname Zelfs als er al is scherpgesteld, wordt er nogmaals scherpgesteld wanneer u de ontspanknop half indrukt. Voor en na het automatisch scherpstellen kan de helderheid van het beeld veranderen. Afhankelijk van het onderwerp en de opnameomstandigheden kan het langer duren voordat de camera scherpstelt of kan de continue opnamesnelheid lager liggen.
  • Pagina 482 Opnameomstandigheden waarin moeilijk kan worden scherpgesteld Onderwerpen met weinig contrast, zoals een blauwe lucht en effen, platte oppervlakken of wanneer hoge lichten of schaduwpartijen geen detail meer hebben. Onderwerpen bij weinig licht. Strepen en andere patronen met alleen een horizontaal contrast. Onderwerpen met zich herhalende patronen (bijvoorbeeld: vensters in een wolkenkrabber, toetsenborden, enzovoort).
  • Pagina 483 AF-bereik Het beschikbare bereik voor automatische scherpstelling varieert afhankelijk van de gebruikte lens, aspect ratio en beeldkwaliteit, en of u 4K-video's opneemt en functies gebruikt zoals Video bijsnijden of digitale beeldstabilisatie van video's.
  • Pagina 484 Handmatige scherpstelling MF-peaking (benadrukken van de contouren) instellen Focusgeleider Als scherpstellen niet mogelijk is met automatische scherpstelling, kunt u het beeld vergroten en handmatig scherpstellen. Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op < >. Draai de scherpstelring op de lens om de scherpstelling bij benadering in te stellen.
  • Pagina 485 Het vergrote gebied verplaatsen. Gebruik < > om het vergrote gebied in positie te brengen voor het scherpstellen. Om het vergrote gebied te centreren, drukt u < > helemaal in. Stel handmatig scherp. Draai terwijl u naar het vergrote beeld kijkt aan de scherpstelring op de lens om scherp te stellen.
  • Pagina 486 MF-peaking (benadrukken van de contouren) instellen Randen van onderwerpen waarop is scherpgesteld kunnen in kleur worden weergegeven om het scherpstellen te vereenvoudigen. U kunt de omtrekkleuren instellen en de gevoeligheid (niveau) van de randdetectie aanpassen. Selecteer [ : MF-peaking-instellingen]. Selecteer [Peaking]. Selecteer [Aan].
  • Pagina 487 ISO vergroten is ingesteld. Verlaag indien nodig de ISO-snelheid of stel [Peaking] in op [Uit]. Opmerking De peakingweergave op het scherm wordt niet in de beelden vastgelegd. MF-pieken kunnen moeilijk te onderscheiden zijn wanneer Canon Log is ingesteld. Stel [Beeldassistent] zo nodig in op [Aan].
  • Pagina 488 Focusgeleider Het instellen van [ : Scherpstelgeleiding] op [Aan] biedt een geleidingskader dat laat zien in welke richting en in hoeverre de scherpstelling moet worden aangepast. U kunt ook oogbediening gebruiken om de focusgeleider op uw voorkeurspositie weer te geven. Zie Oogbediening voor AF gebruiken voor meer informatie.
  • Pagina 489 Selecteer [Aan]. Het geleidingskader wordt weergegeven op het gezicht van elke persoon die als hoofdonderwerp is gedetecteerd. Om het geleidingskader weer te geven in de buurt van de ogen van een persoon die als hoofdonderwerp is gedetecteerd, stelt u : Onderwerp volgen] in op [Aan] en [ : Oogdetectie] op [Inschak.].
  • Pagina 490 Het geleidingskader geeft als volgt de huidige scherpstelpositie en de afstelling aan. Richting oneindig Veel afstelling vereist Richting oneindig Weinig afstelling vereist Scherp Richting dichtbij Weinig afstelling vereist Richting dichtbij Veel afstelling vereist...
  • Pagina 491 Afstelinformatie niet gedetecteerd Waarschuwing Onder moeilijke opnameomstandigheden voor AF ( ) wordt het geleidingskader mogelijk niet correct weergegeven. Bij hogere diafragmawaarden is de kans groter dat de correcte weergave van het geleidingskader wordt verhinderd. Als het geleiderkader wordt weergegeven, worden geen AF-punten weergegeven. Het geleiderkader wordt niet weergegeven in deze omstandigheden.
  • Pagina 492 Houd bij gebruik van deze functie rekening met de noodzaak om persoonlijke gegevens te beschermen en te voldoen aan de privacyregelgeving, bijvoorbeeld door mensen om toestemming te vragen voordat u hun gegevens registreert. Canon kan niet aansprakelijk worden gesteld voor problemen met persoonlijke gegevens als gevolg van deze functie.
  • Pagina 493 Gezichten registreren Personen registreren door een foto van hen te maken Selecteer [ : Prioriteit registr. mensen]. Selecteer [Neem foto en registreer].
  • Pagina 494 Richt het kader op het gezicht van de persoon die u wilt registreren en maak de foto. Fotografeer bij voldoende licht met het onderwerp naar u toe gericht. Vraag onderwerpen om te poseren met een natuurlijke gezichtsuitdrukking voordat u een opname maakt. Voor het beste resultaat kunt u uw onderwerp vragen om hoeden, maskers, zonnebrillen of andere bedekking af te doen voordat u de foto maakt.
  • Pagina 495 Selecteer [OK]. Het weergegeven beeld ziet er mogelijk anders uit dan de compositie van de opname die u in stap 3 hebt gemaakt, maar dit heeft geen invloed op de nauwkeurigheid van de detectie.
  • Pagina 496 Personen registreren via beelden op de kaart U kunt JPEG- of HEIF-beelden gebruiken. Verwerk eventuele RAW-beelden die u gaat gebruiken, tot JPEG's of HEIF's voordat u ze op de kaart opslaat. Waarschuwing Bij de volgende beelden is de detectie mogelijk minder nauwkeurig en is het misschien niet mogelijk om gezichten te registreren.
  • Pagina 497 Schakel over naar afspelen. Druk op < >. Selecteer een gezicht. Voor foto's met meerdere personen kunt u de instelwielen < > < > of < > gebruiken om het oranje kader over het te registreren gezicht te verplaatsen. Druk op < >.
  • Pagina 498 Selecteer [OK]. Als het volgende scherm is verschenen, kunt u het gezicht van een andere persoon registreren. Weergeven wanneer geregistreerde gezichten zijn gedetecteerd Een wit kader met [ ] verschijnt op elk geregistreerd gezicht dat op het opnamescherm wordt gedetecteerd. [ ] wordt niet weergegeven als 1-beeld AF of Servo AF wordt gebruikt.
  • Pagina 499 Waarschuwing Detectie kan onder de volgende omstandigheden minder nauwkeurig zijn. • Onderwerpen zijn niet direct naar u toe gericht • Gezichten zijn te licht of te donker • Gezichten zijn te klein of te groot in relatie tot het scherm •...
  • Pagina 500 De prioriteit van geregistreerde personen wijzigen of verwijderen U kunt de prioriteit voor detectie wijzigen door de volgorde van geregistreerde personen te veranderen. U kunt ook geregistreerde personen verwijderen. Prioriteit voor detectie wijzigen Selecteer [Prior mensen reg wijz./verw.]. Selecteer het gezicht van een geregistreerde persoon. Selecteer met de instelwielen <...
  • Pagina 501 Wijzig de prioriteit. Verplaats met de instelwielen < > < > of < > en druk vervolgens op < >. Als u klaar bent met het wijzigen van de prioriteit, drukt u op de knop < >. Geregistreerde personen verwijderen Selecteer het gezicht van een geregistreerde persoon.
  • Pagina 502 Selecteer [OK]. Druk op de knop < > om af te sluiten.
  • Pagina 503 Detectie van gezichten van geregistreerde personen uitschakelen Selecteer [Prioriteit registr. mensen] en vervolgens [Uitschak.].
  • Pagina 504 Alle geregistreerde personen wissen Verwijder alle geregistreerde informatie voordat u de camera afvoert of aan iemand anders overdraagt. Selecteer [Verwijder alle gereg. mensen]. Druk op < >.
  • Pagina 505 Selecteer [OK]. Druk op < >. Opmerking Door het uitvoeren van [Resetten fabrieksinstellingen] in [ : Camera resetten] wordt eveneens de informatie van alle geregistreerde personen gewist.
  • Pagina 506 Geregistreerde gegevens opslaan en laden U kunt gegevens van geregistreerde gezichten op een kaart opslaan. Door het laden van gezichtsgevens vanaf kaarten of andere EOS R3-camera's kunt u ook dezelfde instellingen toepassen die deze camera's gebruiken. Selecteer [Opsl./laad gereg. data kaart].
  • Pagina 507 Waarschuwing Controleer of de camera de geregistreerde gegevens vanaf de kaart kan laden. Zo niet, gebruik dan beelden waarbij geen sprake is van de volgende problemen en controleer of de camera ze kan laden wanneer u opnieuw probeert personen te registreren.
  • Pagina 508 Kenmerken Servo AF Casedetails Case 1: Veelzijdige universele instelling Case 2: Onderwerpen blijven volgen, mogelijke obstakels negeren Case 3: Direct scherpstellen op onderwerpen die plotseling AF-punten binnenkomen Case 4: Voor onderwerpen die snel versnellen of vertragen Case A: Tracking past zich automatisch aan beweging van onderwerp aan Parameters Caseparameters aanpassen Opnamen maken met Servo AF kan eenvoudig worden aangepast aan uw onderwerpen of...
  • Pagina 509 Casedetails Case 1 tot Case A zijn vijf combinaties instellingen voor “Trackinggevoeligheid” en “Versnellen/vertragen tracking”. Raadpleeg de volgende tabel en selecteer de case voor uw onderwerp en opnamesituatie. Voorbeelden van Case Pictogram Omschrijving opnamesituaties Bewegende onderwerpen in het Case 1 Veelzijdige universele instelling algemeen Onderwerpen blijven volgen en...
  • Pagina 510 Case 1: Veelzijdige universele instelling Standaard • Trackinggevoeligheid: 0 • Versn./vertr. tracking: 0 Standaardinstelling geschikt voor bewegende onderwerpen in het algemeen. Geschikt voor vele soorten onderwerpen en scènes. Selecteer in de volgende situaties [Case 2] tot en met [Case 4] in plaats daarvan: niet- onderwerpen die over AF-punten bewegen, ongrijpbare onderwerpen of onderwerpen die plotseling verschijnen of van snelheid veranderen.
  • Pagina 511 Case 2: Onderwerpen blijven volgen, mogelijke obstakels negeren Standaard • Trackinggevoeligheid: Vergrendeld: -1 • Versn./vertr. tracking: 0 Instelling blijft proberen scherp te stellen op het onderwerp, zelfs wanneer niet-onderwerpen over AF-punten bewegen of het onderwerp zich van de AF-punten vandaan beweegt. Doeltreffend als u liever niet scherpstelt op niet-onderwerpen of de achtergrond.
  • Pagina 512 Case 3: Direct scherpstellen op onderwerpen die plotseling AF-punten binnenkomen Standaard • Trackinggevoeligheid: Gevoelig: +1 • Versn./vertr. tracking: +1 Instelling om scherp te stellen op een reeks onderwerpen op verschillende afstanden in de AF-punten, de een na de ander. De scherpstelling schakelt over naar elk nieuw onderwerp dat voor het doelonderwerp verschijnt.
  • Pagina 513 Case 4: Voor onderwerpen die snel versnellen of vertragen Standaard • Trackinggevoeligheid: Gevoelig: 0 • Versn./vertr. tracking: +1 Instelling om onderwerpen te blijven volgen en scherp te stellen, zelfs als ze plotseling van snelheid veranderen. Dit is effectief voor onderwerpen die plotselinge bewegingen maken, plotseling versnellen of vaart minderen of plotseling stoppen.
  • Pagina 514 Case A: Tracking past zich automatisch aan beweging van onderwerp aan Handig wanneer u liever fotografeert met automatisch ingestelde parameters op basis van hoe onderwerpen veranderen. Trackinggevoeligheid en tracking van versnellen/vertragen worden automatisch ingesteld.
  • Pagina 515 Parameters Trackinggevoeligheid Instelling voor Servo AF-trackinggevoeligheid van het onderwerp in reactie op niet- onderwerpen die over AF-punten bewegen of onderwerpen die van AF-punten afwijken. Standaardinstelling. Geschikt voor bewegende onderwerpen in het algemeen. Vergrendeld: –2 / Vergrendeld: -1 De camera blijft proberen scherp te stellen op het onderwerp, zelfs als niet-onderwerpen over AF-punten bewegen of als het onderwerp van de AF-punten afwijkt.
  • Pagina 516 Versnellen/vertragen tracking Instelling voor trackinggevoeligheid van het onderwerp als reactie op plotselinge, aanzienlijke veranderingen in snelheid, zoals wanneer onderwerpen plotseling beginnen of stoppen met bewegen. Geschikt voor onderwerpen die met een stabiele snelheid bewegen (minimale wijzigingen in de bewegingssnelheid). -2 / -1 Geschikt voor onderwerpen die met een stabiele snelheid bewegen (minimale wijzigingen in de bewegingssnelheid).
  • Pagina 517 Caseparameters aanpassen U kunt de parameters ((1) trackinggevoeligheid en (2) tracking van versnellen/vertragen) handmatig aanpassen voor Case 1 tot Case 4. Selecteer een case. Draai aan het instelwiel < > om het nummer van de case die u wilt aanpassen te selecteren. Druk op de knop <...
  • Pagina 518 Maak de afstelling. De standaardinstellingen worden aangegeven door een lichtgrijs [ ] pictogram. Als u de aanpassing wilt bevestigen, drukt u op < >. Druk op de knop < > om terug te keren naar het scherm van stap 1. Opmerking Om de standaardparameterinstellingen voor (1) en (2) in elke case te herstellen, drukt u in stap 2 op de knop <...
  • Pagina 519 AF-functies aanpassen 2] (bij video-opnamen) U kunt de AF-functies tot in detail configureren, afhankelijk van uw opnamestijl of onderwerp. Ontspanvoorkeur 1-beeld AF U kunt opgeven of de voorkeur moet worden gegeven aan scherpstellen of aan de sluitertijd voor 1-beeld AF (behalve bij opnemen met de Touch Shutter). ] Scherpstellen De opname wordt pas gemaakt nadat op het onderwerp is scherpgesteld.
  • Pagina 520 [ ] Ontspannen Geeft voorrang aan de ontspanknop boven de scherpstelling. Handig als het vastleggen van het beslissende moment het belangrijkste is. Merk op dat de camera opnamen maakt ongeacht of het onderwerp scherp is of niet. Preview AF Deze functie houdt het onderwerp algemeen scherp. De camera is klaar om direct scherp te stellen als u de ontspanknop half indrukt.
  • Pagina 521 Lensbediening als AF niet beschikbaar is U kunt de lensbediening specificeren die van toepassing is wanneer automatisch scherpstellen op een onderwerp niet mogelijk is. ] Continu scherpstellen Als er niet met automatische scherpstelling kan worden scherpgesteld, blijft de lens naar de nauwkeurige scherpstelling zoeken.
  • Pagina 522 Selecteer een optie. [ON] Inschak. Schakelt gebruik van het AF-hulplicht in als dat nodig is. [OFF] Uitschak. Schakelt gebruik van het AF-hulplicht uit. Stel dit in als het AF-hulplicht niet moet worden geactiveerd. [LED] Alleen LED AF-hulplicht Met deze optie kan het LED AF-hulplicht worden geactiveerd als Speedlite-flitseenheden die met deze functie zijn uitgerust worden bevestigd.
  • Pagina 523 Beperken AF-gebieden U kunt de beschikbare AF-gebieden beperken tot de gebieden die u normaal gebruikt. Selecteer beschikbare AF-gebieden en druk op < > om een vinkje [ ] toe te voegen. Selecteer [OK] om de instelling vast te leggen. Zie AF-gebied voor informatie over AF- gebieden.
  • Pagina 524 AF-gebiedselectiebesturing U kunt instellen hoe methoden voor de selectie van AF-gebieden worden verwisseld. →Knop M-Fn Druk op de knop < > en vervolgens op de knop < >. Telkens wanneer u op de knop drukt, wordt het AF-gebied verwisseld. →Hoofdinstelwiel Druk op de knop <...
  • Pagina 525 AF-punten op basis van richting U kunt afzonderlijke soorten AF-gebieden of posities van AF-punten instellen voor verticale en horizontale opnamen. ] Gelijk voor vertic./horiz. Dezelfde AF-punten of Zone-AF-kaders in dezelfde AF-gebieden worden voor zowel verticale als horizontale opnamen gebruikt. ] Aparte AF-ptn:gebied+pt Afzonderlijke soorten AF-gebieden of afzonderlijke posities van AF-punten of Zone AF- kaders kunnen worden ingesteld voor elke camerarichting ((1) Horizontaal, (2) Verticaal met de cameragreep omhoog, (3) Verticaal met de cameragreep omlaag (...
  • Pagina 526 Elektronische volledige handmatige scherpstelling De werking van handmatige scherppstelling met de elektronische scherpstelring kan worden aangepast wanneer bepaalde lenzen zijn bevestigd. Op de Canon-website kunt u zien welke lenzen compatibel zijn ( Uitschak. De werking van handmatige scherpstelling komt overeen met de instelling van [Objectief elektronische MF].
  • Pagina 527 ] One-Shot→ingesch. (vergr.) U kunt na de AF-bediening handmatig scherpstellen als u de ontspanknop half ingedrukt houdt. U kunt het scherpstelgebied vergroten en de scherpstelling handmatig aanpassen door aan de scherpstelring op de lens te draaien. ] Uitschakelen in AF-modus Handmatige scherpstelling is uitgeschakeld als de scherpstelmodusknop van de lens is ingesteld op <...
  • Pagina 528 Draaiing scherpstelring U kunt de richting waarin de scherpstelring van een RF-lens wordt gedraaid, omkeren om instellingen aan te passen. ] Normaal ] Omgekeerde richting Gevoeligheid van scherpstelring van RF-lenzen U kunt de gevoeligheid van de scherpstelring van de RF-lens instellen. ] Hangt af van draaisnelheid De gevoeligheid van de scherpstelring varieert afhankelijk van de draaisnelheid.
  • Pagina 529 Gebruik als een scherpstel- of bedieningsring Schakelen van de functionaliteit van de lensscherpstelling/bedieningsring met het menu. Waarschuwing Beschikbaar als u lenzen gebruikt met een combinatie van scherpstelring/ bedieningsring, maar zonder schakelaar om tussen deze functies te schakelen. Gebruik als scherpstelring De ring werkt als een scherpstelring.
  • Pagina 530 * Lenzen die een langzame overgang van de scherpstelling tijdens video-opnamen ondersteunen USM- en STM-lenzen die in en na 2009 op de markt zijn gekomen, zijn compatibel. Raadpleeg de website van Canon voor meer informatie (...
  • Pagina 531 Waarschuwing Bij bepaalde lenzen wordt de snelheid mogelijk niet gewijzigd, zelfs niet wanneer u de AF-snelheid aanpast. Opmerking Bediening wanneer inactief gelijk is aan wanneer [AF-snelheid] is ingesteld op [Standaard (0)]. Een sterretje ”*” rechts van [ : Servo AF-snelheid v. movies] geeft aan dat de standaardinstelling is aangepast.
  • Pagina 532 Opmerking Bediening wanneer inactief gelijk is aan wanneer [0] is ingesteld.
  • Pagina 533 De transportmodus selecteren De camera heeft transportmodi voor enkele opnamen en continue opnamen. U kunt de transportmodus selecteren die bij de scène of het onderwerp past. Druk op de knop < > ( Selecteer de transportmodus. Draai aan het instelwiel < >...
  • Pagina 534 ] Continue opname met hoge snelheid Als u de ontspanknop volledig ingedrukt houdt, kunt u terwijl u hem ingedrukt houdt continu opnames maken zoals hieronder beschreven, op basis van de instelling : Sluitermodus]. • [Elektronisch]: maximaal circa 15 opnamen per seconde •...
  • Pagina 535 • Handmatige scherpstelling wordt uitgevoerd • Servo AF verandert de positie waarop is scherpgesteld Bezoek de Canon-website voor informatie over lenzen die de maximale snelheid bij continue opname ondersteunen ( Continue opnamesnelheid met Servo AF kan lager zijn afhankelijk van de onderwerpomstandigheden of de gebruikte lens.
  • Pagina 536 De zelfontspanner gebruiken Gebruik de zelfontspanner wanneer u zelf op de foto wilt, zoals bij een herdenkingsfoto. Druk op de knop < > ( Selecteer de zelfontspanner. Draai aan het instelwiel < > om een keuze te maken. : Opname over 10 sec. : Opname over 2 sec.
  • Pagina 537 Maak de opname. Stel scherp op het onderwerp en druk vervolgens de ontspanknop helemaal in. Om de bediening te controleren, kijkt u naar het zelfontspannerlampje, luistert u naar pieptonen of kijkt u naar de aftelling in seconden op het scherm. Het knipperen van het zelfontspannerlampje neemt toe en de camera laat snelle pieptonen horen ca.
  • Pagina 538 Opnamen maken met de afstandsbediening Draadloze afstandsbediening BR-E1 Afstandsbediening RS-80N3 / Afstandsbediening met timer TC-80N3 Om opnamen te maken met de afstandsbediening, kunt u een optionele draadloze afstandsbediening BR-E1 (Bluetooth) of een optionele afstandsbediening RS-80N3 of afstandsbediening met timer TC-80N3 (beide bekabeld) gebruiken. Draadloze afstandsbediening BR-E1 U kunt opnamen maken tot op een afstand van circa 5 meter van de camera.
  • Pagina 539 Afstandsbediening RS-80N3 / Afstandsbediening met timer TC-80N3 Nadat u deze schakelaar hebt verbonden met de camera, kunt u hiermee op afstand fotograferen via een kabelverbinding. Raadpleeg de instructiehandleiding van het accessoire voor bedieningsinstructies. Open het aansluitingenklepje. Sluit de stekker aan op de aansluiting voor de afstandsbediening.
  • Pagina 540 Afspelen In dit hoofdstuk worden onderwerpen behandeld met betrekking tot weergave (het laten zien van foto's en video's), en worden de menu-instellingen op het tabblad Afspelen [ geïntroduceerd. Waarschuwing Normale weergave of selectie op deze camera is misschien niet mogelijk voor opnamen die op andere camera's zijn vastgelegd, of voor beelden van deze camera die op een computer zijn bewerkt of hernoemd.
  • Pagina 541 • Diavoorstelling • Zoekcriteria voor beelden instellen • Bladeren door beelden met het hoofdinstelwiel • Door beelden bladeren met het snelinstelwiel voor beoordelen 1 • Het hoofdinstelwiel en het snelinstelwiel 2 verwisselen • Functie van knop Classificatie/spraakmemo • Het afspeelinformatiescherm aanpassen •...
  • Pagina 542 Tabbladmenu's: Afspelen Afspelen 1 Beveilig beelden Wis beelden Foto's roteren Movierotatiegeg. wijzigen Classificatie Beeldkopie Printopties Afspelen 2 RAW-beeldverwerking RAW-beeldbewerking in cloud Wijzig formaat Trimmen Conversie HEIF→JPEG...
  • Pagina 543 Afspelen 3 Diavoorstelling Beeldzoekvoork. instellen Vergroting Afspelen 4 Spring met Spring met Schakelaar / -knopfunctie Audiokwaliteit memo...
  • Pagina 544 Afspelen 5 Weergave-informatiescherm Overbel. waarsch. AF-punt weerg. Weergaveraster Movie afs. teller HDMI HDR-uitgang...
  • Pagina 545 Beelden afspelen Weergave van één beeld Weergave met opname-informatie Afspelen via touchscreen Weergave van één beeld Schakel over naar afspelen. Druk op de knop < >. Het laatst vastgelegde of weergegeven beeld wordt getoond. Door beelden bladeren. Als u de beelden wilt weergeven, beginnend met uw meest recente opname, draait u het instelwiel <...
  • Pagina 546 Geen informatie Weergave met basisinformatie Weergave met opname-informatie Het afspelen van beelden afsluiten. Druk op de knop < > om het afspelen van beelden af te sluiten en terug te keren naar de stand-bymodus voor opnamen. Opmerking Lijnen die het beeldgebied aangeven, worden weergegeven op RAW-beelden die zijn vastgelegd met [ : ...
  • Pagina 547 Weergave met opname-informatie Wanneer het opname-informatiescherm wordt weerggeven ( ), kunt u < > omlaag of omhoog drukken om andere informatie weer te geven. U kunt de weergegeven informatie ook aanpassen, in [ : Weergave-informatiescherm] (...
  • Pagina 548 Afspelen via touchscreen De camera beschikt over een touchscreen dat u kunt aanraken om het afspelen te bedienen. Ondersteunde aanraakhandelingen zijn overeenkomstig degene die gebruikt worden met smartphones en gelijksoortige apparaten. Druk eerst op de knop < > om afspelen via touchscreen voor te bereiden. Door beelden bladeren Opnamesprong Indexweergave...
  • Pagina 549 Vergrote weergave Opmerking U kunt de weergave ook vergroten door met een vinger te dubbeltikken.
  • Pagina 550 Vergrote beeldweergave Het aanvankelijke vergrotingspercentage instellen De aanvankelijke vergrotingspositie instellen Vergroting voor volgende beelden U kunt de weergave van uw vastgelegde beelden vergroten. Vergroot het beeld. Vergroting is mogelijk op de volgende momenten: 1. Tijdens het afspelen van beelden (afspelen van één beeld); 2. Tijdens het bekijken van beelden na het maken van opnamen;...
  • Pagina 551 Verschuif het beeld. Scroll in elke willekeurige richting over het vergrote beeld met < >. Met < > kunt u ook het vergrote gebied zelf verplaatsen. Druk op de knop < > of < > om de vergrote weergave af te sluiten.
  • Pagina 552 Het aanvankelijke vergrotingspercentage instellen U kunt het aanvankelijk vergrotingspercentage instellen. Selecteer [ : Vergroting]. Selecteer [Vergroting (ong.)].
  • Pagina 553 Selecteer een optie. 2x, 4x, 8x, 10x Vergrote weergave begint bij het geselecteerde vergrotingspercentage. Ware grootte De pixels van het opgenomen beeld worden weergegeven op ongeveer 100%. Z. als ltste Vergrote weergave wordt hervat met hetzelfde percentage als de laatste keer dat u vergrote weergave heeft afgesloten met de knop <...
  • Pagina 554 De aanvankelijke vergrotingspositie instellen U kunt de aanvankelijke vergrotingspositie instellen. Selecteer [ : Vergroting]. Selecteer [Vergrote positie].
  • Pagina 555 Selecteer een optie. Vanuit centrum Vergrote weergave start bij het midden van het scherm. Vanaf sch.st.pt. Vergrote weergave start bij het AF-punt waarop is scherpgesteld. Als de foto is gemaakt met handmatige scherpstelling, start de vergrote weergave bij het midden van het scherm.
  • Pagina 556 Vergroting voor volgende beelden U kunt opgeven of u dezelfde positie voor vergrote weergave wilt behouden, of de ingestelde positie in [Vergrote positie] wilt gebruiken bij het weergeven van volgende beelden. Selecteer [ : Vergroting]. Selecteer [Handhaaf positie].
  • Pagina 557 Selecteer een optie. Inschak. De huidige vergrote positie wordt behouden bij het weergeven van volgende beelden in vergrote weergave. Uitschak. De positie ingesteld in [Vergrote positie] wordt gebruikt bij het weergeven van volgende beelden in vergrote weergave.
  • Pagina 558 Indexweergave (weergave van meerdere beelden) Druk op de knop < >. Druk tijdens het afspelen van het beeld op de knop < >. ] wordt rechtsonder op het scherm weergegeven. Schakel over naar de indexweergave. Draai het instelwiel < > linksom. De 4-beeldindexweergave verschijnt.
  • Pagina 560 Door beelden bladeren. Gebruik < > of de < >-draaiknop om het oranje kader voor de beeldselectie te verplaatsen. Druk in de indexweergave op < > om het geselecteerde beeld in een weergave van één beeld weer te geven.
  • Pagina 561 Opnemen en afspelen van spraakmemo's Spraakmemo's opnemen Audiokwaliteit memo Spraakmemo's afspelen U kunt spraakmemo's toevoegen (opnemen) aan uw opnamen. Spraakmemo's worden opgeslagen als WAV-geluidsbestanden met hetzelfde bestandsnummer als het beeld. Ze kunnen worden afgespeeld door de camera of een computer. Spraakmemo's opnemen Schakel over naar afspelen.
  • Pagina 562 Neem een spraakmemo op. Houd de knop < > gedurende circa 2 seconden ingedrukt. Houd de knop na het verschijnen van [Memo opnemen...] ingedrukt en spreek in de microfoon (1). Elke opname kan tot ca. 30 sec. duren. Als u klaar bent met het opnemen van de spraakmemo, laat u de knop los.
  • Pagina 563 Waarschuwing Spraakmemo's kunnen niet worden toegevoegd aan video's of beveiligde beelden. Spraakmemo's kunnen niet met een externe microfoon worden opgenomen. Spraakmemo's kunnen niet worden toegevoegd aan beelden tijdens de overdracht naar een FTP-server. Opmerking De audiokwaliteit van spraakmemo-opnamen kan worden gewijzigd in : Audiokwaliteit memo].
  • Pagina 564 Audiokwaliteit memo U kunt de audiokwaliteit instellen wanneer u een spraakmemo opneemt. Selecteer [ : Audiokwaliteit memo]. Selecteer een optie. 48 kHz: Hoge kwaliteit (48 kHz) Maakt het mogelijk om spraakmemo's op te nemen met dezelfde audiokwaliteit als video's. 8 kHz: Lage kwaliteit (8kHz) Maakt kleinere bestandsgroottes voor spraakmemo's mogelijk dan met [Hoge kwaliteit (48 kHz)].
  • Pagina 565 Spraakmemo's afspelen Selecteer [ :  / -knopfunctie]. Selecteer [ / ]. Selecteer een beeld voor het afspelen van een spraakmemo. Druk op de knop < > om over te schakelen naar beelden afspelen. Draai aan het instelwiel < > om een beeld te selecteren dat is voorzien van een [ ]-pictogram boven aan het scherm.
  • Pagina 566 Speel de spraakmemo af. Druk op de knop < > om de spraakmemo af te spelen via de luidspreker (1). Pas het geluidsvolume aan door aan het instelwiel < > te draaien. Druk op de knop < > om het afspelen te stoppen. Opmerking Meerdere spraakmemo's die aan een beeld worden toegevoegd, worden achtereenvolgens afgespeeld.
  • Pagina 567 Video afspelen Schakel over naar afspelen. Druk op de knop < >. Selecteer een video. Draai aan het instelwiel < > om een video te selecteren die u wilt afspelen. Bij de weergave van één beeld geeft het pictogram [ linksboven in het scherm aan dat het een video is.
  • Pagina 568 Druk in de weergave van één beeld op < >. Druk op < > om de video af te spelen. De video wordt afgespeeld. Geluid wordt afgespeeld via de luidspreker (1). U kunt de weergave onderbreken en het videoafspeelpaneel openen door op <...
  • Pagina 569 Videoafspeelpaneel Optie Afspeelopties Door op < > te drukken, kunt u overschakelen tussen afspelen en Afspelen stoppen. Pas de vertraagde snelheid aan door aan het instelwiel < > te Vertraagd draaien. De vertraagde snelheid wordt rechtsboven in het scherm aangegeven. Hiermee springt de film telkens wanneer u op <...
  • Pagina 570 De eerste en laatste scènes van een video bewerken U kunt de eerste en laatste beelden van een video bewerken in tussenstappen van circa 1 seconde. Druk in de weergave van één beeld op < >. Selecteer [ ] op het videoafspeelpaneel.
  • Pagina 571 Geef aan welk deel moet worden verwijderd. Selecteer [ ] (Snijden begin) of [ ] (Snijden eind). Druk op < > links of rechts om één frame terug of vooruit te gaan. Blijf op de multicontroller drukken om de frames snel terug te spoelen of snel vooruit te spoelen.
  • Pagina 572 Sla op. Selecteer [ ] (1). Het scherm Opslaan wordt weergegeven. Om het resultaat als nieuw bestand op te slaan, kiest u [Nieuw bestand]. Om het op te slaan en het originele videobestand te overschrijven, selecteert u [Overschrijven]. Selecteer [ ] (2) om een gecomprimeerde versie van het bestand op te slaan.
  • Pagina 573 Comprimeren en opslaan is niet beschikbaar voor de volgende video's. • Video's die zijn opgenomen met [ : HDR-opname ] ingesteld op [Inschak.] • Video's die zijn opgenomen met [ : Instellingen Canon Log] ingesteld op [Aan ( • Video's opgenomen in de afmetingen (NTSC), (PAL), (NTSC) of Video's worden mogelijk niet gecomprimeerd als de resterende accucapaciteit laag is.
  • Pagina 574 4K-videobeeld opslaan als foto Uit 4K-video's kunt u individuele frames selecteren om op te slaan als JPEG- of HEIF-foto's. Deze functie heet “Beeld opslaan als foto”. Selecteer een 4K-video. Draai aan het instelwiel < > en selecteer een video met 4K-kwaliteit. Op het opname-informatiescherm ( ), worden 4K-video's gelabeld met de pictogrammen [...
  • Pagina 575 Beeldovername is niet mogelijk bij de volgende 4K-video's. • RAW-video's • Video's die zijn opgenomen met [ : Instellingen Canon Log] ingesteld op [Aan ( • Video's die zijn opgenomen met andere camera's Beeldovername werkt niet wanneer de camera is aangesloten op een computer.
  • Pagina 576 Afspelen op een tv-toestel Door de camera met een in de handel verkrijgbare HDMI-kabel op een televisie aan te sluiten, kunt u de vastgelegde foto's en video's op de televisie weergeven. Als het beeld niet op het tv-scherm wordt weergegeven, controleert u of [ : Videosysteem] correct is ingesteld op [Voor NTSC] of [Voor PAL] (afhankelijk van het videosysteem van uw televisie).
  • Pagina 577 Druk op de knop < >. De beelden worden nu weergegeven op de televisie, zonder dat er iets op het camerascherm wordt weergegeven. De beelden worden automatisch weergegeven met de optimale resolutie passend bij de aangesloten televisie. Waarschuwing Pas het videogeluidsvolume van de televisie aan. Het geluidsvolume kan niet met de camera worden aangepast.
  • Pagina 578 Beelden beveiligen Individuele afbeeldingen beveiligen via het menu Het bereik van te beveiligen beelden opgeven Alle beelden in een map of op een kaart beveiligen U kunt belangrijke beelden beveiligen om te voorkomen dat ze gewist worden. Waarschuwing Als u de kaart formatteert ( ), worden beveiligde beelden ook gewist.
  • Pagina 579 Selecteer [Selecteer beelden]. Selecteer het beeld dat u wilt beveiligen. Draai aan het instelwiel < > om een beeld te selecteren dat u wilt beveiligen. Beveilig het beeld. Druk op < > om het geselecteerde beeld te beveiligen, waarna het wordt gelabeld met een [ ]-pictogram (1) bovenin het scherm.
  • Pagina 580 Het bereik van te beveiligen beelden opgeven Terwijl u de beelden in de indexweergave bekijkt, kunt u het eerste en het laatste beeld voor een bereik opgeven om alle opgegeven beelden tegelijk te beveiligen. Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [ : Beveilig beelden].
  • Pagina 581 Alle beelden in een map of op een kaart beveiligen U kunt alle beelden in een map of op een geheugenkaart tegelijk beveiligen. Wanneer u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] selecteert in : Beveilig beelden], worden alle beelden in de map of op de kaart beveiligd. Als u de beveiliging wilt annuleren, selecteert u [Wis bev.
  • Pagina 582 Beelden wissen Beelden een voor een wissen Selectie ([ ]) van Meerdere beelden tegelijk wissen Het bereik opgeven van de te wissen beelden Alle beelden in een map of op een kaart wissen U kunt overbodige beelden één voor één of in een batch selecteren en wissen. Beveiligde beelden ( ) worden niet gewist.
  • Pagina 583 Druk op de knop < >. Wis de beelden. JPEG/HEIF/RAW-beelden of video's Selecteer [Wissen]. RAW+JPEG/RAW+HEIF-beelden Selecteer een optie. Beeldenreeksen vastgelegd in de transportmodus [ ], [ ] of [ worden gewist als u tijdens afspelen [Wis scène waarin beeld zit] selecteert.
  • Pagina 584 Opmerking Tijdens afspelen kunt u beelden wissen door op de knop < > te drukken...
  • Pagina 585 Selectie ([ ]) van Meerdere beelden tegelijk wissen Door vinkjes toe te voegen aan de te wissen beelden, kunt u al die beelden in één keer wissen. Selecteer [ : Wis beelden]. Selecteer [Selecteer en wis beelden]. Selecteer een beeld. Draai aan het instelwiel< >...
  • Pagina 586 Wis de beelden. Druk op de knop < > en druk vervolgens op [OK].
  • Pagina 587 Het bereik opgeven van de te wissen beelden Terwijl u de beelden in de indexweergave bekijkt, kunt u het eerste en het laatste beeld voor een bereik opgeven om alle opgegeven beelden tegelijk te wissen. Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [ : Wis beelden].
  • Pagina 588 Wis de beelden. Selecteer [OK].
  • Pagina 589 Alle beelden in een map of op een kaart wissen U kunt alle beelden in een map of op een geheugenkaart tegelijk wissen. Wanneer u [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] selecteert in [ : Wis beelden], worden alle beelden in de map of op de kaart gewist. Als de zoekcriteria zijn ingesteld met [ : Beeldzoekvoork.
  • Pagina 590 Foto's draaien U kunt deze functie gebruiken om het getoonde beeld in de gewenste positie te draaien. Selecteer [ : Foto's roteren]. Selecteer een beeld dat u wilt roteren. Draai aan het instelwiel < > om het beeld te selecteren.
  • Pagina 591 Draai het beeld. Elke keer dat u op < > drukt, wordt het beeld als volgt rechtsom gedraaid: 90°→270°→0°. Als u nog een beeld wilt draaien, herhaalt u stap 2 en 3. Opmerking Als u voorafgaand aan het maken van foto's de optie [ : Auto. roteren] hebt ingesteld op [Aan ), hoeft u het beeld niet meer met deze functie te roteren.
  • Pagina 592 Richtingsinformatie van video's wijzigen U kunt informatie over de richting voor het afspelen van video's handmatig bewerken (om te bepalen welke kant naar boven staat). Selecteer [ : Movierotatiegeg. wijzigen]. Selecteer een video. Draai aan het instelwiel < > om een video te selecteren waarvan u de richtingsinformatie wilt wijzigen.
  • Pagina 593 Wijzig de richtingsinformatie. Wanneer u de camera en het -pictogram in de linkerbovenhoek van het scherm ziet, drukt u op < > om op te geven welke kant naar boven moet. Telkens wanneer u op < > drukt, worden de rotatiegegevens van de video als volgt bewerkt: [ ] →...
  • Pagina 594 Classificatie van beelden Individuele beelden classificeren met de knop < > Individuele beelden classificeren via het menu Classificeren door het bereik op te geven Alle beelden in een map of op een kaart classificeren U kunt beelden classificeren door ze te beoordelen op een schaal van 1 tot 5 ( ).
  • Pagina 595 Opmerking Tijdens afspelen kunt u beelden classificeren door op de knop < > te drukken (...
  • Pagina 596 Individuele beelden classificeren via het menu Selecteer [ : Classificatie]. Selecteer [Selecteer beelden]. Selecteer het beeld dat u wilt classificeren. Draai aan het instelwiel < > om het beeld te selecteren dat u wilt classificeren.
  • Pagina 597 Classificeer het beeld. Druk op < >. Er wordt een blauw markeringskader weergegeven, zoals getoond in het bovenstaande scherm. Draai aan het instelwiel < > om een classificatie te selecteren en selecteer vervolgens < >. Als u een classificatie aan het beeld toevoegt, wordt het nummer naast de ingestelde classificatie met één opgehoogd.
  • Pagina 598 Classificeren door het bereik op te geven Terwijl u de beelden in de indexweergave bekijkt, kunt u het eerste en het laatste beeld voor een bereik opgeven om alle opgegeven beelden tegelijk te beoordelen. Selecteer [Selecteer reeks]. Selecteer [Selecteer reeks] in [ : Classificatie].
  • Pagina 599 Classificeer de beelden. Draai aan het instelwiel < > om een classificatie te selecteren en selecteer vervolgens [OK]. Alle beelden in het opgegeven bereik worden tegelijk beoordeeld (dezelfde classificatie).
  • Pagina 600 Alle beelden in een map of op een kaart classificeren U kunt alle beelden in een map of op een geheugenkaart tegelijk classificeren. Wanneer u onder [ : Classificatie] de optie [Alle beelden in map] of [Alle beelden op kaart] selecteert, worden alle beelden in de map of op de kaart beoordeeld. Draai aan het hoofdinstelwiel <...
  • Pagina 601 Opmerking Waarden naast classificaties worden weergegeven als [###] als meer dan 1.000 beelden die classificatie hebben. Met [ : Beeldzoekvoork. instellen] en [ : Spring met ], kunt u alleen beelden met een bepaalde classificatie weergeven.
  • Pagina 602 Beelden kopiëren Afzonderlijke beelden kopiëren Kopiëren van een reeks beelden Alle beelden in een map of op een kaart kopiëren U kunt de beelden op één kaart naar de andere kaart kopiëren om een kopie ervan op te slaan. Alle beelden in een map of op een kaart kunnen ook tegelijkertijd worden gekopieerd. Waarschuwing Overweeg voor het kopiëren van veel beelden het gebruik van een accessoire voor aansluiting op een gewoon stopcontact (afzonderlijk verkrijgbaar).
  • Pagina 603 Afzonderlijke beelden kopiëren Selecteer [ : Beeldkopie]. Selecteer [Sel.beeld]. Controleer de bron- en doelkaartnummers en de vrije ruimte op de doelkaart. Selecteer [Sel.beeld] en druk vervolgens op < >.
  • Pagina 604 Selecteer de map. (1) Aantal beelden in de map (2) Laagste bestandsnummer (3) Mapnaam (4) Hoogste bestandsnummer Selecteer de bronmap en druk vervolgens op < >. Wanneer u de map selecteert, raadpleeg dan de beelden die rechts op het scherm worden weergegeven. Selecteer een beeld dat u wilt kopiëren.
  • Pagina 605 Druk op de knop < >. Selecteer [OK]. Controleer de doelkaart en druk op [OK]. Selecteer de doelmap. Selecteer de map waarnaar u het beeld wilt kopiëren en druk op < >. Als u een nieuwe map wilt maken, selecteert u [Maak map].
  • Pagina 606 Selecteer [OK]. Controleer de informatie van de bronkaart en doelkaart en selecteer vervolgens [OK]. De resultaten worden weergegeven nadat het kopiëren is voltooid. Selecteer [OK] om terug te keren naar het scherm van stap 2.
  • Pagina 607 Kopiëren van een reeks beelden U kunt alle opgegeven beelden tegelijk kopiëren door de eerste en laatste beelden in een reeks te selecteren in de indexweergave van de beelden. Selecteer [Reeks]. Selecteer de map. Selecteer de bronmap en druk vervolgens op < >.
  • Pagina 608 Geef het bereik van de beelden op. Selecteer het eerste beeld (beginpunt). Selecteer vervolgens het laatste beeld (eindpunt). Een vinkje [ ] wordt toegevoegd aan alle beelden binnen het bereik tussen het eerste en het laatste beeld. Als u nog een beeld wilt selecteren om te kopiëren, herhaalt u stap 3. Druk op de knop <...
  • Pagina 609 Alle beelden in een map of op een kaart kopiëren U kunt alle beelden in een map of op een geheugenkaart tegelijk kopiëren. Selectie van [Sel. ] of [Alle bldn] in [ : Beeldkopie] kopieert alle beelden die het bevat.
  • Pagina 610 Printopties (DPOF) Printopties Beelden selecteren voor afdrukken Met DPOF (Digital Print Order Format) kunt u beelden die op de kaart staan, afdrukken volgens uw printinstructies, zoals de beeldselectie, het aantal exemplaren, enzovoort. U kunt meerdere beelden in één batch afdrukken of printopties maken voor een foto- ontwikkelaar.
  • Pagina 611 Stel de gewenste opties in. Stel de opties [Afdruktype], [Datum] en [File No.] in. Standaard Er wordt één beeld afgedrukt per vel. Er worden meerdere Index miniatuurafbeeldingen afgedrukt per Afdruktype vel. Er worden zowel standaard- als Beide indexprints gemaakt. Bij [Aan] wordt de vastgelegde datum van het Datum vastgelegde beeld afgedrukt.
  • Pagina 612 Waarschuwing Als u een beeld met een groot beeldformaat afdrukt met behulp van de instelling [Index] of [Beide] ( ), wordt bij bepaalde printers de indexprint mogelijk niet afgedrukt. Verklein in dat geval het formaat van het beeld ( ) en druk de indexprint vervolgens af.
  • Pagina 613 Beelden selecteren voor afdrukken Beelden selecteren Selecteer en specifieer de beelden een voor een. Druk op de knop < > om de printopties op de kaart op te slaan. Standaard/Beide (1) Aantal (2) Totaal aantal geselecteerde beelden Druk op < >...
  • Pagina 614 Meerdere beelden selecteren Selecteer reeks Selecteer [Selecteer reeks] in [Meerdere]. Door de eerste en de laatste beelden van de reeks te selecteren, worden alle beelden in de reeks geselecteerd met een vinkje [ ] en wordt van elk beeld één exemplaar gespecificeerd voor afdrukken. Alle beelden in een map Selecteer [Markeer alles in de map] en selecteer de map.
  • Pagina 615 RAW-beeldverwerking Vergrote weergave Verwerking van beelden met een gespecificeerde aspect ratio RAW-beeldverwerkingsopties U kunt - of -beelden verwerken met de camera om JPEG- of HEIF-beelden te maken. Dit is niet van invloed op RAW-beelden, dus kunt u verschillende opties toepassen om JPEG- of HEIF-beelden te maken.
  • Pagina 616 Selecteer een optie en selecteer vervolgens beelden. U kunt meerdere beelden selecteren om in één keer te verwerken. Selecteer beelden Draai aan het snelinstelwiel < > om de te verwerken beelden te selecteren en druk vervolgens op < >. Druk op de knop < >.
  • Pagina 617 Stel de gewenste verwerkingsopties in. Opname-instellingen gebr. Beelden worden verwerkt met opname-instellingen op het moment van vastleggen. Beelden die zijn vastgelegd met [ : HDR-opname ingesteld op [Inschak.] worden verwerkt om HEIF's te maken, en beelden die zijn vastgelegd met deze functie ingesteld op [Uitschak.] worden verwerkt om JPEG's te maken.
  • Pagina 618 Sla op. Wanneer u [Verwerking instellen→JPEG] of [Verwerking instellen→HEIF] gebruikt, selecteert u [ ] (Opslaan). Lees de melding en selecteer [OK]. Selecteer [Ja] om andere beelden te verwerken en herhaal de stappen 2-4. Selecteer het weer te geven beeld. Selecteer [Origineel beeld] of [Bewerkt beeld]. Uw geselecteerde beeld wordt weergegeven.
  • Pagina 619 Vergrote weergave U kunt beelden die worden weergegeven voor [Verwerking instellen→JPEG] of [Verwerking instellen→HEIF] vergroten door op de knop < > te drukken. Het vergrotingspercentage hangt af van de instelling [Beeldkwalit.]. Met < > kunt u door het vergrote beeld scrollen. Als u de vergrote weergave wilt beëindigen, drukt u nogmaals op de knop <...
  • Pagina 620 Verwerking van beelden met een gespecificeerde aspect ratio JPEG- of HEIF-beelden met de opgegeven beeldverhouding, worden gemaakt wanneer u RAW-beelden verwerkt die zijn vastgelegd met [ :  Bijsnijden/beeldverhouding] ( ingesteld op [1:1 (aspectratio)], [4:3 (aspectratio)] of [16:9 (aspectratio)].
  • Pagina 621 RAW-beeldverwerkingsopties : Aanpassing helderheid U kunt de helderheid van het beeld aanpassen met maximaal ±1 stop in stappen van 1/3 stop. : Witbalans ( U kunt de witbalans selecteren. Wanneer u [ ] selecteert, kunt u ook [Auto: Sfeerprioriteit] of [Auto: Witprioriteit] selecteren. Als u [ ] selecteert, kunt u de kleurtemperatuur instellen.
  • Pagina 622 : Hi ISO ruisreductie ( U kunt de verwerking van ruisreductie instellen voor hoge ISO-snelheden. Als het effect niet goed te zien is, vergroot u het beeld ( : Beeldkwalit. ( U kunt de beeldkwaliteit instellen wanneer u een JPEG- of HEIF-beeld maakt. : Kleurruimte ( U kunt sRGB of Adobe RGB selecteren.
  • Pagina 623 : Lensafw.correctie • • : Corr. helderh. randen ( Een verschijnsel dat ervoor zorgt dat de hoeken van afbeeldingen er donkerder uitzien als gevolg van de fysieke eigenschappen van de lens, kan worden gecorrigeerd. Indien [Inschak.] is ingesteld, wordt het gecorrigeerde beeld weergegeven.
  • Pagina 624 • • : Diffractiecorrectie ( De diffractie door het diafragma van de lens, waardoor het beeld minder scherp wordt, kan worden gecorrigeerd. Indien [Inschak.] is ingesteld, wordt het gecorrigeerde beeld weergegeven. Als het effect niet goed te zien is, vergroot u het beeld ( Waarschuwing Verwerking van RAW-beelden in de camera levert niet exact hetzelfde resultaat op...
  • Pagina 625 RAW-beeldverwerking in de cloud vereist een betaald abonnement. Ga naar de website image.canon voor abonnementsinformatie. Beelden die door deze beeldverwerking worden gegenereerd, worden op de servers van image.canon opgeslagen. De verwerkte beelden worden niet op de camera opgeslagen. Opmerking Verbind de camera met image.canon voordat u verdergaat (...
  • Pagina 626 De verwerkingscapaciteit controleren U kunt controleren hoeveel beelden u op image.canon kunt verwerken. Selecteer [ : RAW-beeldbewerking in cloud]. Selecteer [Controleer bew.cap. (verversen)]. De camera krijgt toegang tot image.canon. Controleer het aantal in [Bewerkingscap.]. Informatie in [Bewerkingscap.] wordt bijgewerkt.
  • Pagina 627 Waarschuwing [Bewerkingscap.] is [0], tenzij u een betaald abonnement hebt op RAW- beeldverwerking in de cloud. U ontvangt abonnementsinformatie op het e- mailadres dat u op image.canon heeft geregistreerd als u zonder abonnement de verwerkingscapaciteit controleert.
  • Pagina 628 Te verwerken beelden toevoegen Selecteer [Voeg beelden toe om te bewerken].
  • Pagina 629 Selecteer een optie en selecteer vervolgens beelden. U kunt meerdere beelden selecteren om in één keer te verwerken. Selecteer beelden Draai aan het instelwiel < > om het te verwerken beeld te selecteren en druk vervolgens op de knop < >.
  • Pagina 630 Stel de gewenste verwerkingsopties in. Opname-instellingen gebr. Beelden worden verwerkt met opname-instellingen op het moment van vastleggen. Beelden die zijn vastgelegd met [ : HDR-opname ingesteld op [Inschak.] worden verwerkt om HEIF's te maken, en beelden die zijn vastgelegd met deze functie ingesteld op [Uitschak.] worden verwerkt om JPEG's te maken.
  • Pagina 631 Vergelijkingsscherm U kunt overschakelen tussen de schermen [Na wijziging] en [Opname-instellingen] door op de knop < > te drukken en aan het instelwiel < > te draaien. Items in oranje op het scherm [Na wijziging] zijn bewerkt sinds het moment van vastleggen. Druk op de knop <...
  • Pagina 632 Geselecteerde beelden bekijken/verwijderen Selecteer [Contr./verw. geselect. beelden]. Door uw beelden bladeren. Draai aan het instelwiel < > om de beelden te bekijken. Om beelden van de uploadlijst te verwijderen, drukt u op de knop < >. [ ] wordt weergegeven. Om de beeldverwerkingsomstandigheden te controleren, drukt u op de knop <...
  • Pagina 633 Verwijder het huidige beeld van de uploadlijst indien gewenst. Druk op de knop < >. Selecteer [OK] als een melding wordt weergegeven over het verwijderen van beelden van de uploadlijst.
  • Pagina 634 Beelden uploaden Selecteer [Verzend.]. Lees de melding. Lees de melding en tik op [Verzend.]. U krijgt een bericht op het e-mailadres dat voor uw Canon-ID is geregistreerd wanneer uw bestanden zijn ontvangen voor verwerking, en wanneer de verwerking is voltooid. Waarschuwing Het aantal beelden en de verwerkingscapaciteit worden mogelijk niet correct bijgewerkt als tijdens het uploaden een [Err 138]-transmissiefout optreedt.
  • Pagina 635 Het formaat van JPEG-/HEIF-beelden wijzigen U kunt het formaat van een JPEG- of HEIF-beeld wijzigen om het aantal pixels te verminderen en u kunt de opname vervolgens als nieuw bestand opslaan. Het formaat wijzigen is beschikbaar voor , JPEG- of HEIF-beelden (in formaten behalve inclusief beelden die zijn vastgelegd in RAW+JPEG- en RAW+HEIF-opnamen.
  • Pagina 636 Selecteer het gewenste beeldformaat. Druk op < > om de beeldformaten weer te geven. Selecteer het gewenste beeldformaat (1). Sla op. Selecteer [OK] om het beeld met gewijzigd formaat op te slaan. Controleer de bestemmingsmap en het beeldbestandsnummer en selecteer vervolgens [OK]. Als u het formaat van nog een beeld wilt wijzigen, herhaalt u stap 2 t/m...
  • Pagina 637 JPEG-/HEIF-beelden bijsnijden U kunt een JPEG/HEIF-beeld bijsnijden en deze opslaan als een nieuw beeld. Bijsnijden is beschikbaar voor JPEG- of HEIF-beelden. RAW-beelden en beelden van 4K-video's die zijn opgeslagen als foto's kunt u niet bijsnijden. Selecteer [ : Trimmen]. Selecteer een beeld. Draai aan het instelwiel <...
  • Pagina 638 Stel het bijsnijdkader in. Het beeldgebied dat binnen het bijsnijdkader valt, wordt bijgesneden. De grootte van het bijsnijdkader wijzigen Draai aan het instelwiel < > om de grootte van het bijsnijdkader te wijzigen. Hoe kleiner het bijsnijdkader, hoe meer vergroot de bijgesneden afbeelding eruit zal zien.
  • Pagina 639 Controleer het beeldgebied dat moet worden bijgesneden. Druk op de knop < >. Het bij te snijden beeldgebied wordt weergegeven. Sla op. Druk op < > en kies [OK] om het bijgesneden beeld op te slaan. Controleer de bestemmingsmap en het beeldbestandsnummer en selecteer vervolgens [OK].
  • Pagina 640 HEIF converteren naar JPEG Afzonderlijke beelden converteren Het bereik van te converteren beelden opgeven U kunt HEIF-beelden die zijn opgenomen in HDR-opname converteren en ze opslaan als JPEG-beelden. Opmerking JPEG’s die zijn geconverteerd vanuit HEIF-bestanden, zijn gelabeld met [ (wanneer ze zijn gemaakt op deze camera met firmwareversie 1.2.0 of later). Afzonderlijke beelden converteren Selecteer [ : Conversie HEIF→JPEG].
  • Pagina 641 Selecteer een beeld. Draai aan het instelwiel < > om een HEIF-beeld te selecteren voor conversie naar JPEG en druk op de knop < >. Herhaal stap 3 om nog een beeld te selecteren voor conversie. Druk op de knop < >...
  • Pagina 642 Selecteer de beelden die moeten worden gebruikt voor weergave. Selecteer [Origineel beeld] als u de originele HEIF-beelden wilt gebruiken voor weergave. Selecteer [Bewerkt beeld] als u de geconverteerde JPEG-beelden wilt gebruiken voor weergave. Opmerking Sommige scènes kunnen er na conversie anders uitzien als de originele en geconverteerde beelden worden vergeleken.
  • Pagina 643 Het bereik van te converteren beelden opgeven Selecteer [Selecteer reeks]. Geef het bereik van de beelden op. Selecteer het eerste beeld (beginpunt). Selecteer vervolgens het laatste beeld (eindpunt). Een vinkje [ ] wordt toegevoegd aan alle beelden binnen het bereik tussen het eerste en het laatste beeld.
  • Pagina 644 Sla op. Selecteer [OK] om het JPEG-beeld op te slaan. Als er nog meer beelden zijn om te converteren, selecteert u [Ja]. Selecteer de beelden die moeten worden gebruikt voor weergave. Selecteer [Origineel beeld] als u de originele HEIF-beelden wilt gebruiken voor weergave.
  • Pagina 645 Diavoorstelling U kunt de beelden op de kaart weergeven als een automatische diavoorstelling. Geef de beelden op die u wilt afspelen. Als u alle beelden op de kaart wilt afspelen, gaat u naar stap 2. Als u wilt opgeven welke beelden in de diavoorstelling moeten worden weergeven, filtert u de beelden met [ : Beeldzoekvoork.
  • Pagina 646 Stel de gewenste afspeelopties in. Selecteer [Stel in]. Stel de instellingen [Weergaveduur] en [Herhalen] (herhaald afspelen) in voor de foto's. Druk wanneer u klaar bent met instellen op de knop < >. Weergaveduur Herhalen...
  • Pagina 647 Start de diavoorstelling. Selecteer [Start]. Nadat de tekst [Laden van beeld...] is weergegeven, begint de diavoorstelling. Beëindig de diavoorstelling. Als u de diavoorstelling wilt afsluiten en wilt terugkeren naar het instellingenscherm, drukt u op de knop < >. Opmerking Als u de diavoorstelling wilt pauzeren, drukt u op < >.
  • Pagina 648 Zoekcriteria voor beelden instellen De zoekvoorkeuren wissen U kunt de beeld weergave aan de hand van zoekcriteria filteren. Nadat u de voorkeuren voor beelden zoeken hebt ingesteld, kunt u alleen de gevonden beelden afspelen en weergeven. U kunt tevens beschermen, classificeren, een diavoorstelling weergeven, wissen en andere handelingen toepassen op gefilterde beelden.
  • Pagina 649 Stel de zoekvoorkeuren in. Draai aan het instelwiel < > om een optie te selecteren. Draai aan het instelwiel < > om de instelling in te voeren. Een vinkje [ ] (1) wordt links van de optie toegevoegd. (Opgegeven als het zoekcriterium.) Als u de optie selecteert en op de knop <...
  • Pagina 650 Pas de zoekvoorkeuren toe. Druk op < > en lees het getoonde bericht. Selecteer [OK]. Het zoekcriterium wordt opgegeven. Geef de gevonden beelden weer. Druk op de knop < >. Alleen de beelden die overeenkomen met de ingestelde voorkeuren (gefilterd) worden afgespeeld. Als de beelden voor weergave zijn gefilterd, heeft het scherm een gele buitenrand (2).
  • Pagina 651 Opmerking Zoekcriteria kunnen worden gewist na bewerkingen waarbij de camera aan/uit wordt geschakeld of de kaart wordt gewisseld en beelden worden bewerkt, toegevoegd of gewist. De tijd voor Auto uitschakelen kan worden verlengd terwijl het scherm : Beeldzoekvoork. instellen] wordt weergegeven. De zoekvoorkeuren wissen Open het scherm van stap 2 en druk vervolgens op de knop <...
  • Pagina 652 Bladeren door beelden met het hoofdinstelwiel In de weergave van één beeld kunt u aan het instelwiel < > draaien om snel vooruit of achteruit door de beelden te bladeren, afhankelijk van de ingestelde sprongmethode. Selecteer [ : Spring met Selecteer de sprongmethode. Opmerking Met [Spring het opgegeven aantal beelden] kunt u aan het instelwiel <...
  • Pagina 653 Navigeer door te springen. (1) Sprongmethode (2) Afspeelpositie Druk op de knop < >. Draai in de weergave van één beeld aan het instelwiel < >. U kunt met de ingestelde sprongmethode bladeren.
  • Pagina 654 Door beelden bladeren met het snelinstelwiel voor beoordelen 1 In de weergave van één beeld kunt u aan het instelwiel < > draaien terwijl u de knop < > ingedrukt houdt om snel vooruit of achteruit door de beelden te bladeren, afhankelijk van de ingestelde sprongmethode.
  • Pagina 655 Selecteer de sprongmethode. Opmerking U kunt deze functie configureren als [ :  / -knopfunctie] is ingesteld op [ ] of [ Met [Spring het opgegeven aantal beelden] kunt u aan het instelwiel < > draaien om het aantal beelden te selecteren dat u wilt overslaan.
  • Pagina 656 Navigeer door te springen. (1) Sprongmethode (2) Afspeelpositie Druk op de knop < >. Draai in de weergave van één beeld aan het instelwiel < > terwijl u de knop < > ingedrukt houdt. U kunt met de ingestelde sprongmethode bladeren.
  • Pagina 657 Het hoofdinstelwiel en het snelinstelwiel 2 verwisselen U kunt de functies die aan deze instelwielen zijn toegewezen verwisselen, zoals gebruikt op het beeldafspeelscherm. Selecteer [ : Schakelaar Selecteer een optie. Uitschak. Spring Vergroten/indexweerg. Inschak. Vergroten/indexweerg. Spring Opmerking Overeenkomstige pictogrammen in menu's en op schermen zoals de schermen Snel instellen en Vergroten/Verkleinen worden dienovereenkomstig veranderd.
  • Pagina 658 Functie van knop Classificatie/spraakmemo U kunt het beoordelen/beveiligen/wissen van beelden, het opnemen/afspelen van een spraakmemo of het bladeren door beelden in combinatie met het instelwiel < > toewijzen aan de knop < >. Selecteer [ :  / -knopfunctie]. Selecteer een optie. / : Classific.
  • Pagina 659 : Neem spraakmemo op / Classificatie uitgeschakeld Wijst een spraakmemo-opname toe aan de knop < >. Tijdens het afspelen van beelden kunt u een spraakmemo opnemen door op de knop < > te drukken. / : Speel spraakmemo af / Houd vast voor opname spraakmemo Wijst het afspelen van spraakmemo's toe aan de knop <...
  • Pagina 660 Het afspeelinformatiescherm aanpassen Histogram U kunt schermen en de bijbehorende informatie opgeven die tijdens het afspelen van beelden worden getoond. Selecteer [ : Weergave-informatiescherm]. Plaats een vinkje [ ] naast het aantal weer te geven schermen. Selecteer nummers met het instelwiel < >.
  • Pagina 661 Histogram De histogrammen tonen de signaalniveaus over het gehele toonbereik. Helderheidsweergave (voor het controleren van het algemene belichtingsniveau en de algemene gradatie) en RGB-weergave (voor het controleren van de verzadiging en gradatie van rood, groen en blauw) zijn beschikbaar. U kunt het weergegeven histogram wisselen door op de knop <...
  • Pagina 662 [Helderheid] weergave Dit histogram is een grafiek die de verdeling van het helderheidsniveau van het beeld weergeeft, waarbij de horizontale as het helderheidsniveau aangeeft (donkerder aan de linkerkant en helderder aan de rechterkant) en de verticale as het aantal pixels bij elk helderheidsniveau.
  • Pagina 663 [RGB] weergave Dit histogram is een grafiek die de verdeling van het helderheidsniveau van elke primaire kleur in het beeld weergeeft (RGB of rood, groen en blauw), waarbij de horizontale as het helderheidsniveau van de kleur aangeeft (donkerder aan de linkerkant en helderder aan de rechterkant) en de verticale as het aantal pixels bij het helderheidsniveau van elke kleur.
  • Pagina 664 De overbelichtingswaarschuwing weergeven U kunt een knipperende weergave voor overbelichte gedeelten op het afspeelscherm. Voor meer detail in de knipperende gedeelten waarvoor u de gradatie waarheidsgetrouw wilt reproduceren, stelt u de belichtingscompensatie in op een negatieve waarde en maakt u de foto opnieuw voor een beter resultaat.
  • Pagina 665 AF-puntweergave U kunt de AF-punten weergeven die u hebt gebruikt om scherp te stellen. Deze worden op het afspeelscherm met rode contouren aangeduid. Selecteer [ : AF-punt weerg.]. Selecteer [Inschak.].
  • Pagina 666 Weergaveraster U kunt een raster over foto's weergeven bij weergave van één beeld op het afspeelscherm. Deze functie is handig om de verticale en horizontale kanteling en de compositie van het beeld te controleren. Selecteer [ : Weergaveraster]. Selecteer een optie.
  • Pagina 667 Video-afspeelteller U kunt selecteren hoe de tijd wordt weergegeven op het videoafspeelscherm. Selecteer [ : Movie afs. teller].
  • Pagina 668 Selecteer een optie. Opn. tijd Geeft de opnametijd of afspeeltijd weer tijdens het video afspelen. Tijdcode Geeft de tijdcode weer tijdens het video afspelen. Opmerking Tijdcodes worden altijd opgenomen in videobestanden (behalve wanneer video's met hoge framerate zijn ingesteld op [Altijd]), ongeacht de instelling [Movie opn. teller].
  • Pagina 669 HDMI HDR-uitgang U kunt RAW- of HEIF-beelden in HDR bekijken door de camera aan te sluiten op een HDR- Selecteer [ : HDMI HDR-uitgang]. Selecteer [Aan]. Opmerking Zorg ervoor dat de HDR-tv is ingesteld op HDR-invoer. Voor meer informatie over hoe u de invoer op uw tv wisselt, raadpleegt u de handleiding van de tv. Afhankelijk van de gebruikte tv zien beelden er mogelijk anders uit dan verwacht.
  • Pagina 670 Waarschuwing Belangrijk Houd er rekening mee dat Canon niet aansprakelijk is voor eventueel verlies of schade als gevolg van onjuiste netwerkinstellingen bij gebruik van de camera. Daarnaast is Canon niet aansprakelijk voor eventueel ander verlies of schade als gevolg van het gebruik van de camera.
  • Pagina 671 Tabbladmenu's: Tabblad Communicatiefuncties Draadloze functies 1 Netwerkinstell. Vliegtuigmodus (3) Inst. v. Bluetooth • Smartphone • Afstandsbed. Bijnaam GPS-instellingen Beeldoverdracht Draadloze functies 2 Com-inst. opsl./lad. op kaart Reset communicatie-instell. Waarschuwing Sommige menu-items kunnen niet worden geconfigureerd terwijl de camera via an interfacekabel is verbonden met een computer of een ander apparaat.
  • Pagina 672 FTP-overdrachtsinstellingen configureren. Synchronisatietijd tussen camera's ( De tijd op meerdere EOS R3-camera's kan worden gesynchroniseerd via een bekabelde LAN-verbinding. GPS ( Ingebouwde GPS-functies kunnen worden gebruikt om beelden te voorzien van een geotag,...
  • Pagina 673 Beschikbare communicatiefuncties en verbindingsmethoden (naast GPS) Verbindingsmethode Beschikbare functies Wi-Fi Wired LAN (Ingebouwd) Camera Connect-communicatie vanaf smartphones ○ Gebruik van EOS Utility ○ ○ Beeldoverdracht naar FTP-servers ○ ○ Browserbediening gebruiken ○ Synchronisatietijd tussen camera's ○...
  • Pagina 674 Camera Connect-communicatie vanaf smartphones Verbinding maken met een Bluetooth-smartphone via Wi-Fi Hoofdfuncties van Camera Connect Het koppelen annuleren Wi-Fi-verbinding zonder gebruik van Bluetooth Automatische beeldoverdracht tijdens opname Beelden verzenden naar een smartphone vanaf de camera Instellingen waarmee beelden kunnen worden weergegeven vanaf een smartphone Algemene aandachtspunten voor Camera Connect-communicatie vanaf een smartphone Met behulp van de speciale Camera Connect-app die u op een smartphone of tablet (hierna...
  • Pagina 675 Opmerking U kunt ook toegang krijgen tot Google Play of App Store via QR-codes die worden weergegeven wanneer u de smartphone en de camera koppelt. Raadpleeg de downloadsite van Camera Connect voor informatie over de besturingssysteemversies die door Camera Connect worden ondersteund. Voorbeeldschermen en andere informatie in deze handleiding komen mogelijk niet overeen met de daadwerkelijke gebruikersinterface-elementen nadat de camerafirmware of Camera Connect, Android of iOS is bijgewerkt.
  • Pagina 676 Selecteer [ : Netwerkinstell.]. Selecteer in [Netwerk] de optie [Inschak.]. Druk op de knop < > en selecteer [ : Inst. v. Bluetooth].
  • Pagina 677 Selecteer in [Bluetooth] de optie [Smartphone]. Selecteer [Pairing]. Selecteer een optie. Als Camera Connect al is geïnstalleerd, selecteert u [Niet weergeven]. Als Camera Connect niet is geïnstalleerd, selecteert u [Android] of [iOS], scant u de QR-code met de smartphone en gaat u naar Google Play of App Store en installeert u Camera Connect.
  • Pagina 678 Stappen op de smartphone (2) Start Camera Connect. Tik op de camera om te paren. Als u een Android-smartphone gebruikt, gaat u naar stap 11. Tik op [Pair/Koppelen] (alleen iOS).
  • Pagina 679 Stappen op de camera (2) Selecteer [OK]. Druk op de knop < >. Het koppelen is nu voltooid en de camera is via Bluetooth verbonden met de smartphone. Waarschuwing Een Bluetooth-verbinding gebruikt ook accustroom nadat automatisch uitschakelen op de camera is geactiveerd. Daardoor kan het gebeuren dat het accuniveau al vrij laag is als u de camera gebruikt.
  • Pagina 680 Opmerking Wanneer de smartphone is gekoppeld via Bluetooth, tikt u in Camera Connect op [Bluetooth remote controller/Afstandsbediening met Bluetooth] om de camera op afstand te bedienen vanaf de smartphone. Vanaf een Android-apparaat kunt u de camera bedienen om beelden naar de smartphone te verzenden (...
  • Pagina 681 Stappen op de smartphone (3) Tik op een Camera Connect-functie. Tik in iOS op [Join/Verbind] wanneer er een bericht verschijnt waarin u wordt gevraagd de verbinding met de camera te bevestigen. Nadat de apparaten via Wi-Fi verbonden zijn, wordt op de smartphone een scherm voor de geselecteerde functie weergegeven.
  • Pagina 682 Hoofdfuncties van Camera Connect Images on camera/Beelden op camera U kunt beelden bekijken, verwijderen en classificeren. Beelden kunnen op een smartphone worden opgeslagen. Remote live view shooting/Op afstand Live View-opnames Biedt de mogelijk op afstand beelden te maken terwijl u live op de smartphone kijkt. Auto transfer/Automatische overdracht Hiermee kunnen camera- en app-instellingen worden aangepast voor automatische overdracht van uw opnamen (...
  • Pagina 683 Het koppelen annuleren U kunt als volgt annuleren dat de smartphone wordt gekoppeld. Selecteer [Verbindingsinfo contr./wissen]. Druk op de knop < >. Selecteer [OK]. Wis de camera-informatie op de smartphone. In het menu met Bluetooth-instellingen van de smartphone wist u de camera-informatie die op de smartphone is geregistreerd.
  • Pagina 684 Opmerking Als u het Bluetooth-adres van de camera wilt controleren, selecteert u [Bluetooth- adres].
  • Pagina 685 Wi-Fi-verbinding zonder gebruik van Bluetooth In deze instructies wordt beschreven hoe u een directe Wi-Fi-verbinding met een smartphone tot stand brengt en hoe u Camera Connect gebruikt om de camera te bedienen. Stappen op de camera (1) Druk op de camera op de knop < >.
  • Pagina 686 Selecteer [Connectie-inst.]. Selecteer [SET* Ongespec.]. Selecteer [Maken met wizard].
  • Pagina 687 Selecteer [Configureer online]. Selecteer [OK]. Selecteer [Smartphone]. Selecteer [OK]. Druk op de knop < >. Selecteer [OK].
  • Pagina 688 Selecteer [Nieuwe instellingen]. Selecteer [OK]. Selecteer [Camera access point modus]. Selecteer [Gemakkelijke verbinding]. Selecteer [OK].
  • Pagina 689 Selecteer [OK]. Druk op de knop < >. Selecteer [Nieuwe instellingen]. Selecteer [OK].
  • Pagina 690 Controleer de SSID (netwerknaam) en het wachtwoord. Controleer de SSID (1) en het wachtwoord (2) die op het camerascherm worden weergegeven.
  • Pagina 691 Stappen op de smartphone Werk met de smartphone om een Wi-Fi-verbinding tot stand te brengen. Activeer de Wi-Fi-functie op de smartphone en tik vervolgens op de SSID (netwerknaam) die u hebt gecontroleerd in stap 16. Voer in het wachtwoordveld het wachtwoord in dat u in stap 16 hebt gecontroleerd en tik vervolgens op [Join/Verbind].
  • Pagina 692 Stappen op de camera (2) Selecteer [OK]. Druk op de knop < > om beelden die kunnen worden bekeken te specificeren. Voor meer informatie over de voorwaarden voor het bekijken van beelden, zie Instellingen waarmee beelden kunnen worden weergegeven vanaf een smartphone.
  • Pagina 693 Druk op < >. Het hoofdvenster van Camera Connect wordt weergegeven op de smartphone. Het < >-lampje van de camera licht groen op. De Wi-Fi-verbinding met een smartphone is nu voltooid. Bedien de camera met Camera Connect ( Wanneer verbinding via Wi-Fi is gemaakt, kunt u beelden naar een smartphone verzenden vanaf het scherm Snel instellen tijdens afspelen Wi-Fi-verbindingen verbreken ( Opnieuw verbinding maken (...
  • Pagina 694 Automatische beeldoverdracht tijdens opname Uw opnames kunnen automatisch worden verzonden naar een smartphone. Voordat u deze stappen doorloopt, dient u ervoor te zorgen dat de camera en de smartphone met elkaar verbonden zijn via Wi-Fi. Selecteer [ : Netwerkinstell.]. Selecteer [Verbindingsinstellingen]. Selecteer [Smartphone-instellingen].
  • Pagina 695 Selecteer [Verzend n. smartphone na opn.]. Stel [Autom. verzenden] in op [Inschak.]. Specificeer indien nodig [Te verz. formaat].
  • Pagina 696 Beelden verzenden naar een smartphone vanaf de camera U kunt de camera gebruiken om beelden naar een smartphone te versturen die is gekoppeld via Bluetooth (alleen Android-apparaten) of via Wi-Fi. Als u veel beelden gaat versturen, overweeg dan het gebruik van een accessoire voor aansluiting op een gewoon stopcontact (afzonderlijk verkrijgbaar).
  • Pagina 697 Selecteer verzendopties en verzend de beelden. Afzonderlijke beelden verzenden Selecteer een beeld dat u wilt verzenden. Draai aan het instelwiel < > om de te verzenden beelden te selecteren en druk vervolgens op < >. U kunt op de knop < >...
  • Pagina 698 Meerdere geselecteerde beelden verzenden Druk op < >. Selecteer [Gesel. verz.].
  • Pagina 699 Selecteer de beelden die u wilt verzenden. Draai aan het instelwiel < > om de te verzenden beelden te selecteren en druk vervolgens op < >. Om over te schakelen naar een weergave met drie beelden voor de beeldselectie, drukt u op de knop < >...
  • Pagina 700 Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Selecteer [Verzend.].
  • Pagina 701 Een opgegeven bereik aan beelden verzenden Druk op < >. Selecteer [Reeks verzend.]. Geef het bereik van de beelden op. Selecteer het eerste beeld (beginpunt). Selecteer het laatste beeld (eindpunt). Herhaal deze stap om de selectie op te heffen. Als u het aantal beelden in de indexweergave wilt wijzigen, drukt u op de knop <...
  • Pagina 702 Bevestig het bereik. Druk op de knop < >. Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Selecteer [Verzend.].
  • Pagina 703 Alle beelden op de kaart verzenden Druk op < >. Selecteer [Alle op krt vrz.]. Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat.
  • Pagina 704 Selecteer [Verzend.]. Beelden verzenden die aan de zoekcriteria voldoen Alle beelden die aan de zoekcriteria voldoen zoals ingesteld in [ : Beeldzoekvoork. instellen] tegelijk verzenden. Zie Zoekcriteria voor beelden instellen voor meer informatie over [Beeldzoekvoork. instellen]. Druk op < >. Selecteer [Alle gev. vrz.].
  • Pagina 705 Selecteer [Te verz. formaat]. Selecteer op het getoonde scherm een beeldformaat. Selecteer [Verzend.]. Beeldoverdracht beëindigen ( Waarschuwing Tijdens de beeldoverdracht kunnen geen opnamen worden gemaakt, ook al drukt u de ontspanknop van de camera helemaal in.
  • Pagina 706 Opmerking Als u de beeldoverdracht wilt annuleren, selecteert u [Annuleer] tijdens de overdracht. U kunt maximaal 999 bestanden tegelijk selecteren. Het is raadzaam om gedurende een Wi-Fi-verbinding de energiebesparingsfunctie van de smartphone uit te schakelen. Het selecteren van het gereduceerde formaat voor foto's is van toepassing op alle foto's die op dat moment worden verzonden.
  • Pagina 707 Instellingen waarmee beelden kunnen worden weergegeven vanaf een smartphone Na het verbreken van de Wi-Fi-verbinding kunt u beelden opgeven. Selecteer [ : Netwerkinstell.]. Selecteer [Handm. Instellen]. Selecteer [Functie-instell.].
  • Pagina 708 Selecteer [Smartphone]. Selecteer [Wijzig]. Selecteer [Weerg. beelden].
  • Pagina 709 Selecteer een optie. Selecteer [OK] om het instelscherm te openen. [Alle beelden] Alle beelden op de geheugenkaart kunnen worden weergegeven. [Beelden v. afgelopen dagen] Geef op basis van de datum aan welke beelden kunnen worden bekeken. Dit kan tot negen dagen terug. Wanneer [Afgel.
  • Pagina 710 [Selecteer op classificatie] Specificeer welke beelden kunnen worden bekeken op basis van de (al dan niet) toegekende classificatie of het type classificatie. Nadat u het type classificatie hebt geselecteerd, worden de beelden die kunnen worden bekeken ingesteld. [Bestandsnummerreeks] (Selecteer reeks) Selecteer het eerste en laatste beeld dat kan worden bekeken van de reeks opnamen die op bestandsnummer zijn gesorteerd.
  • Pagina 711 Algemene aandachtspunten voor Camera Connect- communicatie vanaf een smartphone Waarschuwing Als de Wi-Fi-verbinding wordt verbroken terwijl u op afstand een video opneemt, gebeurt het volgende. • Als de schakelaar voor foto's maken/video opnemen is ingesteld op < >, kunt u gewoon doorgaan met filmen. •...
  • Pagina 712 Wi-Fi-verbindingen met een computer met behulp van EOS Utility Verbinden met een computer via Wi-Fi Met behulp van EOS Utility kunt u door beelden op de camera bladeren deze opslaan op de computer. U kunt in EOS Utility ook opnamen maken door de camera op afstand te bedienen en u kunt de camera-instellingen wijzigen.
  • Pagina 713 Selecteer in [Netwerk] de optie [Inschak.]. Selecteer [Connectie-inst.]. Selecteer [SET* Ongespec.].
  • Pagina 714 Selecteer [Maken met wizard]. Selecteer [Configureer online]. Selecteer [OK]. Selecteer [EOS Utility]. Selecteer [OK].
  • Pagina 715 Selecteer [Wi-Fi]. Selecteer [OK]. Selecteer [Nieuwe instellingen]. Selecteer [OK]. Selecteer [Verbind via WPS].
  • Pagina 716 Selecteer [WPS (PBC-modus)]. Selecteer [OK]. Stappen op het access point Maak verbinding met een access point via Wi-Fi. Druk op de WPS-knop van het access point. Stappen op de camera (2) Selecteer [OK].
  • Pagina 717 Selecteer [Autom. Instellen]. Selecteer [OK]. Selecteer [Uitschak.]. Selecteer [OK]. Druk op < >.
  • Pagina 718 Selecteer [Nieuwe instellingen]. Selecteer [OK]. Voor meer informatie over volgende handelingen raadpleegt u Verbindingsinstellingen voor EOS Utility configureren. Wi-Fi-verbindingen verbreken ( Opnieuw verbinding maken (...
  • Pagina 719 Basiscommunicatie-instellingen Voorbereiding De verbindingswizard weergeven Het type access point controleren Verbinding maken via WPS (PBC-modus) Verbinding maken via WPS (PIN-modus) Handmatig verbinding maken met gedetecteerde netwerken Handmatig verbinding maken door netwerken te specificeren Verbinding maken in de infrastructuurmodus Verbinden in camera access point-modus Het IP-adres instellen Communicatiefunctie-instellingen configureren Voordat u de volgende cameracommunicatiefuncties gebruikt, moet u de camera- en...
  • Pagina 720 Voorbereiding op het gebruik van communicatiefuncties EOS Utility Hiervoor is een computer vereist waarop EOS Utility (EOS-software) is geïnstalleerd. Ga naar de Canon-website voor installatie-instructies voor EOS Utility. FTP-overdracht Een computer met een van de volgende besturingssystemen is vereist. De computer moet ook van tevoren zijn ingesteld om als FTP-server te functioneren.
  • Pagina 721 Voorbereiden op verbinding via Wi-Fi Sluit de computer vooraf aan voor de Wi-Fi -verbinding met het access point. Waarschuwing Video's overbrengen Videobestanden zijn groot en het overbrengen van grote bestanden via Wi-Fi kan enige tijd in beslag nemen. Zorg, zoals beschreven in Aandachtspunten voor de communicatiefunctie, voor een goede netwerkomgeving met stabiele communicatie tussen apparaten en het access point.
  • Pagina 722 De verbindingswizard weergeven Dit gedeelte beschrijft het proces van het uitvoeren van de verbindingswizard om verbindingsinstellingen toe te voegen. Indien er een foutmelding wordt weergegeven, raadpleegt u Problemen oplossen en controleert u de instellingen. Pas op dat u niet op de ontspanknop of andere bedieningselementen drukt (waardoor de verbindingswizard wordt gesloten) totdat de configuratie is voltooid.
  • Pagina 723 Selecteer [Connectie-inst.]. Selecteer [SET*]. Selecteer [Maken met wizard]. Als u [Maken vanaf lijst] selecteert wanneer meerdere communicatie- en functie-instellingen zijn geregistreerd op de camera, kunt u geregistreerde instellingen combineren om nieuwe verbindingsinstellingen toe te voegen. U kunt ook nieuwe verbindingsinstellingen toevoegen door verbindingsinstellingen te gebruiken die op een kaart zijn opgeslagen.
  • Pagina 724 Selecteer een instellingsmethode. Selecteer een optie en druk op [OK] om naar het volgende scherm te gaan. Selecteer [Configureer online] om verbindingsinstellingen te configureren en aan te melden bij het netwerk. Selecteer [Configureer offline] als u alleen [Via FTP]- en [Browserbed.]-verbindingsinstellingen wilt configureren.
  • Pagina 725 Selecteer een communicatiefunctie. [Configureer online]-opties [Configureer offline]-opties Selecteer een communicatiefunctie, zoals beschreven in Voorbereiding. Selecteer een optie en druk op [OK] om naar het volgende scherm te gaan. Selecteer een optie. De weergegeven opties verschillen, dit hangt af van de instelling [Selecteer communicatiefunctie].
  • Pagina 726 Selecteer [Nieuwe instellingen]. Selecteer [OK]. Door [Selecteren uit lijst] te selecteren wanneer de communicatie- instellingen al geregistreerd zijn op de camera, kunt u de geregistreerde instellingen toepassen.
  • Pagina 727 [Configureer online]-opties Als u [Kabel] in stap 9 hebt geselecteerd, configureert u de instelling als volgt. Selecteer een optie en druk vervolgens op [OK]. Het IP-adres instellen voor meer informatie over de IP- adresinstellingen. Selecteer een optie en druk vervolgens op [OK]. Voor meer informatie over de IPv6-adresinstellingen, raadpleegt u IP-adres instellen.
  • Pagina 728 [Configureer offline]-opties Als u [Kabel] in stap 9 hebt geselecteerd, configureert u de instelling als volgt. Selecteer een optie en druk vervolgens op [OK]. Het IP-adres instellen voor meer informatie over de IP- adresinstellingen. Selecteer een optie en druk vervolgens op [OK]. Voor meer informatie over de IPv6-adresinstellingen, raadpleegt u IP-adres instellen.
  • Pagina 729 Het type access point controleren Controleer bij verbinding via een access point of het access point WPS* ondersteunt, wat de verbinding tussen Wi-Fi-apparaten vereenvoudigt. Als u niet zeker bent van de WPS-compatibiliteit, raadpleeg dan de gebruikershandleiding van het access point of andere documentatie. * Staat voor Wi-Fi Protected Setup.
  • Pagina 730 Verbinding maken via WPS (PBC-modus) De instructies in dit hoofdstuk bouwen voort op Het type access point controleren. Deze verbindingsmethode is beschikbaar bij gebruik van een access point dat compatibel is met WPS. In de Pushbutton Connection-modus (PBC-modus) kan de camera met het access point worden verbonden door eenvoudigweg op de WPS-knop van het access point te drukken.
  • Pagina 731 Maak verbinding met het access point. Druk op de WPS-knop van het access point. Voor informatie over waar u de knop vindt en hoe lang u deze moet indrukken, raadpleegt u de instructiehandleiding van het access point. Selecteer [OK] om de verbinding met het access point te starten. Het volgende scherm wordt weergegeven zodra de camera is aangesloten op het access point.
  • Pagina 732 Verbinding maken via WPS (PIN-modus) De instructies in dit hoofdstuk bouwen voort op Het type access point controleren. Deze verbindingsmethode is beschikbaar bij gebruik van een access point dat compatibel is met WPS. Bij de verbindingsmethode met PIN-code (PIN-modus) wordt er een 8-cijferig identificatienummer dat op de camera is opgegeven, op het access point ingesteld om verbinding tot stand te brengen.
  • Pagina 733 Voer de PIN-code in. Voer bij het access point de 8-cijferige PIN-code in die op het camerascherm wordt weergegeven. Voor instructies over het instellen van een PIN-code bij het access point raadpleegt u de instructiehandleiding van het access point. Na het invoeren van de PIN-code selecteert u [OK] op de camera. Maak verbinding met het access point.
  • Pagina 734 Handmatig verbinding maken met gedetecteerde netwerken De instructies in dit hoofdstuk bouwen voort op Het type access point controleren. Maak verbinding met een access point door de SSID (of ESS-ID) te selecteren in een lijst met actieve access pointen in de buurt. Het access point selecteren Selecteer een access point.
  • Pagina 735 De encryptiesleutel voor het access point invoeren Voer de encryptiesleutel (wachtwoord) in die is ingesteld voor het access point. Voor informatie over de ingestelde encryptiesleutel raadpleegt u de instructiehandleiding van het access point. De schermen die in stap 2-3 zijn weergegeven, variëren afhankelijk van de verificatie en encryptie van het access point.
  • Pagina 736 Voer de encryptiesleutel in. Druk op < > om het virtuele toetsenbord ( ) te openen en voer vervolgens de encryptiesleutel in. Selecteer [OK] om de verbinding met het access point te starten. Het volgende scherm wordt weergegeven zodra de camera is aangesloten op het access point.
  • Pagina 737 Handmatig verbinding maken door netwerken te specificeren De instructies in dit hoofdstuk bouwen voort op Het type access point controleren. Maak verbinding met een access point door de SSID (of ESS-ID) in te voeren. Invoeren van de SSID Selecteer [Handmatige instellingen]. Voer de SSID (netwerknaam) in.
  • Pagina 738 De verificatiemethode voor het access point instellen Selecteer de verificatiemethode. Selecteer een optie en druk op [OK] om naar het volgende scherm te gaan. Op het scherm [Encryptie instellingen], dat wordt weergegeven als [Open systeem] is geselecteerd, selecteert u [Uitschak.] of [WEP]. De encryptiesleutel voor het access point invoeren Voer de encryptiesleutel (wachtwoord) in die is ingesteld voor het access point.
  • Pagina 739 Voer de encryptiesleutel in. Druk op < > om het virtuele toetsenbord ( ) te openen en voer vervolgens de encryptiesleutel in. Selecteer [OK] om de verbinding met het access point te starten. Het volgende scherm wordt weergegeven zodra de camera is aangesloten op het access point.
  • Pagina 740 Verbinding maken in de infrastructuurmodus De instructies in dit hoofdstuk bouwen voort op De verbindingswizard weergeven. Maak verbinding met een access point door de SSID (of ESS-ID) in te voeren. Invoeren van de SSID Selecteer [Infrastructure]. Selecteer [OK]. Voer de SSID (netwerknaam) in. Druk op <...
  • Pagina 741 De verificatiemethode voor het access point instellen Selecteer de verificatiemethode. Selecteer een optie en druk op [OK] om naar het volgende scherm te gaan. Op het scherm [Encryptie instellingen], dat wordt weergegeven als [Open systeem] is geselecteerd, selecteert u [Uitschak.] of [WEP]. De encryptiesleutel voor het access point invoeren Voer de encryptiesleutel (wachtwoord) in die is ingesteld voor het access point.
  • Pagina 742 Voer de encryptiesleutel in. Druk op < > om het virtuele toetsenbord ( ) te openen en voer vervolgens de encryptiesleutel in. Selecteer [OK] om de verbinding met het access point te starten. Het volgende scherm wordt weergegeven zodra de camera is aangesloten op het access point.
  • Pagina 743 Verbinden in camera access point-modus De instructies in dit hoofdstuk bouwen voort op De verbindingswizard weergeven. De cameratoegangspuntmodus is een verbindingsmethode om de camera en andere apparaten rechtstreeks via Wi-Fi met elkaar te verbinden zonder gebruik te maken van een toegangspunt.
  • Pagina 744 Selecteer [Gemakkelijke verbinding]. Selecteer [OK]. Selecteer [OK]. Het volgende scherm wordt weergegeven. Selecteer [OK]. Het volgende scherm wordt weergegeven.
  • Pagina 745 Selecteer [Nieuwe instellingen]. Selecteer [OK]. Voor [Configureer online] gaat u naar stap 6. Voor [Configureer offline] gat u naar stap 2 in Communicatiefunctie- instellingen configureren. Door [Selecteren uit lijst] te selecteren wanneer de instellingen van de communicatiefunctie al geregistreerd zijn op de camera, kunt u de geregistreerde instellingen toepassen.
  • Pagina 746 Computerscherm (voorbeeld) Smartphonescherm (voorbeeld) Activeer Wi-Fi op het andere apparaat en selecteer vervolgens de SSID (netwerknaam) die op het camerascherm wordt weergegeven. Voor het wachtwoord voert u de encryptiesleutel (het wachtwoord) in die op het camerascherm wordt weergegeven. Als een verbinding tot stand is gekomen verschijnt het instellingenscherm voor de communicatiefunctie.
  • Pagina 747 Verbinding maken met Handmatige verbinding De netwerkinstellingen voor de camera access point-modus worden handmatig geconfigureerd. Stel [SSID], [Kanaal instelling] en [Encryptie instellingen] in op elk weergegeven scherm. Selecteer [Handmatige verbinding]. Selecteer [OK]. Voer de SSID (netwerknaam) in. Druk op < >...
  • Pagina 748 Selecteer een kanaalinstellingsoptie. Als u de instellingen handmatig wilt opgeven, selecteert u [Handm. Instellen] en draait u aan het instelwiel < >. Selecteer [OK]. Selecteer een encryptie-instellingenoptie. Voor encryptie selecteert u [AES]. Selecteer [OK]. Wanneer [AES] wordt geselecteerd, wordt het scherm [Wachtwoord] weergegeven.
  • Pagina 749 Selecteer [Autom. Instellen]. Selecteer [OK]. Als er een foutmelding wordt weergegeven voor [Autom. Instellen], stelt u het IP-adres handmatig in ( Selecteer [OK]. Het volgende scherm wordt weergegeven. Selecteer [OK]. Het volgende scherm wordt weergegeven.
  • Pagina 750 Selecteer [Nieuwe instellingen]. Selecteer [OK]. Voor [Configureer online] gaat u naar stap 9. Voor [Configureer offline] gat u naar stap 2 in Communicatiefunctie- instellingen configureren. Door [Selecteren uit lijst] te selecteren wanneer de instellingen van de communicatiefunctie al geregistreerd zijn op de camera, kunt u de geregistreerde instellingen toepassen.
  • Pagina 751 Computerscherm (voorbeeld) Smartphonescherm (voorbeeld) Activeer Wi-Fi op het andere apparaat en selecteer vervolgens de SSID (netwerknaam) die op het camerascherm wordt weergegeven. Voor het wachtwoord voert u de encryptiesleutel (het wachtwoord) in die op het camerascherm wordt weergegeven. Als een verbinding tot stand is gekomen verschijnt het instellingenscherm voor de communicatiefunctie.
  • Pagina 752 Het IP-adres instellen Selecteer een methode om het IP-adres in te stellen en stel vervolgens het IP-adres in op de camera. Wanneer IPv6 wordt gebruikt, maakt de camera alleen verbinding via IPv6. IPv4-verbindingen zijn uitgeschakeld. Het IP-adres automatisch instellen Stel de IP-adresinstellingen automatisch in. Selecteer [Autom.
  • Pagina 753 Selecteer [OK]. Het volgende scherm wordt weergegeven. Ga naar Communicatiefunctie-instellingen configureren. Het IP-adres handmatig instellen Stel de IP-adresinstellingen handmatig in. De items die worden weergegeven, variëren afhankelijk van de communicatiefunctie. Selecteer [Handm. Instellen]. Selecteer [OK].
  • Pagina 754 Selecteer een optie voor configuratie. Selecteer een optie om het scherm voor numerieke invoer te openen. Selecteer [Inschak.] om een gateway of DNS-adres te gebruiken en selecteer vervolgens [Adres]. Voer het nummer in. Draai het instelwiel < > om over te schakelen naar andere invoervelden bovenin het scherm en draai het instelwiel <...
  • Pagina 755 Selecteer [OK]. Wanneer u alle nodige items hebt ingesteld, selecteert u [OK]. Het volgende scherm wordt weergegeven. Indien u niet zeker weet wat u moet invoeren, raadpleegt u Netwerkinstellingen controleren of vraagt u de netwerkbeheerder of een andere persoon die kennis heeft van het netwerk om hulp. Selecteer een IPv6-optie.
  • Pagina 756 Selecteer [OK]. Het volgende scherm wordt weergegeven. Ga naar Communicatiefunctie-instellingen configureren.
  • Pagina 757 Communicatiefunctie-instellingen configureren De volgende instructies gelden voor instellingen die variëren afhankelijk van de communicatiefunctie. Lees de pagina die de door u geselecteerde communicatiefunctie beschrijft. Selecteer [Nieuwe instellingen]. Selecteer [OK] om naar het volgende scherm te gaan. Door [Selecteren uit lijst] te selecteren wanneer de instellingen van de communicatiefunctie al geregistreerd zijn op de camera, kunt u de geregistreerde instellingen toepassen.
  • Pagina 758 Voer de verbindingsinstellingen uit voor de communicatiefunctie. Overdracht via FTP ( EOS Utility ( Browserbediening (...
  • Pagina 759 Beeldoverdracht naar FTP-servers Verbindingsinstellingen voor FTP-server configureren Beelden afzonderlijk overbrengen Meerdere beelden tegelijkertijd overbrengen Een onderschrift bijvoegen vóór overdracht Automatisch opnieuw proberen wanneer overdracht mislukt Overgebrachte beelden weergeven Beeldoverdracht met Mobile File Transfer Door een FTP-server aan te sluiten, kunt u beelden verzenden van de camera naar een computer.
  • Pagina 760 Selecteer een FTP-modus. [SFTP] wordt niet weergegeven wanneer de camera verbinding maakt via Wi-Fi. Selecteer [FTPS] voor veilige FTP-overdracht met een rootcertificaat. Voor informatie over instellingen van rootcertificaten, raadpleegt u rootcertificaat voor FTPS importeren. Selecteer [SFTP] voor veilige FTP-overdracht via een SSH-verbinding. Inloginstellingen worden geconfigureerd in stap 5.
  • Pagina 761 Voer het IP-adres van de FTP-server in. Virtueel toetsenbord Gebruik het virtuele toetsenbord ( ) om het IP-adres in te voeren. Als DNS wordt gebruikt, voert u de domeinnaam in. Druk op de knop < > om de ingevoerde waarden op te slaan en terug te keren naar het scherm van stap 2.
  • Pagina 762 Configureer het poortnummer. Stel normaal gesproken [Poortnummer instellen] in op 00021 (voor FTP/FTPS) of 00022 (voor SFTP). Selecteer [OK] om naar het volgende scherm te gaan. Ga naar stap 6 als u [FTP] of [FTPS] geselecteerd hebt in stap 1. Ga naar stap 5 als u [SFTP] geselecteerd hebt.
  • Pagina 763 Configureer de instellingen voor de proxyserver. Niet weergegeven als u [FTPS] of [SFTP] geselecteerd hebt in stap 1. Selecteer [OK] om naar het volgende scherm te gaan. Configureer de loginmethode. Niet weergegeven als u [SFTP] geselecteerd hebt in stap 1. Selecteer [OK] om naar het volgende scherm te gaan.
  • Pagina 764 Geef een doelmap op. Selecteer [Rootmap] om beelden op te slaan in de rootmap zoals opgegeven in de FTP-serverinstellingen ( Selecteer [Selecteer map] om een doelmap te specificeren in de rootmap. Als de map niet bestaat, wordt deze automatisch aangemaakt. Selecteer [OK] om naar het volgende scherm te gaan.
  • Pagina 765 Selecteer [OK]. Selecteer [OK]. De weergave keert terug naar het scherm [Netwerkinstell.]. De verbindingsinstellingen voor FTP-overdracht zijn nu geconfigureerd. Tijdens beeldoverdracht knippert het lampje < > op de camera groen.
  • Pagina 766 Een rootcertificaat voor FTPS importeren Als u [FTPS] gekozen hebt in de FTP-modus bij het configureren van verbindingsinstellingen, moet het rootcertificaat dat wordt gebruikt voor de FTP-server, geïmporteerd worden naar de camera. U kunt alleen het rootcertificaat met de bestandsnaam “ROOT.CER”, “ROOT.CRT” of “ROOT.PEM”...
  • Pagina 767 Selecteer [Rootcertif. ins.]. Selecteer [Rootcertif. laden van kaart]. Selecteer [OK]. Het rootcertificaat is geïmporteerd. Selecteer [OK] op het bevestigingsscherm om terug te keren naar het [Rootcertif. ins.]-scherm. Opmerking Om het rootcertificaat dat is geïmporteerd naar de camera te verwijderen, selecteert u [Verwijder rootcertificaat] op het scherm in stap 5. Om te controleren aan wie het is uitgegeven en door wie, de geldigheidsduur en andere informatie, selecteert u [Details rootcertif.
  • Pagina 768 Beelden afzonderlijk overbrengen Automatische overdracht na elke opname Het huidige beeld overbrengen Formaten of typen van beelden opgeven die u wilt overbrengen Automatische overdracht na elke opname Elk beeld kan direct nadat deze is gemaakt, automatisch worden overgebracht naar de FTP- server.
  • Pagina 769 Selecteer [FTP-overdrachtsinst.]. Selecteer [Autom. overbr.]. Selecteer [Inschak.]. Maak de opname. Het vastgelegde beeld wordt overgebracht naar de FTP-server. Waarschuwing Opnamen kunnen niet worden gewist tijdens beeldoverdracht. Er kan geen spraakmemo worden toegevoegd wanneer [Autom. overbr.] is ingesteld op [Inschak.].
  • Pagina 770 Opmerking Bij continue opnamen worden beelden overgebracht naar de FTP-server in dezelfde volgorde als waarin ze zijn gemaakt. Vastgelegde beelden worden ook opgeslagen op de kaart. Beelden waarvoor de overdracht mislukt of wordt onderbroken, worden automatisch overgebracht nadat de verbinding is hersteld ( ).
  • Pagina 771 Selecteer een beeld. Druk op de camera op de knop < >. Selecteer een beeld dat u wilt overbrengen en druk vervolgens op < > om het beeld over te brengen. U kunt een spraakmemo toevoegen aan het huidige beeld voordat u deze overbrengt.
  • Pagina 772 Selecteer het formaat van de beelden die u wilt overbrengen. Selecteer [Aparte JPEG's] of [Aparte HEIF's] en kies vervolgens het beeldformaat. Indien u kleinere JPEG/HEIF-beelden wilt overbrengen wanneer de camera is ingesteld om grotere JPEG/HEIF-beelden op de ene kaart en kleinere op de andere op te slaan, stelt u [Aparte JPEG's] in op [KleinerJPEG] of [Aparte HEIF's] op [Kleiner HEIF].
  • Pagina 773 Selecteer het type beelden dat u wilt overbrengen. Opnemen RAW+JPEG • Selecteer [Opnemen RAW+JPEG] en vervolgens [JPEG], [RAW] of [RAW+JPEG]. Opnemen RAW+HEIF • Selecteer [Opnemen RAW+HEIF] en vervolgens [Alleen HEIF], [RAW] of [RAW+HEIF].
  • Pagina 774 Opmerking Wanneer in de camera is ingesteld dat RAW-beelden worden vastgelegd op de ene kaart en JPEG- en HEIF-bestanden op de andere kaart, geeft u in de instelling [Opnemen RAW+JPEG] of [Opnemen RAW+HEIF] aan welke beelden moeten worden overgebracht. Geef op dezelfde manier uw overdrachtvoorkeur op wanneer RAW+JPEG-beelden of RAW+HEIF-beelden tegelijkertijd op één kaart worden opgenomen.
  • Pagina 775 Meerdere beelden tegelijkertijd overbrengen Beelden selecteren voor overdracht Meerdere beelden selecteren RAW+JPEG of RAW+HEIF-beelden overbrengen Na opname kunt u meerdere beelden selecteren en ze allemaal tegelijk overbrengen, of u kunt niet-verzonden beelden of beelden overbrengen die niet eerder konden worden verzonden.
  • Pagina 776 Selecteer [Beeldsel./overdr.]. Selecteer [FTP-overdracht]. Selecteer [Sel.beeld].
  • Pagina 777 Selecteer de over te brengen beelden. Gebruik het instelwiel < > om het te verzenden beeld te selecteren en druk vervolgens op < >. Gebruik het instelwiel < > om een vinkje [ ] linksboven in het scherm toe te voegen en druk vervolgens op < >.
  • Pagina 778 Meerdere beelden selecteren Er kunnen meerdere beelden tegelijk worden overgebracht nadat u een selectiemethode hebt gekozen. U kunt foto's blijven maken terwijl beelden worden overgebracht. Open het scherm [Beeldsel./overdr.]. Volg de stappen 1-3 in Beelden selecteren voor overdracht. Selecteer een selectiemethode.
  • Pagina 779 In een map Selecteer [Sel. Selecteer de selectiemethode van uw voorkeur. • Door [Select. bldn w. overdr. is misl.] te selecteren, worden alle beelden in de geselecteerde map, waarvan de overdracht mislukt is, geselecteerd. • Door [Selecteer niet-overgebr. beelden] te selecteren, worden alle niet-verzonden beelden in de geselecteerde map geselecteerd.
  • Pagina 780 Selecteer [OK] om alle geselecteerde beelden op [Bldn over te brengen] te registreren.
  • Pagina 781 Op een kaart Selecteer [Alle bldn]. Selecteer de selectiemethode van uw voorkeur. • Door [Select. bldn w. overdr. is misl.] te selecteren, worden alle beelden op de kaart geselecteerd waarvoor de overdracht mislukt is. • Door [Selecteer niet-overgebr. beelden] te selecteren, worden alle niet-verzonden beelden op de kaart geselecteerd.
  • Pagina 782 Selecteer reeks Selecteer [Reeks]. Door de eerste en de laatste beelden van de reeks te selecteren, worden alle beelden in de reeks geselecteerd met een vinkje [ ] en wordt van elke opname één exemplaar verzonden. Druk na het selecteren van de beelden op de knop < >.
  • Pagina 783 RAW+JPEG of RAW+HEIF-beelden overbrengen Voor RAW+JPEG-beelden of RAW+HEIF-beelden kunt u opgeven welk beeld u wilt overbrengen. Selecteer [ : Beeldoverdracht]. Selecteer het type beelden dat u wilt overbrengen.
  • Pagina 784 RAW+JPEG-overbr. • Selecteer [RAW+JPEG-overbr.] en vervolgens [JPEG], [RAW] of [RAW+JPEG]. RAW+HEIF-overbr. • Selecteer [RAW+HEIF-overbr.] en vervolgens [Alleen HEIF], [RAW] of [RAW+HEIF]. Waarschuwing Sommige menu-items zijn niet beschikbaar tijdens de beeldoverdracht. Opmerking Deze instelling is gekoppeld aan de instellingen van [RAW+JPEG-overbr.] en [RAW+HEIF-overbr.] op het scherm [Beelden v.
  • Pagina 785 Een onderschrift bijvoegen vóór overdracht U kunt een geregistreerd onderschrift toevoegen aan elk beeld voordat u dit overbrengt. Dit is bijvoorbeeld handig als u de ontvanger op de hoogte wilt stellen van het aantal afdrukken dat u wilt hebben. Onderschrift kan ook worden toegevoegd aan beelden die zijn opgeslagen op de camera.
  • Pagina 786 Specificeer het onderschrift. Selecteer [Onderschrift] en selecteer op het weergegeven scherm de inhoud van het onderschrift. Selecteer [Overbr.]. Het beeld wordt overgebracht met het onderschrift. Na de overdracht keert het scherm terug naar het [Beeldoverdracht]-scherm. Waarschuwing Andere beelden kunnen niet geselecteerd worden vanaf het [Overbrengen met onderschrift]-scherm.
  • Pagina 787 Automatisch opnieuw proberen wanneer overdracht mislukt Als de overdracht mislukt, knippert het lampje < > op de camera rood. In dit geval wordt het volgende scherm weergegeven wanneer u drukt op de < >-knop en : Netwerkinstell.] selecteert. Raadpleeg Problemen oplossen om de weergegeven fout op te lossen.
  • Pagina 788 Overgebrachte beelden weergeven Beelden die zijn overgebracht naar de FTP-server, worden opgeslagen in de volgende map, zoals opgegeven in de FTP-serverinstellingen. Doelmap voor de FTP-server Volgens de standaardinstellingen van de FTP-server worden beelden opgeslagen in de [C-schijf] → [Inetpub]-map → [ftproot]-map of in een submap van deze map. Indien de rootmap van de overdrachtsbestemming is gewijzigd in de FTP- serverinstellingen, dient u de FTP-serverbeheerder te vragen waar de beelden naar worden overgebracht.
  • Pagina 789 Beeldoverdracht met Mobile File Transfer Door middel van de smartphone-app Mobile File Transfer kunt u beelden van de camera naar FTP-servers overdragen via een mobiele netwerkverbinding. Raadpleeg de volgende website voor instructies over beeldoverdracht met Mobile File Transfer. https://cam.start.canon/S001/...
  • Pagina 790 In deze sectie wordt beschreven hoe u beelden verzendt naar image.canon. Image.canon registreren en automatisch verzenden instellen U kunt image.canon op de camera registreren en het automatisch verzenden van uw opnamen voorbereiden. Een computer of smartphone met een browser en internetverbinding is vereist.
  • Pagina 791 Selecteer in [Netwerk] de optie [Inschak.]. Selecteer [Uploaden naar webservice]. Selecteer [Akkoord].
  • Pagina 792 Selecteer [Nieuwe instellingen]. Breng een Wi-Fi-verbinding tot stand. Maak verbinding met een access point via Wi-Fi. Ga naar Het type access point controleren. Voer uw e-mailadres in. Voer uw e-mailadres in en selecteer [OK].
  • Pagina 793 Voer een viercijferig nummer in. Voer een zelfgekozen viercijferig nummer in en selecteer [OK]. Selecteer [OK]. Het pictogram [ ] verandert in [...
  • Pagina 794 Stappen op de computer of smartphone Stel de webkoppeling op de camera in. Open de pagina in het meldingsbericht. Volg de instructies op de pagina met instellingen voor het koppelen van de camera om de instellingen te voltooien.
  • Pagina 795 Stappen op de camera (2) Selecteer [Uploaden naar webservice]. Selecteer [OK]. Het pictogram [ ] verandert in [...
  • Pagina 796 Selecteer [Autom. verzenden]. Zodra [Inschak.] is ingesteld, worden beelden automatisch verzonden wanneer u de camera inschakelt. Selecteer [Te verzenden type]. Stel [Alleen foto's] of [Foto's+movies] in. Start de camera opnieuw op. De beelden worden nu automatisch verzonden. Selecteer [Ander netwerk] om van netwerk te wisselen en volg stappen 5-8. Om de verbinding te verwijderen, selecteert u [Wis weblink-instellingen van camera] en vervolgens [OK].
  • Pagina 797 Opmerking Alle beeldbestanden op kaarten worden verzonden wanneer [Autom. verzenden] is ingesteld op [Inschak.]. Wanneer [Autom. verzenden] is ingesteld op [Inschak.], wordt het automatisch verzenden gestart nadat de camera is opgestart (of opnieuw wordt geactiveerd vanuit automatisch uitschakelen). Alle beelden die tijdens automatisch verzenden zijn vastgelegd, worden eveneens verzonden.
  • Pagina 798 Afstandsbediening (EOS Utility) Verbindingsinstellingen voor EOS Utility configureren Gebruik van EOS Utility Directe overdracht Onderschriften maken en registreren Met behulp van EOS Utility kunt u door beelden op de camera bladeren deze opslaan op de computer. U kunt in EOS Utility ook opnamen maken door de camera op afstand te bedienen en u kunt de camera-instellingen wijzigen.
  • Pagina 799 Verbindingsinstellingen voor EOS Utility configureren Deze instructies bouwen voort op Communicatiefunctie-instellingen configureren. Voor het maken van een verbinding zijn ook handelingen op de computer nodig. Raadpleeg de documentatie van de computer voor meer informatie. Stappen op de camera (1) Selecteer [OK]. Het volgende bericht wordt weergegeven.
  • Pagina 800 Stappen op de computer Start EOS Utility op de computer. Klik in EOS Utility op [Pairing over Wi-Fi/LAN/Koppelen via Wi-Fi/ LAN]. Als een bericht wordt weergegeven met betrekking tot de firewall, selecteert u [Yes/Ja]. Klik op [Connect/Verbinden] op de computer. Selecteer de camera waarmee u verbinding wilt maken en klik op [Connect/Verbinden].
  • Pagina 801 Stappen op de camera (2) Selecteer [OK]. Dit bericht wordt weergegeven nadat de camera de computer heeft gedetecteerd waarop u in stap 4 op [Connect/Verbinden] hebt geklikt. Selecteer [OK]. Selecteer [OK]. Selecteer [OK]. De weergave keert terug naar het scherm [Netwerkinstell.]. Het <...
  • Pagina 802 Gebruik van EOS Utility Raadpleeg de EOS Utility instructiehandleiding voor informatie over het gebruik van EOS Utility. Opnemen op afstand is slechts één van de vele beschikbare camerabewerkingen. Waarschuwing Sommige menu-items zijn niet beschikbaar als de camera is verbonden met een netwerk.
  • Pagina 803 Directe overdracht Als de camera is verbonden met EOS Utility en het EOS Utility-hoofdvenster wordt weergegeven, kunt u de camera gebruiken om beelden over te brengen naar de computer. Als u veel beelden gaat overbrengen, overweeg dan het gebruik van een accessoire voor aansluiting op een gewoon stopcontact (afzonderlijk verkrijgbaar).
  • Pagina 804 Selecteer [Sel.beeld]. Selecteer een beeld om over te brengen. Gebruik het instelwiel < > om het te verzenden beeld te selecteren en druk vervolgens op < >. Gebruik het instelwiel < > om een vinkje [ ] linksboven in het scherm toe te voegen en druk vervolgens op <...
  • Pagina 805 Selecteer [OK]. De geselecteerde beelden worden overgebracht naar de computer.
  • Pagina 806 Meerdere beelden selecteren Er kunnen meerdere beelden tegelijk worden overgebracht nadat u een selectiemethode hebt gekozen. Open het scherm [Beeldsel./overdr.]. Volg de stappen 1-3 in Beelden selecteren voor overdracht. Selecteer een selectiemethode.
  • Pagina 807 In een map Selecteer [Sel. Selecteer de selectiemethode van uw voorkeur. • Door [Select. bldn w. overdr. is misl.] te selecteren, worden alle beelden in de geselecteerde map, waarvan de overdracht mislukt is, geselecteerd. • Door [Selecteer niet-overgebr. beelden] te selecteren, worden alle niet-verzonden beelden in de geselecteerde map geselecteerd.
  • Pagina 808 Selecteer [OK] om te registreren op [Bldn over te brengen].
  • Pagina 809 Op een kaart Selecteer [Alle bldn]. Selecteer de selectiemethode van uw voorkeur. • Door [Select. bldn w. overdr. is misl.] te selecteren, worden alle beelden op de kaart geselecteerd waarvoor de overdracht mislukt is. • Door [Selecteer niet-overgebr. beelden] te selecteren, worden alle niet-verzonden beelden op de kaart geselecteerd.
  • Pagina 810 Selecteer reeks Selecteer [Reeks]. Door de eerste en de laatste beelden van de reeks te selecteren, worden alle beelden in de reeks geselecteerd met een vinkje [ ] en wordt van elke opname één exemplaar verzonden. Druk na het selecteren van de beelden op de knop < >.
  • Pagina 811 RAW+JPEG of RAW+HEIF-beelden overbrengen Voor RAW+JPEG-beelden of RAW+HEIF-beelden kunt u opgeven welk beeld u wilt overbrengen. Selecteer [ : Beeldoverdracht]. Selecteer het type beelden dat u wilt overbrengen.
  • Pagina 812 RAW+JPEG-overbr. • Selecteer [RAW+JPEG-overbr.] en vervolgens [JPEG], [RAW] of [RAW+JPEG]. RAW+HEIF-overbr. • Selecteer [RAW+HEIF-overbr.] en vervolgens [Alleen HEIF], [RAW] of [RAW+HEIF]. Waarschuwing Sommige menu-items zijn niet beschikbaar tijdens de beeldoverdracht. Opmerking Deze instelling is gekoppeld aan de instellingen van [RAW+JPEG-overbr.] en [RAW+HEIF-overbr.] op het scherm [Beelden v.
  • Pagina 813 Onderschriften maken en registreren U kunt onderschriften maken en deze op de camera registreren om deze te gebruiken zoals beschreven in Een onderschrift bijvoegen vóór overdracht. Start EOS Utility en selecteer [Camera settings/Camera-instellingen]. Selecteer [WFT Captions/WFT-bijschriften]. Voer het onderschrift of de onderschriften in. Gebruik maximaal 31 tekens (in ASCII-indeling).
  • Pagina 814 Stel de onderschriften in op de camera. Selecteer [Apply to camera/Op camera toepassen] om de nieuwe onderschriften op de camera te registreren.
  • Pagina 815 De camera bedienen met browserbediening Verbindingsinstellingen voor browserbediening configureren Browserbediening weergeven Door beelden bladeren Opnamen maken op afstand IPTC-informatie registreren FTP-serverinstellingen configureren Onderschriften maken en registreren Met behulp van een browser kunt u door camerabeelden bladeren en deze opslaan, op afstand fotograferen en andere bewerkingen uitvoeren op een computer of smartphone.
  • Pagina 816 Verbindingsinstellingen voor browserbediening configureren Deze instructies bouwen voort op Communicatiefunctie-instellingen configureren. Voer een loginnaam en een wachtwoord in voor toegang tot de camera vanaf een computer. De gegevens voor de loginnaam en het wachtwoord die u hier opgeeft, worden gebruikt bij het maken van verbinding met de camera.
  • Pagina 817 Selecteer [OK]. Selecteer [OK]. Selecteer [OK]. De weergave keert terug naar het scherm [Netwerkinstell.]. Instellingsinformatie wordt opgeslagen op de camera. De verbindingsinstellingen voor browserbediening zijn nu geconfigureerd. Opmerking U kunt de accountinstellingen wijzigen in het scherm [Accountinstellingen] ( dat geopend kan worden door selectie van [Instellingen browserbediening] in [Verbindingsinstellingen].
  • Pagina 818 Browserbediening weergeven Meld u vanuit een browser aan op de pagina Browserbediening op de camera. Controleer of de camera en de computer al zijn aangesloten via een wired LAN-verbinding. Het IP-adres van de camera controleren Het IP-adres van de camera, zoals weergegeven in stap 5, moet worden ingevoerd in de adresbalk van de browser om toegang te krijgen tot de camera via een browser.
  • Pagina 819 Selecteer [Bevestig instell.]. De instellingsgegevens worden weergegeven. Controleer de instellingen. Draai aan het instelwiel < > om andere pagina's weer te geven. Noteer het IP-adres. Druk na controle op de knop < > om het bevestigingsscherm te sluiten. Inloggen op Browserbediening Start een browser.
  • Pagina 820 Voer de informatie in voor [Loginnaam] en [Wachtwoord]. In [Loginnaam] (gebruikersnaam) en [Wachtwoord], voert u de informatie in die u heeft gespecificeerd in Verbindingsinstellingen voor browserbediening configureren. Selecteer [OK] om het bovenste deel van het menuscherm voor Browserbediening weer te geven. Configureer de standaardinstellingen naar wens.
  • Pagina 821 • Language/Taal • Hiermee kunt u de taal selecteren. • Display theme/Weergavethema • U kunt de achtergrondkleur van de browserbediening instellen. • AF for still photo shooting/AF voor foto-opnames • Wordt weergegeven als u [Shooting/Opname] selecteert in stap 9. Hiermee kunt u configureren hoe de automatische scherpstellingsfunctie voor het maken van foto's wordt gebruikt.
  • Pagina 822 • Rec function/card selection/Opn.functie/kaart selectie • Wordt weergegeven als u [Shooting/Opname] selecteert in stap 9. Hiermee stelt u de opnamefunctie en de kaartselectie in. • Shutter mode/Sluitermodus • Wordt weergegeven als u [Shooting/Opname] selecteert in stap 9. U kunt de sluitermethode instellen voor het maken van foto’s.
  • Pagina 823 • Anti-flicker shoot./Antiknipperopname • Wordt weergegeven als u [Shooting/Opname] selecteert in stap 9. Hiermee kunt u antiknipperopname configureren. • HF anti-flicker shooting/HF-antiknipperopname • Wordt weergegeven als u [Shooting/Opname] selecteert in stap 9. Hiermee kunt u antiknipperopname bij hoge frequenties configureren. •...
  • Pagina 824 Waarschuwing Browserbediening is niet beschikbaar, tenzij de browser JavaScript ondersteunt. Sommige menu-items zijn niet beschikbaar bij verbinding met de camera via browserbediening.
  • Pagina 825 Door beelden bladeren Hiermee kunt u door de beelden op kaarten in de camera bladeren. Selecteer [Playback/Weergave]. Het scherm voor navigeren door beelden wordt geopend.
  • Pagina 826 Selecteer een kaart en map. Selecteer een kaart in de vervolgkeuzelijst aan de linkerkant. Selecteer een map in de vervolgkeuzelijst rechts. Voer de beeldbewerkingen naar wens uit.
  • Pagina 827 Het opgenomen beeld wordt automatisch weergegeven als u [Auto update/Auto-update] inschakelt. Als [Select/Selecteer] is geselecteerd, kunt u meerdere beelden selecteren. Door individuele miniaturen te selecteren, wordt elke afbeelding afzonderlijk geselecteerd. Door miniaturen nogmaals te selecteren, wordt de selectie gewist. Als u [Select all/Selecteer alle] selecteert, worden alle beelden op het browsingscherm gemarkeerd als geselecteerd.
  • Pagina 828 Als u een miniatuur selecteert, wordt overgeschakeld naar het afspeelscherm en wordt het beeld vergroot weergegeven. Fotoafspeelscherm Videoafspeelscherm...
  • Pagina 829 Audioafspeelscherm Als u een beeld selecteert en vervolgens [ ], wist u het beeld. Door een beeld te selecteren en vervolgens de [ ]-knop te gebruiken, wordt het beeld naar de computer gedownload. Opmerking De prestaties van de computer en de gebruikte browser kunnen beeld weergaven voorkomen of vertragen of het downloaden van beelden verhinderen.
  • Pagina 830 Opnamen maken op afstand Met Browserbediening kunt u opnamen maken op afstand. Foto's maken Selecteer [Shooting/Opname]. Het opnamescherm op afstand wordt weergegeven.
  • Pagina 831 Knop voor foto's maken Video-opnameknop Pictogram multifunctievergrendeling Ontspanknop Omschakelknop MF AF-gebied Meetmethode Transportmodus HDR-opnamen (10) Beeldkwaliteit (11) Foto bijsnijden/aspect ratio (12) Accuniveau/temperatuur (13) Aansluiting browserbediening (14) Beschikbare opnamen (15) Elektronische sluiter (16) Antiknipperopname (17) AF-knop (18) Opnamemodus (19) Sluitertijd (20) Diafragmawaarde (21) Belichtingscorrectie...
  • Pagina 832 Selecteer (1) Knop voor foto's maken. Stel de scherpstelmodusknop op de lens in op < >. Geef het Live View-beeld weer. Om Live View-beeld tonen of verhullen, selecteert u de (29) Live View- opnamenknop. Voor gevoeligere Live View-beeld weergave, selecteert u (30) Wijzigingsknop Live view-beeldkwaliteit die de Live View-beeldkwaliteit vermindert en de gevoeligheid verhoogt.
  • Pagina 833 Opnemen instellen Selecteer de instelitems (zoals beeldkwaliteit) om de instellingsdetails weer te geven die u kunt configureren. Configureer de instellingen naar wens.
  • Pagina 834 Stel scherp op het onderwerp. Bij gebruik van automatische scherpstelling U kunt AF starten met [AF button/AF-knop] geselecteerd in het menu [AF for still photo shooting/AF voor foto-opnames] en selectie van de (17) AF-knop. Als u [Shutter button for AF/shooting/Ontspanknop voor AF/ opname] hebt geselecteerd in het menu [AF for still photo shooting/AF voor foto-opnames] en als u (4) ontspanknop selecteert, wordt AF uitgevoerd en wordt een foto gemaakt.
  • Pagina 835 Maak de opname. Selecteer de (4) ontspanknop om een foto te maken. De vastgelegde beelden worden op de kaart van de camera opgeslagen. Om te bladeren en beelden te downloaden, raadpleegt u Door beelden bladeren. Waarschuwing Afhankelijk van de communicatiestatus wordt de beeld weergave of de ontspanknop vertraagd.
  • Pagina 836 Video-opname Selecteer [Shooting/Opname]. Het opnamescherm op afstand wordt weergegeven. Selecteer (2) Video-opnameknop. Configureer de instellingen naar wens. Volg de stappen 3-6 in Foto's maken.
  • Pagina 837 Neem de video op. Stand-by voor video-opnamen Video-opname in uitvoering Selecteer (4) de ontspanknop en wanneer u de knop loslaat, begint de video-opname. Tijdens video-opname verandert de rode [○] op de ontspanknop (4) in een witte [□]. Om de video-opname te stoppen, selecteert u opnieuw de (4) ontspanknop en laat u deze los.
  • Pagina 838 IPTC-informatie registreren Hiermee kunt u IPTC*-informatie (opmerkingen over afbeeldingen, zoals onderschriften, credits en opnamelocaties) op de camera bewerken en registreren. Beelden kunnen worden voorzien van IPTC-informatie die op de camera is geregistreerd. * International Press Telecommunications Council Selecteer [IPTC info/IPTC-info]. Een scherm voor het bewerken van IPTC-informatie wordt weergegeven.
  • Pagina 839 Bewerk en registreer de informatie naar wens. Selecteer [Add to camera/Voeg toe aan cam.] om de bewerkte IPTC- informatie op de camera toe te passen. Dit stelt ook de aangepaste functie [ : Voeg IPTC-informatie toe] van de camera in op [ Als u IPTC-informatie (in XMP-indeling) wilt opslaan, selecteert u [Save to file].
  • Pagina 840 FTP-serverinstellingen configureren Als u FTP-overdracht gebruikt voor op afstand gemaakte beelden, kunt u de verbindingsinstellingen van de camera gebruiken ( ) om de doel-FTP-server te wijzigen. Selecteer [FTP settings/FTP-inst.]. Het scherm met FTP-instellingen wordt weergegeven.
  • Pagina 841 Selecteer de geregistreerde verbindingsinstellingen van de FTP- server die u wilt gebruiken. Selecteer [Change setting/Wijzig instelling]. De verbindingsinstellingen van de camera worden gewijzigd in de door u geselecteerde instellingen. Opmerking Om [FTP settings/FTP-inst.] te gebruiken, moet u [Browserbed.] ( ) en [FTP- overdracht] ( ) registreren in de verbindingsinstellingen van de camera.
  • Pagina 842 Onderschriften maken en registreren U kunt onderschriften maken en deze op de camera registreren om deze te gebruiken zoals beschreven in Een onderschrift bijvoegen vóór overdracht. Selecteer [FTP settings/FTP-inst.]. Het scherm met FTP-instellingen wordt weergegeven.
  • Pagina 843 Voer het onderschrift of de onderschriften in. Gebruik maximaal 31 tekens (in ASCII-indeling). Selecteer [Get from camera/Ophalen van camera] om gegevens voor onderschriften op te vragen die zijn opgeslagen op de camera. Stel de onderschriften in op de camera. Selecteer [Add to camera/Voeg toe aan camera] om de nieuwe onderschriften op de camera te registreren.
  • Pagina 844 Beëindigen van verbindingen of opnieuw verbinden Beëindigen van verbindingen Opnieuw verbinding maken Beëindigen van verbindingen Selecteer [ : Netwerkinstell.]. Selecteer [Connectie-inst.].
  • Pagina 845 Selecteer [Verbreken]. Selecteer [OK]. De verbinding tussen de apparaten is verbroken.
  • Pagina 846 Opnieuw verbinding maken Selecteer [ : Netwerkinstell.]. Selecteer [Connectie-inst.]. Selecteer [SET*]. Selecteer in de opgeslagen instellingen de instellingen die u voor de verbinding wilt gebruiken.
  • Pagina 847 Selecteer [Verbinden]. Selecteer [OK]. De apparaten zijn weer verbonden. Als de instellingen op het doelapparaat zijn gewijzigd, herstelt u de eerdere instellingen om verbindingen door de camera mogelijk te maken.
  • Pagina 848 Vliegtuigmodus U kunt de Wi-Fi-functies tijdelijk uitschakelen. Selecteer [ : Vliegtuigmodus]. Stel [Aan] in. ] wordt weergegeven op het scherm. Opmerking ] wordt mogelijk niet weergegeven bij foto-opnamen, video-opnamen of afspelen afhankelijk van de weergave-instellingen. Als dit niet wordt weergegeven, drukt u herhaaldelijk op de knop <...
  • Pagina 849 Controle en bewerking van netwerkinstellingen Controle en bewerking van verbindingsinstellingen Verbindingsinstellingen handmatig bewerken Verbindingsopties specificeren Controle van het MAC-adres Controle en bewerking van verbindingsinstellingen Verbindingsinstellingen die op de camera zijn opgeslagen, kunt u controleren, wijzigen en verwijderen. Selecteer [ : Netwerkinstell.]. Selecteer [Connectie-inst.].
  • Pagina 850 Selecteer [SET*]. Selecteer in de opgeslagen instellingen de instellingen die u voor de verbinding wilt gebruiken.
  • Pagina 851 Controleer of wijzig de instellingen. Verbinden • Selecteer om een verbinding opnieuw tot stand te brengen ( Wijzigen met wizard/Wijzigen vanaf lijst • Wijzig de verbindingsinstellingen ( Inst. op krt opsl./laden • Hiermee slaat u verbindingsinstellingen op naar een kaart of laadt u verbindingsinstellingen die zijn opgeslagen op een kaart in de camera ( Verwijder instellingen...
  • Pagina 852 Verbindingsinstellingen wijzigen U kunt instellingen die u oorspronkelijk hebt opgegeven met de verbindingswizard, als volgt wijzigen. Wijzigen met wizard U kunt de verbindingswizard gebruiken om de verbindingsinstellingen te wijzigen die op de camera zijn opgeslagen. Open het scherm [Connectie-inst.]. Volg de stappen 1-3 in Controle en bewerking van verbindingsinstellingen.
  • Pagina 853 Wijzigen vanuit lijst U kunt de communicatie- en functie-instellingen die op de camera zijn opgeslagen gebruiken om de verbindingsinstellingen die op de camera zijn opgeslagen te wijzigen. U kunt tevens namen van instellingen registreren. Open het scherm [Connectie-inst.]. Volg de stappen 1-3 in Controle en bewerking van verbindingsinstellingen.
  • Pagina 854 NW*/Comm.-instellingen* • Selecteer om communicatie-instellingen te wijzigen, toe te voegen • of te verwijderen. • Als u [Selecteren uit lijst] selecteert, opent dit een lijst met • communicatie-instellingen die zijn opgeslagen op de camera. Selecteer de communicatie-instellingen die u wilt gebruiken. Om de details van communicatie-instellingen weer te geven, selecteert u instellingen en drukt u op de knop <...
  • Pagina 855 Opmerking U kunt twee sets communicatie- en functie-instellingen registreren op één set verbindingsinstellingen. Merk op dat afhankelijk van de details van de instellingen in sommige gevallen slechts een set kan worden geregistreerd. Als u alle functie-instellingen wist, worden ook de communicatie-instellingen gewist en worden de verbindingsinstellingen gemarkeerd met [Ongespec.].
  • Pagina 856 Instellingen opslaan en laden U kunt verbindingsinstellingen op een kaart opslaan voor toepassing op andere camera's. Daarnaast kunnen verbindingsinstellingen die zijn geconfigureerd op andere camera's ook worden toegepast op de camera die u gaat gebruiken. Opmerking Met [ : Cam-inst. opsl./lad. op kaart] kunt u alle communicatie-instellingen op de camera op een kaart opslaan of alle communicatie-instellingen voor een andere camera van een kaart laden.
  • Pagina 857 Selecteer [OK]. De bestandsnaam wordt automatisch bepaald door de camera: WFTNPF, gevolgd door een nummer (01 tot en met 40) en de uitbreiding NIF. Wijzig de naam van het bestand naar wens door op de knop < > te drukken. De instellingen worden opgeslagen op de kaart.
  • Pagina 858 Instellingen laden Open het scherm [Connectie-inst.]. Volg de stappen 1-3 in Controle en bewerking van verbindingsinstellingen. Selecteer [Inst. op krt opsl./laden]. Selecteer [Inst. van kaart laden]. Selecteer het instellingenbestand. Selecteer een bestand met instellingen die overeenkomen met uw netwerkomgeving.
  • Pagina 859 Selecteer [OK]. De informatie uit het instellingenbestand wordt geladen in de set met het geselecteerde instellingsnummer. Waarschuwing Zelfs als een computer of een ander apparaat wordt gebruikt om 41 of meer instellingenbestanden op één kaart op te slaan, worden er slechts 40 weergegeven in het scherm van de camera voor het laden van instellingen.
  • Pagina 860 Verbindingsinstellingen handmatig bewerken U kunt communicatie- en functie-instellingen die op de camera zijn opgeslagen toevoegen, wijzigen of verwijderen. U kunt ook instellingen wijzigen die niet met de verbindingswizard zijn ingesteld, bijvoorbeeld wat er moet gebeuren als een opname met een bestandsnaam die al bestaat naar de FTP-server wordt verzonden.
  • Pagina 861 Selecteer [NW*]. Selecteer opgeslagen instellingen om ze te bewerken. Wijzig, verwijder of controleer de instellingen naar wens. Wijzig • Selecteer om afzonderlijke instellingen in sets van communicatie- • instellingen te wijzigen. • Selecteer [Wireless LAN] om bijvoorbeeld de doel-SSID te wijzigen.
  • Pagina 862 Verwijder instellingen • Selecteer om communicatie-instellingen te verwijderen. • • Selectie van [OK] verwijdert de instellingen. Bevestig instell. • Selecteer om communicatie-instellingen te controleren. •...
  • Pagina 863 Flitsfunctie-instellingen bewerken Selecteer [ : Netwerkinstell.]. Selecteer [Handm. Instellen]. Selecteer [Functie-instell.]. Selecteer [MODE*]. Selecteer opgeslagen instellingen om ze te bewerken.
  • Pagina 864 Wijzig, verwijder of controleer de instellingen naar wens. Wijzig • Door [Wijzig modusnaam] te selecteren, kunt u het virtuele • toetsenbord ( ) gebruiken om de modus een andere naam te geven.
  • Pagina 865 • Door [FTP server] te selecteren kunt u instellingen configureren • die betrekking hebben op de FTP-server. Mappenstructuur van de doelmap Bestanden met dezelfde naam overschrijven Passieve modus Betrouwbare doelservers...
  • Pagina 866 • Door [Weerg. beelden] te selecteren, kunt u opgeven welke • beelden op smartphones kunnen worden bekeken. Instellingen waarmee beelden kunnen worden weergegeven vanaf een smartphone Verwijder instellingen • Selecteer om de functie-instellingen te verwijderen. • • Selectie van [OK] verwijdert de instellingen. Bevestig instell.
  • Pagina 867 Mappenstructuur van de doelmap Geconfigureerd in [FTP server] → [Directory structuur]. Met [Default] wordt de rootmap gebruikt voor beeldopslag. Als u in de rootmap een submap hebt gemaakt door de instelling voor [Doelmap] te wijzigen, worden beelden in die map opgeslagen.
  • Pagina 868 Verbindingsopties specificeren U kunt de instellingen configureren die worden gebruikt voor FTP-overdracht en Browserbediening. Er zijn ook instellingen beschikbaar voor verificatie-informatie die wordt gebruikt in LAN-omgevingen met 802.1X-verificatie. Selecteer [ : Netwerkinstell.]. Selecteer [Verbindingsinstellingen]. Selecteer een optie voor configuratie. FTP-overdrachtsinstellingen Browserbediening-instellingen Smartphone-instellingen 802.1X-verificatie...
  • Pagina 869 FTP-overdrachtsinstellingen Door [FTP-overdrachtsinst.] te selecteren kunt u instellingen configureren voor FTP- overdracht en energiebesparing. Autom. overbr. / Beelden v. overdracht / Overbrengen met SET / Rootcertif. ins. • Zie Beeldoverdracht naar FTP-servers voor meer informatie. Energiebesparing • Wanneer [Inschak.] is ingesteld en er gedurende een bepaalde periode geen beeld wordt overgebracht, logt de camera uit van de FTP-server en wordt de LAN- verbinding verbroken.
  • Pagina 870 Browserbediening-instellingen Door [Instellingen browserbediening] te selecteren, kunt u de account die wordt gebruikt voor Browserbedieningtoegang instellen en de HTTP/HTTPS-communicatie-instellingen configureren. Accountinstellingen • Zie Verbindingsinstellingen voor browserbediening configureren voor meer informatie. Poortnr. (HTTP)/Poortnr. (HTTPS) • U kunt het poortnummer dat wordt gebruikt voor HTTP/HTTPS-communicatie wijzigen.
  • Pagina 871 Smartphone-instellingen Door [Verzend n. smartphone na opn.] in [Smartphone-instellingen] te selecteren, kunt u het formaat instellen van beelden die automatisch worden verstuurd. Autom. verzenden / Te verz. formaat • Zie Automatische beeldoverdracht tijdens opname voor meer informatie.
  • Pagina 872 802.1X-verificatie Door [802.1X-verificatie] te selecteren kunt u 802.1X-verificatie-instellingen instellen, controleren of verwijderen met behulp van een installatiewizard. Configureer deze instellingen wanneer u verbinding maakt met netwerken die 802.1X- verificatie vereisen. Bewaar eerst het certificaat voor het type 802.1X-verificatie dat op een kaart in de camera wordt gebruikt.
  • Pagina 873 Merk op dat de camera de volgende protocollen ondersteunt. Protocol Ondersteunde verificatie EAP-TLS X.509, PKCS#12 EAP-TTLS MSCHAPv2 PEAP MSCHAPv2 Setupwizard • Volg de wizard om de verificatie-instellingen te configureren. Bevestig instell. • Selecteer deze optie om de verificatie-instellingen te controleren. Verwijder instellingen •...
  • Pagina 874 Controle van het MAC-adres U kunt het MAC-adres van de camera controleren. Selecteer [ : Netwerkinstell.]. Selecteer [MAC-adres]. Controleer het MAC-adres. De MAC-adressen voor [Wi-Fi] en [Kabel] worden weergegeven.
  • Pagina 875 Synchronisatietijd tussen camera's Voorbereiden op tijdsynchronisatie De tijd synchroniseren U kunt de tijd op de zendercamera instellen op maximaal 10 ontvangercamera's. Houd er rekening mee dat er zelfs na synchronisatie een kleine foutmarge van ten hoogste ±0,05 seconde bestaat tussen de tijd op de zendercamera en de ontvangercamera's. Waarschuwing Gebruik altijd camera's van hetzelfde model om de tijd te synchroniseren.
  • Pagina 876 Voorbereiden op tijdsynchronisatie Bij gebruik van één enkele ontvangercamera, sluit u een LAN-kabel aan op de Ethernet- aansluiting RJ-45 van de zendercamera en de ontvangercamera. (A) Zendercamera (B) Ontvangercamera (C) LAN-kabel...
  • Pagina 877 Bij gebruik van meerdere ontvangercamera's sluit u een LAN-kabel van de Ethernet- aansluiting van de afzender en de ontvangstcamera's aan op een hub. Er kunnen maximaal 10 ontvangercamera's worden verbonden. (A) Zendercamera (B) Ontvangercamera (C) LAN-kabel (D) Hub Gebruik een goed beschermde 5e of hogere STP (afgeschermd getwist paar) Gigabit Ethernet-kabel.
  • Pagina 878 De tijd synchroniseren Voorbereiding van de zendercamera Stel eerst de camera in om als zender te gebruiken. Druk op de camera op de knop < >. Selecteer [ : Netwerkinstell.]. Selecteer in [Netwerk] de optie [Inschak.]. Selecteer [Sync.tijd tussen camera's]. Als de camera al met een ander apparaat is verbonden, wordt [Stel [Connectie-inst.] in op [Verbreken]] weergegeven.
  • Pagina 879 Selecteer [OK]. Selecteer [OK]. Selecteer [Zender]. Selecteer [OK] om naar het volgende scherm te gaan. Als het scherm wordt weergegeven, is de camera gereed.
  • Pagina 880 Voorbereiding van de ontvangercamera's Stel camera's in voor gebruik als ontvangers. Volg de stappen 1-6 in Voorbereiding van de zendercamera. Selecteer [Ontvanger]. Selecteer [OK] om naar het volgende scherm te gaan. Selecteer [OK]. Het volgende scherm wordt weergegeven. Voer de stappen 1 en 2 op elke ontvangercamera uit om de tijd in te stellen op meerdere ontvangercamera's.
  • Pagina 881 Synchronisatievan de tijd tussen zendercamera en ontvangercamera's Synchroniseer de tijd op de zendercamera en ontvangercamera's als volgt. Volg de stappen 1-6 in Voorbereiding van de zendercamera en stappen 1-3 in Voorbereiding van de ontvangercamera's. Selecteer [OK] op de zendercamera. Controleer het aantal ontvangercamera's en selecteer vervolgens [OK]. Nadat de tijd is gesynchroniseerd, wordt het volgende scherm weergegeven.
  • Pagina 882 GPS-functies configureren GPS-instellingen GPS-voorzorgsmaatregelen GPS-functies van de camera kunnen worden gebruikt om beelden van geotags te voorzien, de tijd in te stellen en meer. De camera kan signalen ontvangen van GPS-satellieten (VS), GLONASS-satellieten (Rusland) en het Quasi-Zenith Satellite System “Michibiki” (Japan). Waarschuwing Geotaginformatie wordt mogelijk niet vastgelegd of er wordt onnauwkeurige informatie vastgelegd als de GPS-signaaldekking slecht is, zoals op de volgende...
  • Pagina 883 GPS-instellingen Selecteer [ : GPS-instellingen]. Configureer GPS-details.
  • Pagina 884 Kies de GPS-modus. In [Modus 1] blijft de camera regelmatig GPS-signalen ontvangen als de aan- uitschakelaar is ingesteld op < > of < >. In [Modus 2] verkrijgt de camera GPS-signalen als de aan-uitschakelaar is ingesteld op < >. Bij het instellen van de aan-uitschakelaar op < >...
  • Pagina 885 Aut. tijdinst. De ontvangen tijdinformatie uit GPS-signalen kan worden ingesteld op de camera. De foutmarge is ca. ±0,02 sec. Als u [Auto-update] kiest, wordt de tijd bijgewerkt wanneer GPS-signalen worden ontvangen terwijl de camera aanstaat. Waarschuwing De tijd kan niet automatisch worden bijgewerkt, tenzij signalen van ten minste vijf GPS-satellieten kunnen worden verkregen.
  • Pagina 886 Weergave GPS-informatie Toont verworven GPS-informatie. Het pictogram [ ] geeft de signaalsterkte aan. Wanneer [ ] wordt weergegeven, wordt ook de hoogte vastgelegd. De hoogte kan echter niet worden vastgelegd wanneer [ wordt weergegeven. U kunt de geotaginformatie controleren door een opname weer te geven, door op de knop <...
  • Pagina 887 GPS-logger Door [GPS-pos. loggen] in te stellen op [Inschak.] kunt u automatisch op bepaalde intervallen geotaginformatie vastleggen langs de route waarop de camera zich verplaatst. Geotaginformatie wordt vastgelegd met het interval ingesteld in [Positie-update-int.] als loggegevens die op datum in het interne geheugen van de camera zijn opgeslagen. U kunt de afgelegde route ook bekijken op een kaart die op een computer wordt weergegeven.
  • Pagina 888 Waarschuwing In [Modus 1] blijft GPS-logging doorgaan, ook als de aan-uitschakelaar is ingesteld op < >. In [Modus 2] wordt GPS-logging uitgeschakeld als de aan-uitschakelaar wordt ingesteld op < >. De GPS-logging gaat echter door tijdens Automatisch uitschakelen. Geotaginformatie die aan de beelden wordt toegevoegd, kan onnauwkeurig zijn onder bepaalde reisomstandigheden, op bepaalde locaties of onder bepaalde GPS-instellingen.
  • Pagina 889 Positiegegevens behouden Om door te gaan met geotagging van afbeeldingen, zelfs wanneer de satellietdekking slecht is (als u bijvoorbeeld naar binnen gaat), met gebruik van geotaginformatie in loggegevens, wordt aangeraden om [Behoud positiegegevens] in te stellen op [Onbeperkt]. De meest recent verkregen geotaginformatie wordt toegevoegd aan loggegevens totdat nieuwe informatie kan worden verkregen.
  • Pagina 890 Gebruik van de GPS-eigenschappen is beperkt in een aantal landen en regio's, en illegaal gebruik kan strafbaar zijn krachtens de nationale of lokale regelgeving. Om te voorkomen dat u wetgeving inzake GPS-functies overtreedt, gaat u naar de website van Canon om te controleren waar het gebruik is toegestaan ( Canon is niet aansprakelijk voor eventuele problemen die het gevolg zijn van het gebruik van een GPS-functies in andere landen en regio's.
  • Pagina 891 Verbinding maken met een draadloze afstandsbediening Het koppelen annuleren Deze camera kan ook via Bluetooth worden verbonden met de draadloze afstandsbediening BR-E1 (afzonderlijk verkrijgbaar, ) voor opnamen maken met de afstandsbediening. Selecteer [ : Inst. v. Bluetooth]. Selecteer in [Bluetooth] de optie [Afstandsbed.]. Selecteer [Pairing].
  • Pagina 892 Koppel de apparaten. Wanneer het scherm [Pairing] wordt weergegeven, houdt u de knoppen <W> en <T> op de BR-E1 ten minste 3 seconden tegelijkertijd ingedrukt. Druk op < > zodra u een bevestiging ziet dat de camera is gekoppeld aan de BR-E1. Stel de camera in voor opnamen maken op afstand.
  • Pagina 893 Het koppelen annuleren Wis informatie over de verbonden afstandsbediening voordat u met een andere BR-E1 koppelt. Selecteer [ : Inst. v. Bluetooth]. Selecteer [Verbindingsinfo contr./wissen]. Druk op de knop < >.
  • Pagina 894 Selecteer [OK].
  • Pagina 895 Referentie De bijnaam van de camera wijzigen Bediening van het virtuele toetsenbord IPv6 configureren De bijnaam van de camera wijzigen U kunt de bijnaam van deze camera (weergegeven op aangesloten apparaten) naar wens wijzigen. Selecteer [ : Bijnaam]. Voer tekst in met het virtuele toetsenbord ( Wanneer u klaar bent met het invoeren van tekens, drukt u op de knop <...
  • Pagina 896 Selecteer [OK].
  • Pagina 897 Bediening van het virtuele toetsenbord Invoergebied, voor het invoeren van tekst Cursortoetsen, voor verplaatsingen binnen het invoergebied Huidig aantal tekens/beschikbaar aantal Toetsenbord Van invoermodus wisselen Spatie Een teken verwijderen in het invoergebied De invoer afsluiten Gebruik < > of het instelwiel < >...
  • Pagina 898 IPv6 configureren Voor gebruik van IPv6, configureert u de instellingen handmatig. Opmerking Indien u niet zeker weet wat u moet invoeren, vraagt u de netwerkbeheerder of een andere persoon die verantwoordelijk is voor het netwerk om hulp. Selecteer [ : Netwerkinstell.]. Selecteer [Handm.
  • Pagina 899 Selecteer de communicatie-instellingen die IPv6 zullen gebruiken. Selecteer [Wijzig]. Selecteer [TCP/IPv6].
  • Pagina 900 Selecteer een optie voor configuratie. TCP/IPv6 gebr. • Selecteer [Inschak.] of [Uitschak.] voor IPv6. Handmatig inst. • Voor handmatige instelling van het IP-adres selecteert u [Inschak.]. [DNS server] is ingesteld op [Handmatig inst.] en u kunt [DNS adres], [Handmatig adres], [Voorvoeg.lengte] en [Gateway] configureren.
  • Pagina 901 DNS server • Voor handmatige instelling van het IP-adres van de DNS-server selecteert u [Handmatig inst.]. • Selecteer [Uitschak.] als u geen DNS-server wilt gebruiken. • Als de huidige instelling [Autom. toeken.] is, wijzigt instelling van [Handmatig inst.] op [Inschak.] het naar [Handmatig inst.]. DNS adres/Handmatig adres/Gateway •...
  • Pagina 902 Problemen oplossen Reageren op foutmeldingen Problemen oplossen Aandachtspunten voor de communicatiefunctie Beveiliging Netwerkinstellingen controleren Reageren op foutmeldingen Los foutmeldingen op het camerascherm met behulp van deze voorbeelden of handelingen. Als er fouten optreden, knippert het < >-lampje op de camera en wordt het foutnummer weergegeven op het LCD-paneel.
  • Pagina 903 11: Verb.doel niet gevonden In het geval van [Smartphone], wordt Camera Connect uitgevoerd? • Maak verbinding met behulp van Camera Connect ( In het geval van [EOS Utility], wordt EOS Utility uitgevoerd? • Start EOS Utility en probeer opnieuw verbinding te maken ( Zijn de camera en het access point zo ingesteld dat ze dezelfde encryptiesleutel voor de verificatie gebruiken? •...
  • Pagina 904 21: Geen adres toegewezen door DHCP server Controleren op de camera Het IP-adres op de camera is ingesteld op [Autom. instellen]. Is dit de juiste instelling? • Als u geen DHCP server gebruikt, stelt u het IP-adres op de camera in op [Handm. Instellen] en configureert u vervolgens de instelling ( Controleren op de DHCP server Is de DHCP server ingeschakeld?
  • Pagina 905 22: Geen respons van DNS server Controleren op de camera Het DNS-adres op de camera is ingesteld op [Handm. Instellen]. Is dit de juiste instelling? • Als er geen DNS-server wordt gebruikt, stelt u het DNS-adres van de camera in op [Uitschak.] ( Komt het IP-adres van de DNS-server op de camera overeen met het werkelijke IP- adres van de DNS-server?
  • Pagina 906 23: Device met zelfde IP-adres bestaat op gesel. netwerk Gebruikt een ander apparaat in het cameranetwerk hetzelfde IP-adres als de camera? • Wijzig het IP-adres van de camera om te voorkomen dat twee apparaten op het netwerk hetzelfde adres gebruiken. U kunt ook het IP-adres van het andere apparaat met het dubbele adres wijzigen.
  • Pagina 907 Zijn de FTP-serverinstellingen van de camera correct ingevoerd op de DNS- server? • Zorg ervoor dat de [Servernaam] van de FTP-server correct is ingested op de DNS- server. Zorg ervoor dat de [Servernaam] voor de FTP-server correct is ingevoerd op de camera ( Controleren op de FTP-server Werkt de FTP-server correct? •...
  • Pagina 908 Werkt de proxyserver correct? • Controleer de instellingen van de proxyserver om na te gaan of de server goed werkt als proxyserver. • Vraag de netwerkbeheerder zo nodig naar het adres en poortnummer van de proxyserver en stel deze in op de camera. Controleren in het hele netwerk Heeft uw netwerk een router of vergelijkbaar apparaat dat dienst doet als gateway?
  • Pagina 909 43: Kan niet verbinden met FTP server. Foutcode ontvangen van server. Controleren op de proxyserver Is de proxyserver ingeschakeld? • Schakel de proxyserver in. Werkt de proxyserver correct? • Controleer de instellingen van de proxyserver om na te gaan of de server goed werkt als proxyserver.
  • Pagina 910 45: Kan niet inloggen op FTP server. Foutcode ontvangen van server. Controleren op de camera Is de [Loginnaam] correct ingevoerd op de camera? • Controleer de loginnaam voor toegang tot de FTP-server. Controleer de hoofd- en kleine letters en zorg ervoor dat de juiste inlognaam op de camera is ingesteld ( Is de [Loginwachtwoord] correct ingevoerd op de camera? •...
  • Pagina 911 46: Voor de datasessie, fout- code ontv. van FTP server Controleren op de FTP-server De verbinding is verbroken door de FTP-server. • Start de FTP-server opnieuw op. Maken de gebruikersrechten voldoende lees-, schrijf- en logboekrechten voor de FTP-server mogelijk? • Configureer de gebruikersrechten voor de FTP-server, zodat de gebruiker kan lezen en schrijven en toegang heeft tot het logboek.
  • Pagina 912 61: Geselect. SSID wireless LAN network niet gevonden Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het access point? • Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt. Controleren op de camera Zijn de SSID-instelling van de camera en die van het access point hetzelfde? •...
  • Pagina 913 65: Wireless LAN-verbinding verbroken Zijn er obstakels tussen de camera en de antenne van het access point? • Verplaats de antenne van het access point zo dat deze duidelijk te zien is vanaf het punt waar u de camera gebruikt. De wireless LAN-verbinding is om een of andere reden verbroken en kan niet worden hersteld.
  • Pagina 914 81: Wired LAN-verbinding verbroken Is de LAN-kabel goed aangesloten? • Sluit de LAN-kabel tussen de camera en de server opnieuw aan. Sluit de apparaten eventueel met een andere kabel op elkaar aan om kabelbreuk uit te sluiten. Is de hub of router ingeschakeld? •...
  • Pagina 915 Tijdens het verbinden van de camera met de webservice heeft zich een ander probleem voorgedaan dan foutnummercode 121 t/m 126. • Probeer opnieuw om de Wi-Fi-verbinding met image.canon tot stand te brengen. 130: De server is bezet Wacht even en probeer het opnieuw De website image.canon is momenteel niet beschikbaar.
  • Pagina 916 Los problemen met de camera op door de camera en de aangesloten apparaten te controleren zoals beschreven in dit hoofdstuk. Als het probleem niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een Canon Service Center voor productinformatie en advies over de behandeling van het product.
  • Pagina 917 Aandachtspunten voor de communicatiefunctie In het geval van langzamere verzending, verloren verbindingen, een wisselvallige beeld weergave of andere problemen bij het gebruik van communicatiefuncties, kunt u proberen de volgende corrigerende maatregelen uit te voeren. Installatielocatie van het access point en de antenne Bij gebruik binnenshuis van de camera installeert u het access point in de kamer waar u opnamen maakt.
  • Pagina 918 Beveiliging Als de beveiligingsinstellingen niet correct zijn ingesteld, kunnen de volgende problemen optreden. Bekijken van de overdracht Derden met slechte bedoelingen kunnen wireless LAN-overdrachten opsporen en proberen om de gegevens op te halen die u verzendt. Ongeoorloofde netwerktoegang Derden met slechte bedoelingen kunnen ongeoorloofde toegang krijgen tot het netwerk dat u gebruikt en informatie stelen, wijzigen of vernietigen.
  • Pagina 919 Netwerkinstellingen controleren Windows Open [Opdrachtprompt] van Windows, typ ipconfig/all en druk op de <Enter>-toets. Behalve het aan de computer toegewezen IP-adres, worden ook het subnetmasker, de gateway en de DNS-server getoond. macOS Open in macOS de toepassing [Terminal], typ ifconfig -a en druk op <Return>. Het IP- adres dat aan de computer is toegewezen, staat onder het item [en0] naast [inet], in de indeling “***.***.***.***”.
  • Pagina 920 Communicatie-instellingen op kaart opslaan/laden U kunt instellingen op het tabblad Draadloze functies opslaan op een kaart en toepassen op andere camera's. Daarnaast kunnen instellingen die zijn geconfigureerd op het tabblad Draadloze functies op andere camera's, ook worden toegepast op de camera die u gaat gebruiken.
  • Pagina 921 Selecteer [OK]. De bestandsnaam wordt door de camera automatisch ingesteld. Wijzig de naam van het bestand naar wens door op de knop < > te drukken. De instellingen worden opgeslagen op de kaart. De instellingen worden als bestand opgeslagen in het deel van de kaart dat u ziet als u de kaart opent (in de rootmap).
  • Pagina 922 Instellingen laden Selecteer [ : Com-inst. opsl./lad. op kaart]. Selecteer [Laden van kaart]. Selecteer het instellingenbestand.
  • Pagina 923 Selecteer [OK]. Informatie van het instellingsbestand wordt geladen. Waarschuwing Zelfs als een computer of een ander apparaat wordt gebruikt om meer dan 10 instellingsbestanden op een kaart op te slaan, worden er slechts 10 weergegeven in het scherm van de camera voor het laden van instellingen. Als u meer dan 10 instellingsbestanden hebt, verdeelt u ze over meer kaarten zodat geen enkele kaart er meer dan 10 bevat.
  • Pagina 924 Resetten van de communicatie-instellingen Alle instellingen van netwerkfuncties kunnen worden gewist. Dit kan voorkomen dat de informatie lekt als u de camera uitleent of het eigendom overdraagt. Selecteer [ : Reset communicatie-instell.]. Selecteer [OK]. Waarschuwing Als u de camera hebt gekoppeld aan een smartphone, verwijdert u via het Wi-Fi- instellingenscherm van de smartphone de Wi-Fi-verbindingsinformatie van de camera waarvoor u de draadloze communicatie-instellingen hebt hersteld.
  • Pagina 925 Instellen In dit hoofdstuk worden menu-instellingen op het insteltabblad [ ] beschreven. • Tabbladmenu's: Instellen • Kaarten selecteren voor opname/afspelen • Mapinstellingen • Bestandsnummering • Bestandsnaamgeving • Formatteren van de kaart • Automatisch roteren • Richtingsinformatie toevoegen aan video's • Datum/tijd/zone •...
  • Pagina 926 Tabbladmenu's: Instellen Instellingen 1 (1) Opn.functie+kaart/map sel. • Kaarten selecteren voor opname/afspelen • Een map maken Bestandnr. Bestandsnaam Kaart formatteren Auto. roteren Rotatiegeg. toev. Datum/tijd/zone...
  • Pagina 927 Instellingen 2 Taal Videosysteem Grootte helptekst Pieptoon Volume Hoofdtelefoon Spaarstand Instellingen 3 Scherm-/zoekerweergave Schermhelderheid Zoekerhelderheid Scherm-/zoekerkleurtoon Zoekerkleurtoon fijnregelen UI-vergroting HDMI-resolutie...
  • Pagina 928 Instellingen 4 Oogsturing Aanraakbediening Multifunctievergrendeling Sluiter bij uitschakelen Sensorreiniging Kies USB-verbindingsapp Instellingen 5 Camera resetten Aangep. opnamemodus (C1-C3) Cam-inst. opsl./lad. op kaart Accu-info Copyrightinformatie Weergave systeemstatus Handleiding/software URL...
  • Pagina 929 Instellingen 6 Certificaatlogo weergeven Firmware...
  • Pagina 930 Kaarten selecteren voor opname/afspelen Opnamemethode met twee kaarten Opname-/afspeelemethode met twee kaarten Opname is mogelijk als kaart 1 ( ) of 2 ( ) in de camera zit (met uitzondering van bepaalde omstandigheden). Als er slechts één kaart is ingebracht, is het niet nodig om deze stappen te volgen.
  • Pagina 931 Selecteer de opnamemethode. apart • Selecteer [Inschak.] voor automatische configuratie van de opnamemethode voor foto's en video's. Video's worden opgenomen op de kaart en foto's op de kaart • Video-opname is niet mogelijk als de kaart vol is of niet ingebracht.
  • Pagina 932 -opn.opties Stel de opnamemethode voor foto's in. • Standaard • Neemt foto's op de kaart op die is geselecteerd in [ -opn./ weerg.]. • Auto. kaartwissel • Zelfde als [Standaard], maar bovendien schakelt de camera over naar de andere kaart wanneer een kaart vol raakt. Op dit moment wordt een nieuwe map aangemaakt.
  • Pagina 933 Opmerking Apart opslaan/Opsl. nr meerdere Beelden worden opgeslagen met hetzelfde bestandsnummer op de kaart Het aantal beschikbare opnamen dat wordt weergegeven in de zoeker en op het scherm Snel instellen is het aantal op de kaart met minder vrije ruimte. [Kaart* vol] wordt weergegeven wanneer een van de kaarten vol raakt en u geen opnamen meer kunt maken.
  • Pagina 934 -opn.opties Stel de opnamemethode voor video's in. • Standaard • Slaat video's op de kaart geselecteerd in [ -opn./weerg.]. • Auto. kaartwissel • Hetzelfde als [Standaard], maar de opname eindigt wanneer de kaart vol is. Wanneer u de opname hervat, schakelt de camera over naar de andere kaart voor opname.
  • Pagina 935 • Opsl. nr meerdere • Bij elke opname wordt dezelfde video opgeslagen op kaart . Video-opname is niet beschikbaar wanneer kaart een SD/ SDHC-kaart is. Waarschuwing Opsl. nr meerdere Opnemen op meerdere apparaten is niet beschikbaar voor de volgende video's. •...
  • Pagina 936 Opname-/afspeelemethode met twee kaarten Met [ -opn.opties]/[ -opn.opties] ingesteld op [Standaard] of [Auto. kaartwissel] selecteert u de kaart voor opname en afspelen. Met [ -opn.opties] ingesteld op [Apart opslaan] of [Opsl. nr meerdere], of met [ opn.opties] ingesteld op [ ] of [Opsl.
  • Pagina 937 Opmerking Met [Prioriteit: ] ingesteld schakelt de camera over naar de voorrangskaart wanneer er kaarten in de camera worden geplaatst of verwijderd.
  • Pagina 938 Mapinstellingen Een map maken De naam en een map wijzigen Een map selecteren U kunt naar wens mappen maken en selecteren waarin de vastgelegde beelden worden opgeslagen. U kunt ook de naam van mappen wijzigen. Een map maken Selecteer [ : Opn.functie+kaart/map sel.]. Selecteer [Map].
  • Pagina 939 Selecteer [Maak map]. Selecteer [OK]. Als u de map een andere naam wilt geven, selecteert u [Wijzig mapnaam].
  • Pagina 940 De naam en een map wijzigen Voer letters en cijfers naar keuze in. U kunt vijf tekens invoeren. Door [ ] te selecteren, kunt u de invoermodus wijzigen. Selecteer [ ] om één teken te verwijderen of druk op de knop < >.
  • Pagina 941 Een map selecteren (1) Aantal beelden in de map (2) Laagste bestandsnummer (3) Mapnaam (4) Hoogste bestandsnummer Selecteer een map op het mapselectiescherm. Vastgelegde beelden worden opgeslagen in de geselecteerde map. Opmerking Mappen Mappen krijgen een naam als “100EOSR3”, met een driecijferig mapnummer gevolgd door vijf letters of cijfers.
  • Pagina 942 Bestandsnummering Continu Automatisch resetten Handmatig resetten Aan de vastgelegde beelden die in een map zijn opgeslagen, wordt een bestandsnummer toegekend van 0001 tot 9999. U kunt de nummering van de beeldbestanden wijzigen. (voorbeeld) (1) Bestandsnummer Selecteer [ : Bestandnr.].
  • Pagina 943 Stel het item in. Selecteer [Nummering]. Selecteer [Continu] of [Auto. reset]. Als u de bestandsnummering opnieuw wilt instellen, selecteert u [Handm. reset] ( Selecteer [OK] om een nieuwe map te maken waarna het bestandsnummer begint met 0001. Waarschuwing Als het bestandsnummer in map 999 het nummer 9999 bereikt, kunt u geen opnamen meer maken, zelfs niet als de kaart nog vrije ruimte heeft.
  • Pagina 944 Continu Voor een continue bestandsnummering, ongeacht of u van kaart wisselt of mappen maakt Bestandsnummering is continu tot 9999, zelfs als u een kaart vervangt, een map maakt of de doelkaart verwisselt (zoals in → ). Dit is handig wanneer u afbeeldingen met nummers tussen 0001 en 9999 op meerdere kaarten of uit meerdere mappen in één map op de computer wilt opslaan.
  • Pagina 945 Automatisch resetten Voor het herstarten van de bestandsnummering vanaf 0001 na het verwisselen van kaarten of het aanmaken van mappen De bestandsnummering wordt teruggezet naar 0001 als u een kaart vervangt, een map aanmaakt of de doelkaart verwisselt (zoals in →...
  • Pagina 946 Handmatig resetten Voor het terugzetten van de bestandsnummering op 0001 of het beginnen met het bestandsnummer 0001 in een nieuwe map Wanneer u de bestandsnummering handmatig opnieuw instelt, wordt er automatisch een nieuwe map gemaakt en begint de nummering van de beelden die in die map worden opgeslagen bij 0001.
  • Pagina 947 Bestandsnaamgeving Bestandsnamen registreren of wijzigen Bestandsnamen bestaan uit vier alfanumerieke tekens gevolgd door een viercijferig bestandsnummer ( ) en een bestandsextensie. U kunt de eerste vier alfanumerieke tekens wijzigen, die standaard uniek zijn voor elke camera en die u kunt instellen wanneer de camera wordt verzonden.
  • Pagina 948 Voer letters en cijfers naar keuze in. Voer vier tekens in voor Gebruikersinstelling 1 of drie voor Gebruikersinstelling 2. Door [ ] te selecteren, kunt u de invoermodus wijzigen. Selecteer [ ] om één teken te verwijderen of druk op de knop < >.
  • Pagina 949 Selecteer een geregistreerde bestandsnaam. Selecteer [Bestandsnaam] en kies vervolgens een geregistreerde bestandsnaam. Waarschuwing Een onderstrepingsteken (“_”) kan niet als eerste teken worden gebruikt. Opmerking Opmerkingen over [Gebr.inst. 2] Als u een opname maakt na het selecteren van “*** + beeldformaat” (zoals geregistreerd in Gebruikersinstelling 2) wordt een teken dat de huidige beeldgrootte weergeeft als vierde teken aan uw bestandsnaam toegevoegd.
  • Pagina 950 Formatteren van de kaart Als de kaart nieuw is of eerder is geformatteerd (geïnitialiseerd) met een andere camera of computer, moet u de kaart met deze camera formatteren. Waarschuwing Wanneer de geheugenkaart wordt geformatteerd, worden alle beelden en gegevens van de kaart gewist. Zelfs beveiligde beelden worden gewist; controleer dus of er geen beelden op de kaart staan die u wilt bewaren.
  • Pagina 951 Formatteer de kaart. Selecteer [OK]. Druk voor low-levelformattering op de knop < > om een vinkje [ ] toe te voegen bij [Low level format] en selecteer vervolgens [OK].
  • Pagina 952 Omstandigheden waarbij de kaart moet worden geformatteerd De kaart is nieuw. De kaart is geformatteerd met een andere camera of een computer. De kaart is volledig gevuld met beelden of gegevens. Er wordt een aan de kaart gerelateerde fout weergegeven ( Low-levelformattering Voer een low-levelformattering uit als de schrijf- of leessnelheid van de kaart laag is of als u alle gegevens op de kaart volledig wilt wissen.
  • Pagina 953 Automatisch roteren U kunt de instelling voor automatische rotatie wijzigen die beelden bij de weergave rechtop zet welke in verticale stand zijn opgenomen. Selecteer [ : Auto. roteren].
  • Pagina 954 Selecteer een optie. Roteert beelden automatisch tijdens het afspelen op zowel de camera als computers. Roteert beelden automatisch alleen tijdens het afspelen op computers. Beelden worden niet automatisch geroteerd. Waarschuwing Beelden die zijn vastgelegd met automatische rotatie ingesteld op [Uit], worden niet geroteerd tijdens afspelen, zelfs als u automatisch roteren later op [Aan] inschakelt.
  • Pagina 955 Richtingsinformatie toevoegen aan video's Voor video's die zijn opgenomen met de camera in de verticale stand, kan richtingsinformatie die aangeeft welke kant omhoog moet, automatisch worden toegevoegd om afspelen in dezelfde richting op smartphones of andere apparaten mogelijk te maken. Selecteer [ : rotatiegegevens Rotatiegeg.
  • Pagina 956 Waarschuwing [Rotatiegegevens Rotatiegeg. toev.] is niet beschikbaar voor RAW- of MP4- bestanden wanneer de opname-indeling voor video's Video's worden horizontaal weergegeven op de camera en via HDMI-video-uitvoer, ongeacht deze instelling.
  • Pagina 957 Datum/tijd/zone Als u de camera voor het eerst inschakelt of als de datum/tijd/zone opnieuw zijn ingesteld, gaat u als volgt te werk om eerst de tijdzone in te stellen. Door eerst de tijdzone in te stellen, kunt u deze instelling gemakkelijk in de toekomst aanpassen als dat nodig is waarna datum/tijd aan de hand daarvan worden bijgewerkt.
  • Pagina 958 Draai aan het instelwiel < > om de tijdzone te selecteren en druk vervolgens op < >. Als uw tijdzone niet in de lijst voorkomt, druk dan op de knop < > en stel het verschil met UTC in [Tijdverschil] in. Draai aan het instelwiel <...
  • Pagina 959 Stel de datum en de tijd in. Draai aan het instelwiel < > om een optie te selecteren en druk vervolgens op < >. Stel in door aan het instelwiel < > te draaien en druk vervolgens op < >. Stel de zomertijd in.
  • Pagina 960 Verlaat de instelling. Draai aan het instelwiel < > om [OK] te selecteren. Waarschuwing De datum-, tijd- en tijdzone-instellingen kunnen worden teruggezet als de camera zonder accu wordt opgeslagen, als de accu leeg raakt of als deze gedurende langere tijd wordt blootgesteld aan temperaturen onder het vriespunt. Als dit gebeurt, stelt u de datum en tijd opnieuw in.
  • Pagina 961 Taal Selecteer [ : Taal Stel de gewenste taal in.
  • Pagina 962 Videosysteem Stel het videosysteem in voor elke televisie die wordt gebruikt voor weergave. Deze instelling bepaalt de beschikbare framerates bij het opnemen van video's. Selecteer [ : Videosysteem]. Selecteer een optie. Voor NTSC Voor regio's waar gebruik wordt gemaakt van NTSC (Noord-Amerika, Japan, Korea, Mexico, enzovoort).
  • Pagina 963 Help De grootte van de helptekst wijzigen Wanneer [ Help] wordt weergegeven, kunt u een beschrijving van de functie weergeven door op de knop < > te drukken. Druk opnieuw op de knop om het Hulp-scherm te sluiten. Draai aan het instelwiel < >...
  • Pagina 964 Voorbeeld: [ : Multifunctievergrendeling] < >...
  • Pagina 965 De grootte van de helptekst wijzigen Selecteer [ : Grootte helptekst]. Selecteer een optie.
  • Pagina 966 Pieptonen Selecteer [ : Pieptoon]. Selecteer een optie. Inschak. De camera laat een pieptoon horen na het scherpstellen en als reactie op aanraakbediening. Uitschak. Schakelt het piepen uit voor de bevestiging van de scherpstelling, zelfontspanneropname en aanrakingsbediening. Opmerking Standaard is het volume voor aanraakbedieningen ingesteld op [0] (...
  • Pagina 967 Volume Het is volume van camerageluiden kan worden aangepast. Selecteer [ : Volume]. Stel de optie in. Selecteer een optie en draai vervolgens het instelwiel < > om het volume aan te passen. Opmerking De camera piept altijd, ongeacht de [ : Sluitermodus]-instellingen, als [Altijd weerg.
  • Pagina 968 Hoofdtelefoon Selecteer [ : Hoofdtelefoon]. Selecteer [Volume]. Pas het volume aan. Draai aan het instelwiel < > om de helderheid van de zoeker aan te passen en druk vervolgens op < >.
  • Pagina 969 Opmerking U kunt het geluid van de ingebouwde microfoon of een externe microfoon op een hoofdtelefoon controleren als [ : Geluidsopname] is ingesteld op een andere optie dan [Uitschak.] en [Hoge framerate] is ingesteld op [Uitschak.].
  • Pagina 970 Energiebesparing U kunt de timing aanpassen wanneer het scherm dimt en uitschakelt, wanneer de camera uitschakelt en wanneer de zoeker uitschakelt nadat de camera niet is gebruikt (schermdimmer, scherm uit, automatisch uitschakelen en zoeker uit). Selecteer [ : Spaarstand]. Selecteer een optie.
  • Pagina 971 Opmerking [Scherm gedimd] en [Scherm uit] worden gebruikt terwijl het opnamescherm wordt weergegeven. Deze instellingen zijn niet van toepassing tijdens menuweergave of beelden afspelen. Als tijdens menuweergave of beelden afspelen de tijd ingesteld in [Scherm gedimd], [Scherm uit] en [Uitschakelen] is verstreken, schakelt de camera uit. Om het scherm te beschermen, schakelt de camera het scherm 30 min.
  • Pagina 972 Scherm- en zoekerweergave U kunt het gebruik van het scherm of de zoeker voor weergave opgeven om te voorkomen dat de zoekersensor onbedoeld wordt geactiveerd wanneer het scherm open is. Selecteer [ : Scherm-/zoekerweergave]. Selecteer een optie. AUTO1: Auto 1 ( : alleen scherm) Gebruik altijd het scherm voor weergave als het is geopend.
  • Pagina 973 Opmerking U kunt ook schakelen tussen de zoekerweergave en de schermweergave door op een knop te drukken die u hebt aangepast en toegewezen aan overschakelen. Met deze instelling ingesteld op [AUTO1] of [AUTO2], reageert de camera dienovereenkomstig op de zoekersensor. Met [AUTO1] ingesteld, reageert de camera niet op de zoekersensor wanneer het scherm is geopend.
  • Pagina 974 Schermhelderheid Selecteer [ : Schermhelderheid]. Maak de afstelling. Met het grijsbeeld als referentie, draait u aan het instelwiel < > om de helderheid aan te passen en druk vervolgens op < >. Controleer het effect op het scherm. Opmerking Als u de belichting van het beeld wilt controleren, raden we u aan het histogram te raadplegen (...
  • Pagina 975 Zoekerhelderheid Selecteer [ : Zoekerhelderheid]. Draai aan het < > instelwiel en selecteer [Auto] of [Handmatig]. Automatisch Druk op < >. Controleer het effect in de zoeker tijdens het fotograferen. Handmatig Draai aan het instelwiel < > om de helderheid van de zoeker aan te passen en druk vervolgens op <...
  • Pagina 976 Kleurtoon van scherm en zoeker Selecteer [ : Scherm-/zoekerkleurtoon]. Maak de afstelling. Draai aan het instelwiel < > om een optie te selecteren en druk vervolgens op < >.
  • Pagina 977 Kleurtoon van zoeker verfijnen Selecteer [ : Zoekerkleurtoon fijnregelen]. Maak de afstelling. Met het grijsbeeld als referentie gebruikt u < > voor de aanpassing en vervolgens drukt u op < >. Controleer het effect in de zoeker.
  • Pagina 978 UI-vergroting U kunt menuschermen vergroten door met twee vingers te dubbeltikken. Dubbeltik opnieuw om de oorspronkelijke weergavegrootte te herstellen. Selecteer [ : UI-vergroting]. Selecteer [Inschak.]. Waarschuwing Gebruik camerabedieningsknoppen bij het configureren van menufuncties bij vergrote weergave. Touchscreenbediening is niet mogelijk.
  • Pagina 979 HDMI-resolutie Stel de uitgangsresolutie voor beelden in die gebruikt wordt als de camera met een HDMI- kabel wordt aangesloten op een televisie of extern opnameapparaat. Selecteer [ : HDMI-resolutie]. Selecteer een optie. Auto De beelden worden automatisch weergegeven met de optimale resolutie passend bij de aangesloten televisie.
  • Pagina 980 Aanraakbediening Selecteer [ : Aanraakbediening]. Selecteer een optie. [Gevoelig] maakt het touchscreenpaneel gevoeliger dan [Standaard]. Selecteer [Uitschak.] om de aanraakbediening uit te schakelen. Waarschuwing Aandachtspunten voor bediening via het touchscreenpaneel Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals uw nagel of een balpen bij aanraakbediening.
  • Pagina 981 Multifunctievergrendeling Geef aan welke camerabediening vergrendeld moet worden als de multifunctievergrendeling is ingeschakeld. Dit kan helpen bij het per ongeluk wijzigen van instellingen. Selecteer [ : Multifunctievergrendeling]. Selecteer de te vergrendelen camerabediening. Druk op < > om een vinkje toe te voegen [ ]. Selecteer [OK].
  • Pagina 982 Sluiter bij afsluiten U kunt instellen of de sluiter open of gesloten blijft als de aan-uitschakelaar van de camera wordt ingesteld op < >. Selecteer [ : Sluiter bij uitschakelen]. Selecteer een optie. : Gesloten Sluit de sluiter. Normaal is dit ingesteld op gesloten om te voorkomen dat stof op de sensor terechtkomt wanneer u de lens verwisselt.
  • Pagina 983 Sensorreiniging Reinig nu Automatisch reinigen Handmatig reinigen De sensorreinigingsfunctie van de camera reinigt de voorkant van de beeldsensor. Opmerking Plaats de camera rechtop op een bureau of een ander oppervlak voordat u begint te reinigen, voor de beste reinigingsresultaten. Reinig nu Selecteer [ : Sensorreiniging].
  • Pagina 984 Selecteer [Reinig nu Selecteer [OK] in het bevestigingsscherm. Opmerking Wanneer u de sensorreiniging een aantal keren herhaalt, wordt het resultaat niet echt beter. Merk op dat [Reinig nu ] direct na het reinigen mogelijk niet beschikbaar is voor selectie.
  • Pagina 985 Automatisch reinigen Selecteer [Auto. reiniging Selecteer een optie. Draai aan het instelwiel < > om een optie te selecteren en druk vervolgens op < >. Opmerking Wanneer ingesteld op [Bij uit] of [Inschak.], wordt de sensor gereinigd wanneer het scherm uitschakelt, ook wanneer het automatisch is uitgeschakeld.
  • Pagina 986 Gebruik altijd een volledig opgeladen accu. De beeldsensor is zeer kwetsbaar. Wij raden u aan om fysieke reiniging van de sensor bij een Canon Service Center te laten uitvoeren. Selecteer [Reinig handmatig]. Selecteer [OK].
  • Pagina 987 Als het accuniveau laag wordt terwijl u de sensor reinigt, klinkt er een pieptoon als waarschuwing. Stop het reinigen van de sensor. Als er vuil blijft zitten dat niet met een blaasbuisje kan worden verwijderd, kunt u de sensor het beste door een Canon Service Center laten reinigen.
  • Pagina 988 Selecteer als u EOS Utility gebruikt nadat u de camera met een computer hebt verbonden, of als u speciale Android-apps of de iOS- versie van Photos gebruikt. Canon app(s) voor iPhone Selecteer als u speciale iOS-apps gebruikt. U hebt een speciale kabel nodig om de camera met een smartphone te verbinden.
  • Pagina 989 De camera resetten De standaardwaarden voor de instellingen van de camera voor opname- en menufuncties kunnen worden hersteld. Selecteer [ : Camera resetten]. Selecteer een optie. Afzond. instell. resetten Instellingen voor individueel geselecteerde opties die kunnen worden hersteld. Resetten fabrieksinstellingen Herstelt alle instellingen naar de standaardinstellingen. De instellingen wissen.
  • Pagina 990 Opmerking Aangepaste opnamemodi voor foto's worden gereset wanneer [Aangep. opnamemodus (C1-C3)] in [Afzond. instell. resetten] is geselecteerd in de modus foto's maken, en aangepaste opnamemodi voor video's worden gereset wanneer deze optie is geselecteerd in video-opnamemodus.
  • Pagina 991 Aangepaste opnamemodus (C1–C3) Automatisch bijwerken van opgeslagen instellingen Opgeslagen aangepaste opnamemodi annuleren Huidige camera-instellingen zoals opname-, menu- en Persoonlijke voorkeuze-instellingen kunnen worden geregistreerd in Aangepaste opnamemodi [ ] tot en met [ ]. U kunt verschillende functies registeren voor gebruik bij foto's maken of video-opnames. Selecteer [ : Aangep.
  • Pagina 992 Leg de gewenste items vast. Selecteer de aangepaste opnamemodus voor registratie en selecteer vervolgens [OK] op het scherm [Registreer instellingen]. De huidige camera-instellingen worden vastgelegd in de Aangepaste opnamemodus C*. Automatisch bijwerken van opgeslagen instellingen Als u een instelling wijzigt tijdens opname in de Aangepaste opnamemodus, kan de modus automatisch worden bijgewerkt met de nieuwe instelling (Automatisch bijwerken).
  • Pagina 993 Opgeslagen aangepaste opnamemodi annuleren Als u [Wis instellingen] selecteert in stap 2 kunnen de instellingen van elke modus worden hersteld naar de standaardinstellingen, zoals deze waren voorafgaand aan registratie. Opmerking U kunt opname- en menu-instellingen ook veranderen in de Aangepaste opnamemodi.
  • Pagina 994 Zo kunt u de optimale instellingen voor specifieke opnamesituaties opslaan en toepassen of bestanden met instellingen op andere EOS R3-camera's laden om de camera's met dezelfde instellingen te gebruiken.
  • Pagina 995 Waarschuwing Bestanden met camera-instellingen die met een andere camera zijn opgeslagen dan een EOS R3, kunnen niet worden geladen op deze camera. Het kan gebeuren dat het niet mogelijk is om bestanden met camera-instellingen te laden die zijn opgeslagen door een camera met een andere firmwareversie.
  • Pagina 996 Camera-instellingen laden In stap 2 van Camera-instellingen opslaan selecteert u [Laden van kaart] om tot tien bestanden met camera-instellingen op de kaart weer te geven. Selecteer een bestand, en de camera laadt deze en past de status van de opgeslagen instellingen toe.
  • Pagina 997 (Rood): Aanbevolen wordt om een nieuwe accu te kopen. Waarschuwing Het gebruik van een originele Canon-accu van het type LP-E19 wordt aanbevolen. Als u een accu van een ander merk dan Canon gebruikt, zijn de prestaties van de camera mogelijk niet optimaal of kunnen er storingen optreden.
  • Pagina 998 Opmerking De sluiterteller geeft het aantal foto's weer dat werd genomen (video-opnamen worden niet meegeteld). Als voor de accu een communicatiefoutmelding wordt weergegeven, volgt u de aanwijzingen in het bericht.
  • Pagina 999 Copyrightinformatie De copyrightinformatie controleren De copyrightinformatie verwijderen Wanneer u de copyrightinformatie instelt, wordt deze als Exif-informatie aan het beeld toegevoegd. Waarschuwing Als de vermelding voor “Auteur” of “Copyright” lang is, wordt deze mogelijk niet helemaal weergegeven wanneer u [Geef copyrightinfo weer] selecteert. Opmerking U kunt de copyrightinformatie ook instellen of controleren met EOS Utility (EOS- software,...
  • Pagina 1000 Voer tekst in. Gebruik het instelwiel < > of < > of < > om een teken te selecteren en druk vervolgens op < > om het in te voeren. Door [ ] te selecteren, kunt u de invoermodus wijzigen. Selecteer [ ] om één teken te verwijderen of druk op de knop <...
  • Pagina 1001 De copyrightinformatie verwijderen Wanneer u [Verwijder copyrightinfo] selecteert in stap 2, kunt u de ingevoerde gegevens voor [Auteur] en [Copyright] verwijderen. 1001...
  • Pagina 1002 U kunt ook het statuslogboek voor foutmeldingen uit het verleden bekijken. Door met deze functie de camerastatus te controleren en eventueel vereist onderhoud bij een Canon Service Center aan te vragen, kunnen problemen met de camera worden verminderd.
  • Pagina 1003 Controleer de informatie naar behoefte. Opmerking Het scherm met het camerastatuslog toont maximaal vijf recente foutrapporten. Oudere rapporten worden automatisch verwijderd. De ontspancycli worden in eenheden van 1.000 aangegeven. Elektronische sluiterontspanning is niet inbegrepen in het aantal ontspancycli. Controleer het logboek indien nodig. Druk in het scherm in stap 2 op de knop <...