Profielen
Cockpits kunnen aan verschillende zorggebieden
worden aangepast. Deze aanpasbaarheid is voor
een deel te danken aan profielen. Hiermee kan het
klinisch personeel unieke instellingen vastleggen
voor de patiëntpopulaties van specifieke zorgge-
bieden.
Een profiel bestaat uit door de gebruiker vastgeleg-
de instellingen, die zijn aangepast aan een speci-
fieke patiëntcategorieën (volwassene, pediatrisch,
neonaat). Een profiel kan bijvoorbeeld uniek zijn
voor een populatie van volwassen patiënten in een
O.K.-omgeving met hoge acuïteit, terwijl een ander
profiel is gericht op neonatale patiënten in een
O.K.-omgeving met lage acuïteit. In een profiel wor-
den de patiënt- en apparaatinstellingen opgeslagen
voor toekomstig gebruik. Met een profiel worden
tijdrovende insteltaken, die anders voor iedere mo-
nitorsessie steeds opnieuw moeten worden her-
haald, geëlimineerd.
U kunt voor elke patiëntcategorie vijf unieke profie-
len instellen en opslaan. Elk van de vijf profielen be-
vat een standaardprofiel van Dräger dat niet kan
worden gewijzigd.
Een profiel bevat de volgende instellingen:
– Alarmgrenzen en trendschalen voor elke para-
meter, al naar gelang de geselecteerde pa-
tiëntcategorie.
– De parameterkleur en alarmarchiefstatus, on-
geacht de geselecteerde patiëntcategorie.
– Instellingen die uniek zijn voor elke parameter,
en die kunnen worden ingesteld op de parame-
terpagina's voor elke patiëntcategorie.
– Configureerbare toetsen (zie pagina 340)
Telkens wanneer een patiënt wordt opgenomen,
wordt een eerder vastgelegd standaardprofiel aan
de betreffende bewakingssessie toegewezen.
Telkens wanneer een M540 wordt gekoppeld, wor-
den de profielinstellingen van de M540 overschre-
ven door het profiel van de aangesloten Cockpit.
Gebruiksaanwijzing Infinity Acute Care System – Bewakingstoepassingen VG2
Nadat een patiënt is ontslagen, worden alle patiënt-
gegevens verwijderd en wordt het huidige profiel
hersteld.
Profielen en weergaven beheren
Elke patiëntcategorie (volwassene, pediatrisch,
neonataal) heeft haar eigen, unieke profielen. Als
u bijvoorbeeld de neonatale patiëntcategorie acti-
veert, kunnen alleen de profielen voor de neonatale
patiëntcategorie worden geselecteerd. Dit is an-
ders dan geldt voor weergaven, die tussen alle pa-
tiëntcategorieën kunnen worden gedeeld.
De volgende profielfuncties zijn beschikbaar (zie
"Profiel instellen" op pagina 365 voor gedetailleer-
de instructies):
– Een profiel selecteren
– Een profiel opslaan (met een wachtwoord be-
schermd)
– Een profiel overdragen (met een wachtwoord
beschermd)
– Profiel verwijderen
– Een profielnaam en -beschrijving opgeven
– Een profiel toewijzen aan een standaardweer-
gave (standaardprofielen worden automatisch
geactiveerd wanneer er opnieuw is gestart of
een patiënt is ontslagen).
Profielen overdragen
Profielen kunnen naar andere Cockpits worden
overgedragen op de met een wachtwoord beveilig-
de pagina Profiel overdracht. Hiermee worden
tijdrovende, repetitieve insteltaken geëlimineerd.
U kunt profielen overdragen via het netwerk of met
een USB-geheugenstick (zie pagina 371).
Bedieningsconcept
67