Systeemconfiguratie
A
A Een parameter die in de instellingswerkbalk
voor auto weergave met het symbool
markeerd, wordt in het hoofdscherm weergege-
ven als een curve en als een parametervak. Pa-
rameters worden in deze weergavemodus altijd
links op de instellingswerkbalk voor auto weer-
gave afgebeeld.
B Een parameter die in de instellingswerkbalk
voor auto weergave met het symbool
markeerd, wordt in het hoofdscherm alleen
weergegeven als een parametervak. Parame-
ters worden in deze weergavemodus altijd in
het midden van de instellingswerkbalk voor
auto weergave afgebeeld.
C Een parameter die in de instellingswerkbalk
voor auto weergave met het symbool
markeerd, wordt niet op het hoofdscherm weer-
gegeven. Parameters worden in deze weerga-
vemodus altijd rechts op de instellingswerkbalk
voor auto weergave afgebeeld.
Op de pagina Auto weergave (zie pagina 334)
kunt u het maximumaantal velden voor "curven" en
"parametervakken" selecteren en de parameterpri-
oriteit vastleggen. Het aantal parameters dat u kunt
selecteren, hangt af van de vergrendelde optie die
is geactiveerd.
Als u op de pagina Auto weergave bijvoorbeeld vijf
velden voor curven en drie voor parametervakken
selecteert, bestaat de instellingswerkbalk voor auto
weergave uit vijf curvevelden en drie parametervel-
den. Als er meer parameters beschikbaar zijn dan
er velden zijn toegewezen aan de instellingswerk-
balk voor auto weergave, wordt aan de extra para-
meters de status "Niet weergegeven" toegekend.
338
B
C
is ge-
is ge-
is ge-
Gebruiksaanwijzing Infinity Acute Care System – Bewakingstoepassingen VG2
OPMERKING
Als de instellingswerkbalk voor auto weergave
wordt weergegeven, kunt u naar de pagina Auto
weergave gaan door de toets Instell. rechts op
de werkbalk Auto weergave te selecteren.
U kunt de instellingswerkbalk voor auto weergave
weergeven of verbergen (zie pagina 335). U kunt
de weergavestatus van een parameterweergave-
modus ook wijzigen door de positie ervan op
de instellingswerkbalk voor auto weergave te
veranderen.
De weergavestatus van een parameter wijzigen
1 Selecteer in de instellingswerkbalk voor auto
weergave het veld van de parameter waarvan
u de weergavemodus wilt wijzigen. Het gese-
lecteerde veld wordt gemarkeerd met een
geel kader.
2 Gebruik de draaiknop om de parameter naar de
gewenste positie op de instellingswerkbalk voor
auto weergave te verplaatsen. De positie waar-
naar u de parameter verplaatst, bepaalt de
weergavestatus. Let op het symbool dat veran-
dert terwijl u aan de draaiknop draait om een
nieuwe positie te selecteren.
Als een parameter bijvoorbeeld is toegewezen
aan de status "geen weergave"
draaiknop naar links totdat het veld verschijnt in
het "curvegedeelte" van de instellingswerkbalk
voor auto weergave. Het symbool verandert in
de volgende afbeelding:
3 Druk op de draaiknop om uw selectie te beves-
tigen. De nieuwe en vorige parameter verande-
ren op de instellingswerkbalk voor auto weerga-
ve van plaats, en het scherm wordt daarbij
aangepast.
Alle wijzigingen, aangebracht op de instellings-
werkbalk voor auto weergave, worden onmiddellijk
weergegeven op de pagina Auto weergave
(zie pagina 334) en omgekeerd.
, draait u de
.