Cirkels en cirkelbogen
Bij cirkelbewegingen verplaatst de TNC twee machine-assen
tegelijkertijd: het gereedschap beweegt zich t.o.v. het werkstuk op
een cirkelbaan. Voor cirkelbewegingen kan een cirkelmiddelpunt
CC ingegeven worden.
Met de baanfuncties voor cirkelbogen worden cirkels in de
hoofdvlakken geprogrammeerd: het hoofdvlak kan bij de
gereedschapsoproep TOOL CALL met het vastleggen van de spilas
gedefinieerd worden:
Spilas
Hoofdvlak
Z
XY, ook
UV, XV, UY
Y
ZX, ook
WU, ZU, WX
X
YZ, ook
VW, YW, VZ
Cirkels, die niet parallel aan het hoofdvlak liggen, worden
geprogrammeerd d.m.v. Q-parameters (zie hoofdstuk 10).
Rotatierichting DR bij cirkelbewegingen
Voor cirkelbewegingen zonder tangentiale overgang naar andere
contourelementen, wordt de rotatierichting DR ingegeven:
een rotatie in de richting van de wijzers van de klok: DR–
een rotatie tegen de richting van de wijzers van de klok: DR+
Radiuscorrectie
De radiuscorrectie moet in de regel staan, waarmee het eerste
contourelement benaderd wordt. De radiuscorrectie mag niet in
een regel voor een cirkelbaan beginnen. Zij moet vooraf in een
rechte-regel of in een benaderingsregel (APPR-regel)
geprogrammeerd worden.
Voorpositioneren
Positioneer het gereedschap aan het begin van een
bewerkingsprogramma zo voor, dat een beschadiging van
gereedschap en werkstuk uitgesloten is.
66
Y
Y
Y
CC
X
Z
D R –
Y
Programmeren: Contouren programmeren
CC
X
X
CC
D R +
X