Cyclus in combinatie met puntentabellen oproepen
Let vóór het programmeren op het volgende:
De TNC voert met CYCL CALL PAT de puntentabellen uit
die u als laatste heeft gedefinieerd (ook als de
puntentabel in een met CALL PGM genest programma is
gedefinieerd).
De TNC gebruikt de coördinaat in de spilas bij de
cyclusoproep als veilige hoogte.
Als de TNC de laatst gedefinieerde bewerkingscyclus oproept bij
de punten die in een puntentabel zijn vastgelegd, moet de
cyclusoproep met CYCL CALL PAT worden geprogrammeerd:
Cyclusoproep programmeren: toets CYCL CALL
indrukken.
Puntentabel oproepen: softkey CYCL CALL PAT
indrukken
Aanzet ingeven waarmee de TNC tussen de punten
moet verplaatsen (geen ingave: verplaatsen met de
laatst geprogrammeerde aanzet)
Eventueel additionele M-functie ingeven en met END-
toets bevestigen
De TNC trekt het gereedschap tussen de startpunten terug naar
veilige hoogte (veilige hoogte = spilascoördinaat bij de
cyclusoproep). Om deze werkwijze ook bij cycli met nummer vanaf
200 te kunnen hanteren, moet de 2e veiligheidsafstand (Q204) op 0
worden ingesteld.
Als u bij het voorpositioneren in de spilas met gereduceerde aanzet
wilt werken, moet gebruik worden gemaakt van additionele functie
M103 (zie „7 .4 Additionele functies voor baaninstelling").
HEIDENHAIN TNC 410
Werkwijze van de puntentabellen met cycli 1 t/m
5 en 17
De TNC interpreteert de punten van het
bewerkingsvlak als coördinaten van het middelpunt
van de boring. Met de coördinaat van de spilas
wordt de bovenkant van het werkstuk vastgelegd,
zodat de TNC automatisch kan voorpositioneren
(volgorde: bewerkingsvlak, dan spilas).
Werkwijze van de puntentabellen met SL-cycli en
cyclus 12
De TNC interpreteert de punten als extra
nulpuntverschuiving.
Werkwijze van de puntentabellen met cycli 200
t/m 204
De TNC interpreteert de punten van het
bewerkingsvlak als coördinaten van het middelpunt
van de boring. Als u de in de puntentabel
vastgelegde coördinaat in de spilas als
startpuntcoördinaat wilt gebruiken, moet de
bovenkant van het werkstuk (Q203) op 0 worden
ingesteld (zie „8.3 Boorcycli" , voorbeeld).
Werkwijze van de puntentabellen met cycli 210
t/m 215
De TNC interpreteert de punten als extra
nulpuntverschuiving. Als u de in de puntentabel
vastgelegde punten als startpuntcoördinaten wilt
gebruiken, moeten de startpunten en de bovenkant
van het werkstuk (Q203) in de desbetreffende
freescyclus met 0 worden geprogrammeerd (zie
„8.4 Cycli voor het frezen van kamers, tappen en
sleuven" , voorbeeld).
123