2. Open het systeem MY CAR om naar de
menu's voor
Auto-instellingen
Bandenspanning
te gaan
3. Kies
Bandenspanningsysteem
op OK.
> Bij het activeren van het systeem ver-
schijnt een
X
op het display. Het ver-
dwijnt als u het systeem deactiveert.
Adviezen
•
Volvo adviseert TPMS-sensoren te laten
monteren op alle wielen van de auto.
•
Volvo raadt het af sensoren van het ene
wiel over te zetten op een ander wiel.
WAARSCHUWING
Houd bij het oppompen van een band met
TPMS het mondstuk recht tegen het ventiel
aan om het ventiel niet te beschadigen.
Runflat-banden*
Als er zogeheten runflat-banden (SST-banden,
Self Supporting Tyres)* op de auto zitten, hebt
u ook TPMS.
Dergelijke banden zijn voorzien van een speci-
aal verstevigde zijwand, zodat u ook als de
lucht geheel of gedeeltelijk uit de band ont-
snapt is, enige tijd kunt blijven rijden. Deze
banden zijn op speciale velgen gemonteerd.
(Om dergelijke velgen kunnen ook standaard-
banden worden gelegd).
Als de bandenspanning van een SST-band
daalt, gaat het oranje TPMS-lampje op het
en druk
instrumentenpaneel branden en verschijnt er
een melding op het display. Houd in dat geval
een snelheid van maximaal 80 km/h aan en laat
de band zo spoedig mogelijk vervangen.
Rijd voorzichtig omdat het niet altijd duidelijk is
welke band er lek is. Controleer altijd alle vier
de banden om na te gaan welke band er moet
worden vervangen.
WAARSCHUWING
Laat het monteren van SST-banden over
aan de vakman.
Gebruik SST-banden alleen in combinatie
met TPMS.
Rijd niet sneller dan 80 km/h, nadat er een
waarschuwingsmelding voor een lage ban-
denspanning is verschenen.
Vervang de lekke band na maximaal 80 kilo-
meter rijden.
Rijd voorzichtig en vermijd snelle afremma-
noeuvres of scherpe bochten.
Vervang een SST-band bij beschadiging of
lekkage.
08 Wielen en banden
Bandenspanningscontrolesysteem (TPMS)*
*
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
08
329