6. Status
Dit display is het belangrijkste openingsdisplay dat toegang geeft
tot de Status submenu's:
•
Huidige alarmen (alleen zichtbaar als een alarm actief is).
– Zie paragraaf
8.1 Actuele
•
Systeem.
– Zie paragraaf
6.1
Systeem.
•
Specifieke pomp (1 t/m 6).
– Zie paragraaf
6.2 Specifieke
•
Vlotterschak..
– Zie paragraaf
6.4 Status van de
•
Menger.
– Zie paragraaf
6.5
Menger.
•
Elektrisch overzicht.
– Zie paragraaf
6.6 Elektrisch
•
Overzicht van alle pompen.
– Zie paragraaf
6.2 Specifieke
Pad: Status >
11
1
2
3
Afb. 10
Status
Als de "Start niveauvariatie" functie is
ingeschakeld, dan verandert "Startniveau 1"
N.B.
automatisch na elke pompcyclus
(Startniveau 1 - Stopniveau 1).
Als de toetsen op het bedieningspaneel gedu-
rende 15 minuten niet zijn aangeraakt, dan scha-
N.B.
kelt de CU 362 de achtergrondverlichting in het
display uit.
alarmen.
pomp.
vlotterschakelaars.
overzicht.
pomp.
4
5
6
7
8
9
10
Uitleg bij het display
Pos.
Beschrijving
Laagste inschakelniveau: Als het water tot boven dit
1
niveau stijgt, schakelt de eerste pomp in.
Laagste uitschakelniveau: Als het water daalt tot onder
2
dit niveau, schakelen beide pompen uit.
Het display laat zien dat pomp 1 is ingeschakeld.
3
De onderzijde van de pomp is een stippellijn.
Het daadwerkelijke debiet wordt gemeten met een
debietmeter of met behulp van niveaumetingen en put-
4
gegevens.
Zie paragraaf
9.1.2 Putconfiguratie en debietbereke-
ning.
Alarmbel: De alarmbel is zichtbaar zolang er actieve
5
alarmmeldingen zijn. Het rode signaallampje op het
bedieningspaneel heeft dezelfde functie.
De stippellijn beweegt naar boven om stroming aan te
6
duiden. De lijn is zichtbaar wanneer één of beide pom-
pen in bedrijf zijn.
7
Geeft weer of het waterniveau daalt of stijgt.
Deze waarde en de golvende lijn tonen het huidige
8
waterniveau in de put.
9
Menger: De propeller draait als de menger in bedrijf is.
Het display laat zien dat pomp 2 is uitgeschakeld.
10
De onderzijde van de pomp is een dikke, ononderbro-
ken lijn.
Symbool voor druksensor: De sensor wordt weergege-
11
ven bij de bodem van de put en stelt een standaard
druksensor voor.
Als een alarm in het systeem optreedt, dan wordt dit weergege-
ven als een alarmbel naast de unit die het alarm heeft veroor-
zaakt.
Wanneer het systeem een alarm of waarschuwing registreert,
dan gebeurt het volgende:
•
Een alarmbel wordt weergegeven aan de rechterzijde van de
bovenste statusbalk.
•
Het rode signaallampje op het bedieningspaneel gaat branden
(alleen in geval van alarm).
•
"Huidige alarmen" verschijnt als de eerste regel onder de
putafbeeldingen.
•
Het alarmrelais is in bedrijf.
•
De melding blijft staan zolang het systeem een actief alarm
heeft. Een alarm is actief tot dit alarm gereset is, hetzij auto-
matisch of handmatig via "Huidige alarmen" in het statusdis-
play.
•
Een alarm kan niet worden gereset voordat de storing is ver-
dwenen die het alarm veroorzaakt heeft.
Voorbeeld: Een alarm voor te hoge temperatuur kan niet wor-
den gereset voordat de pomp afgekoeld is.
Vlotterschakelaars en menger worden alleen
N.B.
weergegeven als ze zijn geïnstalleerd in het
systeem.
9