7.3 In- en uitschakelniveaus
Dit display maakt het voor de gebruiker mogelijk om de uitscha-
kel- en inschakelniveaus in te stellen voor de pompen in het
systeem, alsmede het overstortniveau, hoog niveau, droogloopni-
veau en schuimafvoerniveau.
Als de "Start niveauvariatie" functie is ingescha-
keld, dan wordt "Startniveau 1" getoond in dit
N.B.
display.
Zie paragraaf
9.2.10
Als wisselbedrijf is uitgeschakeld worden de pompen genummerd
overeenkomstig hun positie. "Startniveau 1" en "Stopniveau 1"
zijn van toepassing op de pomp die is aangesloten als nummer 1
in het systeem.
Met betrekking tot wisselbedrijf is deze één-op-één-regel niet van
toepassing. Dit betekent dat het laagste niveau altijd één pomp
inschakelt en het volgende niveau de andere pomp inschakelt.
Met betrekking tot wisselbedrijf wordt het aantal bedrijfsuren gelij-
kelijk verdeeld over de twee pompen.
Het systeem zorgt ervoor dat de onderstaande regels worden
nageleefd door automatisch de andere niveaus dienovereen-
komstig aan te passen om te voldoen aan de regels:
•
Het alarmniveau moet hoger zijn dan het laagste inschakelni-
veau en lager dan hoog niveau.
•
Het inschakelniveau van een pomp moet altijd hoger zijn dan
het uitschakelniveau van dezelfde pomp.
•
Het droogloopniveau is altijd lager dan het laagste uitschakel-
niveau.
Bij het overstortniveau loopt het water over de rand van de put of
in een overloopkanaal. Het overstortniveau ligt typisch tussen het
hoogste inschakelniveau en de rand van de put.
Als, behalve de niveausensor, in het systeem een hoogniveau-
vlotterschakelaar en/of een droogloopvlotterschakelaar is opge-
nomen, moet deze worden geselecteerd.
Zie paragraaf
9.1.4
Vlotterschakelaarfuncties.
In de put moet de hoogniveauvlotterschakelaar fysiek boven het
niveau dat wordt aangeduid als "hoog niveau" worden geïnstal-
leerd, anders zal dit aanleiding geven tot de alarmmeldingen
"Tegenstrijdige niveaus" en "Niveausensor".
De droogloopvlotterschakelaar moet fysiek onder het niveau dat
wordt aangeduid als "droogloopniveau" worden geïnstalleerd,
anders zal dit aanleiding geven tot de alarmmeldingen
"Tegenstrijdige niveaus" en "Niveausensor".
Wanneer de hoogniveauvlotterschakelaar wordt geactiveerd,
geeft dit aanleiding tot een alarmmelding voor hoog niveau.
Alle pompen schakelen in, maar het aantal inschakelende pom-
pen hangt af van het aantal pompen in elke pompgroep.
Ten behoeve van noodbedrijf in geval van een defecte sensor kan
de tijdsduur vanaf de deactivering van de hoogniveauvlotterscha-
kelaar tot het uitschakelen van de pompen worden ingesteld.
Deze tijdsduur kan het beste via "trial & error" worden gevonden,
aangezien deze afhangt van de daadwerkelijke hoeveelheid
water die de pompen kunnen transporteren.
Zie paragraaf
9.1.3
Pompvertragingen.
Voorbeeld
Kies het niveau dat moet worden gewijzigd, en gebruik
om de nieuwe waarde te kiezen. Druk op [ok] om de nieuwe
waarde op te slaan.
Het display toont de huidige instellingen van het volgende:
•
Overstortniveau
•
Hoog niveau
•
Alarm niveau
•
Startniveau 1
•
Stopniveau 1
•
Startniveau 2
•
Stopniveau 2
•
Droogloopniveau.
16
Inschakelniveauvariatie.
en
Pad: Bedrijf > Start en stop niveaus >
Afb. 25
Start en stop niveaus
Displaytekst
Beschrijving
Wanneer dit niveau wordt bereikt loopt het
water over de rand van de put of in een over-
Overstortniveau
loopkanaal. Dit niveau geeft aanleiding tot
een alarmmelding voor overstroming.
Dit niveau geeft hoogwaterniveau aan.
Wanneer dit niveau wordt bereikt, probeert
Hoog niveau
het systeem beide pompen in te schakelen
(het aantal pompen kan beperkt zijn).
Een alarmniveau geeft aanleiding tot een
Alarm niveau
alarmmelding, indien gewenst. Zie paragraaf
9.5.1
Systeemalarmmeldingen.
Dit is het laagste inschakelniveau. Op dit
niveau schakelt de eerste pomp in
(niet noodzakelijkerwijs pomp 1, het hangt er
Startniveau 1
vanaf of wisselbedrijf met de pompen moge-
lijk is). Zie paragraaf
instellingen.
Dit is het laagste uitschakelniveau.
Op dit niveau schakelt de eerste pomp uit.
Stopniveau 1
Dit niveau kan worden ingesteld tussen het
droogloopniveau en inschakelniveau 1.
Dit is het volgende inschakelniveau.
Startniveau 2
Dit niveau moet altijd gelijk aan of hoger dan
inschakelniveau 1 zijn.
Dit is het volgende uitschakelniveau.
Op dit niveau schakelt de andere pomp uit.
Stopniveau 2
Dit niveau moet altijd gelijk aan of hoger dan
uitschakelniveau 1 zijn.
Wanneer dit niveau wordt bereikt, dan pro-
beert het systeem (opnieuw) beide pompen
uit te schakelen.
Droogloopniveau
Dit niveau geeft aanleiding tot een alarmmel-
ding, indien gewenst.
Zie paragraaf
9.5.1
Systeemalarmmeldingen.
9.1.1 Belangrijkste