9.4 I/O-instellingen
Dit display toont de opties in het I/O instellingen menu.
Pad: Instellingen > I/O instellingen >
Afb. 105 I/O instellingen
9.4.1 Analoge ingangen
De in te stellen analoge ingang wordt geselecteerd in dit display.
Standaard zijn er vijf analoge ingangen. Het display toont elke
ingang zodat diens fysieke lokatie snel kan worden geïdentifi-
ceerd.
Voorbeeld
De analoge ingang AI1 op de CU 362 (op klem 51) is gekoppeld
aan de functie "Niveau, druk".
AI1 (CU 361) [51] en AI1 (IO351B-41) [57].
Ingang
Regelaar/module
AI1
CU 362
AI1
IO 351B
Pad: Instellingen > I/O instellingen > Analoge ingangen >
Afb. 106 Analoge ingangen
Analoge ingang, configuratie
De in te stellen analoge ingang wordt geselecteerd in dit display.
Elke analoge ingang heeft een eigen display. Het aantal displays
hangt af van het aantal analoge ingangen.
Voorbeeld
1. Kies het type ingangsignaal, bijv. 4-20 mA.
2. Kies de ingangswaarde, bijv. "Niveau, druk".
3. Stel het meetbereik van de sensor in
(minimale en maximale begrenzingen), bijv. 0,0 tot 5,0 m.
N.B.
Als de ingang is ingeschakeld wordt "Gemeten ingangswaarde"
getoond. Een functie kan worden gekoppeld aan een analoge
ingang in een ander display. De CU 362 gaat terug naar het dis-
play voor de instelling van de analoge ingang.
Pad: Instellingen > I/O instellingen > Analoge ingangen >
Analoge ingangen >
Klem
51
57
Afb. 107 Analoge ingangen
Analoge ingangen, ingangswaarde
De ingangswaarde voor de geselecteerde analoge ingang wordt
ingesteld in dit display.
Pad: Instellingen > I/O instellingen > Analoge ingangen >
Analoge ingangen > Analoge ingangen en gemeten waarden >
Afb. 108 Analoge ingangen en gemeten waarden
Als een analoge ingang is uitgeschakeld, zal het
display enkel het bovenste deel weergeven,
d.w.z. de instelling van de ingang.
63