9.5.2 Pompalarmmeldingen
Dit display toont de parameters die worden gedefinieerd als pom-
palarmmeldingen.
Selecteer de te bewaken parameter, en stel deze in als gewenst.
Pompalarmmeldingen kunnen door twee soorten storingen wor-
den veroorzaakt:
•
Analoge storing. Zie paragraaf
storingen. Een analoge storing zal een alarm veroorzaken
wanneer diens waarde buiten een ingestelde grenswaarde
ligt.
•
Digitale storing. Zie paragraaf
storingen. Een digitale storing zal een alarm veroorzaken als
een storing optreedt (aan/uit).
Pad: Instellingen > Alarm instellingen > Pomp alarmen >
Afb. 122 Pomp alarmen
Omschrijving van pompalarmmeldingen
Alarm
Auto/Aan/Uit schakelaar
Motorbeveiliging, aangeslagen
Alg. fase fout
Contactschakelaar
Laag debiet
Overtemp, PTC/Klixon (IO 351B)
Water-in-olie sensor
Overbelasting
Onderbelasting
Laatste draaitijd
Max.starts/uur
Tijd voor onderhoud
GENIbus alg.fout (IO 111)
IO 111 waarschuwing
IO 111 alarm
70
9.5.5 Configuratie van analoge
9.5.6 Configuratie van digitale
L
Beschrijving
Het alarm moet zijn ingesteld om de Auto/Aan/Uit schakelfunctie in te schakelen. Als de pomp is
in- of uitgeschakeld door SCADA/CU 362 bedieningsdisplay of "Auto/Aan/Uit schakelaar" gedu-
rende meer dan 5 minuten (standaard) wordt dit alarm weergegeven. De gebruiker kan de vertra-
ging instellen zoals gewenst en kiezen voor waarschuwing of alarm. Ter voorkoming van persoon-
lijk letsel in geval van storing moet de pomp worden uitgeschakeld.
Een stroomonderbreker heeft de pomp uitgeschakeld om deze te beschermen.
Als één of meer fasen ontbreken in een driefasensysteem zullen de pompen uitschakelen. Als de
fasevolgorde onjuist is, zal de pompmotor in de verkeerde richting draaien. Als dit tijdens bedrijf
gebeurt zal de pomp uitschakelen of niet inschakelen.
Een "NO" hulpcontact wordt gebruikt voor terugkoppeling van de hoofdgeleider om te controleren
dat het ingestelde contact niet versmolten of los is.
De grenswaarde voor laag debiet kan worden ingesteld om een indicatie te geven dat een afname
in pompcapaciteit is opgetreden.
Deze storing schakelt de pomp uit, maar de pomp schakelt automatisch weer in zodra de storing
is verholpen en de pomp is afgekoeld.
Defecte water-in-olie sensor.
De pomp verbruikt meer stroom dan verwacht. De pomp kan geblokkeerd zijn.
De pomp verbruikt minder stroom dan verwacht. De pomp kan drooglopen.
De maximale tijdsduur dat de pomp zonder onderbrekingen in bedrijf kan zijn. Aan het einde van
de ingestelde alarmtijd schakelt de pomp uit en schakelt de andere pomp in, onder de voorwaarde
dat de omstandigheden voor pompbedrijf nog steeds gelden. Deze instelling is bedoeld voor een
systeem met wisselend pompbedrijf, gekenmerkt door een bijna identieke instroom en pompcapa-
citeit. Dit heeft een gedwongen wisseling tot gevolg wanneer een pomp diens maximale bedrijfs-
tijd bereikt.
Het gewenste maximale aantal inschakelingen per uur kan worden ingesteld. De waarschuwing
wordt weergegeven als het aantal pompinschakelingen per uur groter is dan de ingestelde grens-
waarde.
De waarschuwing wordt weergegeven als het aanbevolen service-interval is overschreden of als
de totale bedrijfstijd van de pomp langer is dan de ingestelde grenswaarde.
GENIbus communicatiestoring met de IO 111.
De IO 111 geeft een waarschuwing aan (alle waarschuwingen van de module).
De IO 111 geeft een alarm aan (alle alarmmeldingen van de module).