13
Signalering van de veiligheidsingangen en van de bedieningen
(modus TEST)
Als geen vrijwillige bedieningen zijn geactiveerd, moet op de toets TEST gedrukt worden en moet het volgende
gecontroleerd worden:
DISPLAY
MOGELIJKE OORZAAK
Veiligheidscontact STOP geo-
pend.
Foute selectie van de parameter
.
Contactlijst COS1 niet of verke-
erd aangesloten.
Contactlijst COS2/IN2 niet of
verkeerd aangesloten.
Fotocel FT1 niet of verkeerd aan-
gesloten.
Foute selectie van de parameter
.
Fotocel FT2 niet of verkeerd aan-
gesloten.
Foute selectie van de parameter
.
In afwezigheid van de vrijwillige
bediening kan het zijn dat het
contact (N.O.) defect is of dat de
aansluiting op een knop fout is.
In afwezigheid van de bediening
kan het zijn dat het contact
(N.O.) defect is of dat de aanslu-
iting op de timer fout is.
OPMERKING: Druk op de toets TEST om de modus TEST te verlaten.
Er wordt aanbevolen om de signaleringen van de status van de veiligheden en van de ingangen altijd op te lossen in de
modus "ingreep vanaf software".
226
INGREEP VANAF SOFTWARE TRADITIONELE INGREEP
Controleer de correcte selectie van
de parameter
.
Indien deze niet wordt gebruikt of
moet uitgesloten worden, moet
de parameter
ingesteld
worden.
Indien deze niet wordt gebruikt of
moet uitgesloten worden, moet
de parameter
ingesteld
worden.
Indien deze niet wordt gebruikt of
moet uitgesloten worden, moet de
parameter
en
steld worden.
Indien deze niet wordt gebruikt of
moet uitgesloten worden, moet de
parameter
en
steld worden.
-
-
-
-
-
Installeer een STOP knop (N.C.) of overbrug
het contact ST met het contact COM.
Indien deze niet wordt gebruikt, moet het
contact COS1 overbrugd worden met het
contact COM.
Indien deze niet wordt gebruikt, moet het
contact COS2 overbrugd worden met het
contact COM.
Indien deze niet wordt gebruikt, moet het
contact FT1 overbrugd worden met het con-
inge-
tact COM.
Controleer de aansluiting en de referenties
van het aansluitschema (afb. 4).
Indien deze niet wordt gebruikt, moet het
contact FT2 overbrugd worden met het con-
inge-
tact COM.
Controleer de aansluiting en de referenties
van het aansluitschema (afb. 4).
Controleer de contacten PP - COM en de
aansluitingen van de knop.
Controleer de contacten CH - COM en de
aansluitingen van de knop.
Controleer de contacten AP - COM en de
aansluitingen van de knop.
Controleer de contacten PED - COM en de
aansluitingen op de knop.
Controleer de contacten ORO - COM.
Het contact mag niet overbrugd worden als
het niet wordt gebruikt.