4.
Ontlaadt nooit diep de batterijen van de Booster.
De batterijen hebben geen geheugen functie.
Gevaar voor sulfatatie, hetgeen onomkeerbaar is.
5.
Tijdens het laden mogen de klemmen nooit in contact komen met een metaalvlak.
U kunt één of meerdere polen in de oplaadstekker smelten.
4.2. Starten
1.
Belangrijk: bij moeilijk te starten voertuigen moet men 3 minuten wachten
tussen twee startpogingen van maximaal 10 seconden.
Drie redenen om te wachten zijn:
a. De spanning van de batterijen van de Booster een kans te geven om te
kunnen herstellen.
b. De gassen in de batterijen de kans te geven zich te vernieuwen.
c. De interne componenten van de batterijen een kans te geven om te koelen.
Als u niet wacht en/of de startpoging duurt te lang; riskeert u kracht te verliezen,
verlaagt u uw startkansen bij een 2e startpoging en riskeert u de interne zekering
te smelten.
2.
Sluit nooit een Booster aan op een batterij of een starter die in kortsluiting is.
3.
Ontkoppel nooit de Booster bij een draaiende motor wanneer er geen batterij
aanwezig is in het voertuig of wanneer de batterij van het voertuig over 0 volt
beschikt.
Dit kan de diodes van de stroomgenerator beschadigen.
4.
Zet nooit de Booster in kortsluiting, bijvoorbeeld:
A. Door de rode klem (+) aan te sluiten op de negatieve pool van de batterij
en de blauwe klem (-) op de massa van de motor.
Het polariteitinversie signaal zal niet afgaan aangezien u 2x bent aangesloten
op de massa en niet in verkeerde polariteit bent.
32