Diagnosetabel
STORING
1
Als de spanning van de
koelunit wordt ingeschakeld,
treedt de elektronische
regelaar niet in werking.
2
De compressor bromt met
tussenpozen, maar start
niet.
3
Het display staat aan en
de regelaar ook, maar
de koelunit treedt niet in
werking.
4
De thermische beveiliging
stopt de compressor.
5
De compressor treedt
niet in werking en maakt
geen enkel geluid, ook
al is de spanning van de
koelunit ingeschakeld en
is de in de elektronische
regelaar geprogrammeerde
temperatuur lager dan die
van de cel.
6
Ontoereikende prestatie:
de koelunit slaagt er niet
in de temperatuur op de
vooringestelde temperatuur
te brengen.
7
De nevencircuits
(celverlichting en
deurweerstand) werken niet.
Handboek
WAARSCHIJNLIJKE OORZAAK
1.1
Elektronische regelaar op OFF.
1.2
Elektronische regelaar niet aangesloten.
1.3
De elektronische regelaar werkt niet.
2.1
Lijnspanning onder tolerantielimiet.
2.2
Verkeerde elektrische aansluitingen.
2.3
Spoelwindingen elektrische motor defect.
3.1
Set point hoger dan celtemperatuur.
4.1
Niet efficiënte condensor.
4.2
Onvoldoende luchtstroom op de condensor.
4.3
Luchtrecirculatie op de condensor.
4.4
Korstluiting of aarde in spoelwinding motor.
4.5
hogedrukschakelaar interventie.
5.1
Voeding compressor onderbroken.
5.2
Spoel elektrische motor onderbroken;
5.3
Relais elektronische regelaar defect.
5.4
De elektronische regelaar zich in de standby-
modus
6.1
6.1 Verdamper vol ijs.
6.2
Geprogrammeerde parameters fout.
6.3
Te vaak geopende celdeur.
6.4
Te hoge temperatuur in de ruimte waarin het
toestel zich bevindt;
6.5
Vuile condensor.
6.6
Spoel van de ontdooiingsmagneetklep defect.
6.7
Relais dat de ontdooiingcyclus in de
elektronische regelaar opstart, is defect.
7.1
Defecte zekering.
7.2
Defecte zekering.
INTERVENCIÓN
Zet de elektronische regelaar aan.
Controleer of de klemmen van de
elektronische regelaar niet los zitten.
Vervang de elektronische regelaar.
Meet de inputspanning van de koelu-nit: als
deze lager is dan de tolerantie-limieten, moet
u de elektriciteitsmaat-schappij raadplegen.
Breng de aansluitingen opnieuw tot stand
m.b.v. de bedradingschema's.
Controleer of de windingen nergens
onderbroken zijn; vervang eventueel de
compressor.
Controleer de vooringestelde setpoint-
temperatuur en verlaag deze even-tueel.
Maak de lamellen schoon en trek ze
eventueel recht met een kam.
Controleer of de ventilators correct werken,
in de correcte richting draaien en of de
schoepen in goede staat zijn.
Installeer de koelunit op een andere plaats.
Vervang de compressor.
Controleer de juiste stand van de condensor
(volgens punt 4.1, 4.2 e 4.3).
Maak alle aansluitingen los en controleer het
circuit.
Controleer de winding en vervang eventueel
de compressor.
Vervang de elektronische regelaar.
Breng terug de elektronische regelaar op
ON-modus.
Laat de machine manueel ontdooien en zorg
dat er geen ijs meer zit op de verdamper.
Reset de parameters tabel.
Open de celdeur minder vaak.
Verlucht de ruimte.
Maak de lamellen schoon en trek ze
eventueel recht met een kam.
Vervang de spoel.
Vervang de elektronische regelaar.
Vervang de zekering.
Vervang de zekering.
97