6 Installatie
6.2.2 Gasinstallatie plannen
Regels voor de veilige gasinstallatie van de apparaten
Om risico's op grond van slechte gasaansluitingen uit te sluiten, moeten de volgende regels worden
opgevolgd:
De combi-steamer wordt in de fabriek voor het gebruik met een gedefinieerde gassoort (zie type‐
■
plaatje van het apparaat) afgeleverd. Voor het gebruik met andere gassoorten moet de combi-stea‐
mer vooraf door een gekwalificeerde medewerker van een geautoriseerd servicebedrijf worden om‐
gebouwd.
Controleer nadat de gasaansluiting tot stand is gebracht en na alle latere werkzaamheden aan
■
gasvoerende componenten de dichtheid van alle verbindings- en aansluitpunten van de gasvoe‐
rende componenten. Breng de gasdichtheid op alle genoemde punten buiten en binnen het appa‐
raat tot stand voordat de combi-steamer in gebruik wordt genomen.
Bij tafelmodel apparaten met een onderbouw op wielen moet de gasaansluiting door middel van
■
een flexibele gasaansluitleiding worden gerealiseerd.
De lengte van de gasaansluitleiding moet bij tafelmodel apparaten met een onderbouw op wielen
■
worden afgestemd op de bewegingsruimte die de houdinrichting van de onderbouw op wielen voor
het apparaat toelaat. Bij het verplaatsen van de opbouw (onderbouw inclusief apparaat) mag de
gasaansluitleiding op geen enkel moment door trekkrachten worden belast of worden samenge‐
drukt.
Type gastoestel
De combi-steamer voldoet aan het volgende type gastoestel:
Type gastoestel
B23
Inrichtingen ter plaatse en regels in verband met de gasinstallatie
De volgende tabel geeft aan, welke inrichtingen ter plaatse voorhanden moeten zijn en op welke re‐
gels bij het aansluiten moet worden gelet:
Installatie
Vaste aansluiting
Gasafsluitinrichting
Drukreductie - ontspan‐
ner
Alle aansluitdelen
Garanderen van de verbrandingsluchttoevoer
Om de toevoer van voldoende verbrandingslucht te waarborgen moeten afhankelijk van de stand‐
plaats en van het vermogen van de combi-steamer individuele maatregelen volgens plaatselijke voor‐
schriften, normen en richtlijnen worden getroffen. Zorg, als verantwoordelijk gasinstallateur, voor de
toevoer van voldoende verbrandingslucht.
Denk daarbij om het volgende:
De benodigde verbrandingslucht is van het aansluitvermogen, zie 'Hoeveelheid rookgas' op pagi‐
■
na 136 afhankelijk.
Installatiehandboek
Betekenis
Ruimteluchtafhankelijke gasbranders
Met branderventilator voor de brander en
■
Zonder stromingsbewaking
■
Regels
Het apparaat is voorzien voor een vaste aansluiting. Positie van de gas‐
aansluiting: Punt J op het aansluitschema.
Het apparaat moet mechanisch geborgd worden.
In de omgeving van het apparaat moet een gasafsluitkraan worden geïn‐
stalleerd. De gasafsluitkraan moet goed toegankelijk zijn en zo geplaatst
dat hij ook bij gevaar kan worden gesloten.
Bij een te hoge aansluitdruk moet er een ontspanner worden geïnstal‐
leerd.
Alle aansluitdelen ter plaatse moeten goedgekeurd zijn overeenkomstig
de plaatselijk en de landelijke bepalingen.
92