8 Buitenwerkingstelling en afvoer
8.2 Buitenwerkingstelling en afvoer
Voorwaarden
Voor het begin van de buitenwerkingstelling moet het volgende worden gecontroleerd:
Het apparaat is spanningsvrij gemaakt.
■
De gastoevoer is afgesloten.
■
De wateraanvoer ter plaatse is afgesloten.
■
Buitenwerkingstelling
Voor de buitenwerkingstelling van het apparaat maakt u de opstelling en installatie stapsgewijze onge‐
daan (zie de hoofdstukken 'Installatie' op pagina 78, 'Transport' op pagina 44 en 'Opstelling' op pagina
46).
Verschuif het apparaat pas als u alle aansluitingen hebt losgekoppeld.
Voor de buitenwerkingstelling moeten de volgende werkzaamheden vakkundig worden uitgevoerd:
Demontage van de wateraansluiting van het apparaat
■
Demontage van de waterafvoeraansluiting van het apparaat
■
Demontage of loskoppelen van de elektrische aansluitingen
■
Demontage van de gasaansluiting van het apparaat
■
Demontage van de afvoergasgeleiding
■
Demontage van de deursluiting
■
Demontage van de reinigingsmiddel- en glansspoelmiddelaansluitingen
■
Milieuverantwoorde verwijdering van de reinigingsmiddelen volgens de EG-veiligheidsinformatie‐
■
bladen en volgens de aanwijzingen op de reinigingsmiddelverpakkingen
Demontage van de jerrycan voor het opvangen van vet
■
Milieuverantwoorde verwijdering van het weggepompte oude vet volgens nationale wet- en regel‐
■
geving van plaatselijke afvalverwijderingsbedrijven en overheden
Afvoer
Het apparaat mag niet via het huisvuil, het groot afval of ondeskundig worden afgevoerd!
Neem voor een milieuvriendelijke afvoer van uw apparaat contact op met de fabrikant. De fabrikant is
volgens ISO 14001:2004 milieugecertificeerd en voert uw oude apparaat af volgens de geldende mili‐
euvoorschriften.
Installatiehandboek
123