6 Installatie
6.3.2 Wateraanvoer
Regels voor de veilige installatie van de wateraansluiting
Om risico's als gevolg van een defecte wateraansluiting uit te sluiten moeten de volgende regels wor‐
den opgevolgd:
Bij tafelmodel apparaten met een onderbouw op wielen moet de wateraansluiting door middel van
■
een flexibele wateraansluitleiding worden uitgevoerd.
De lengte van de wateraansluitleiding moet bij tafelmodel apparaten met een onderbouw op wielen
■
worden afgestemd op de bewegingsruimte die de houdinrichting van de onderbouw op wielen voor
het apparaat toelaat. Bij het verplaatsen van de opbouw (onderbouw inclusief apparaat) mag de
wateraansluitleiding op geen enkel moment door trekkrachten worden belast of worden samenge‐
drukt.
Uitvoering van de wateraansluiting
Het apparaat is voor een klantzijdige vaste aansluiting voor water voorbereid.
Uitvoering van de wateraansluiting met een soepele aansluitleiding
Het apparaat kan door middel van een flexibele wateraansluitleiding DN10 volgens DIN EN 61770 met
een 3/4" wartel op de watervoorziening worden aangesloten.
Waterkwaliteit en waterhardheid
Stel uzelf op de hoogte van de waterkwaliteit en waterhardheid bij uw lokale waterbedrijf of contro‐
■
leer de waterkwaliteit volgens 'Waterkwaliteit controleren' op pagina 104.
Informatie over de vereiste kwaliteit van het drinkwater vindt u in het hoofdstuk 'Technische gege‐
■
vens' in de paragraaf 'Waterkwaliteit' op pagina 140.
Neemt u, als dat nodig is, aangepaste maatregelen voor de waterbereiding. Dit kan bijvoorbeeld de
■
installatie van een waterfilter en/of van een waterbehandelingsinstallatie zijn.
Controleer het aanhouden van de geëiste waarden voor de waterkwaliteit na de waterbehandeling
■
volgens 'Waterkwaliteit controleren' op pagina 104.
Installatiehandboek
100