3. Selecteer de G20 die u wilt configureren in de lijst Naam. Het dialoogvenster Details
ISDN-gateway bewerken bevat alleen-lezen velden voor Apparaattype, MAC-adres en
Firmware (datum van de firmwareversie).
4. Geef de ISDN BRI een naam en selecteer een identiteit en protocolwaarden voor poort 1
en 2.
De apparaatnaam moet de primaire registerer voor die poort zijn.
●
Laag 2
Laag 3
Laag 3 UniSide
5. Als u de netwerkinformatie moet wijzigen, schakelt u het selectievakje DHCP-adres uit.
Informatie over het instellen van een statisch IP-adres vindt u in
toewijzen
!
!
WARNING:
Als u de netwerkinstellingen wijzigt, wordt een statisch IP-adres toegewezen en
WAARSCHUWING:
kunt u de netwerkverbinding met de G20 verliezen. Elke keer dat u het
DHCP-adres verwijdert of selecteert en vervolgens op Verzenden drukt, wordt
de G20 opnieuw ingesteld.
6. Klik op Verzenden.
Handleiding systeembeheer Avaya one-X Quick Edition release 3.1.0
Met laag 2 kan een station betrouwbaar berichten naar een
ander station sturen via kanaal D. Laag 2 regelt flowbesturing,
foutopsporing en -correctie (herverzending) en met
adresmechanisme dat berichten naar de individuele apparaten
stuurt.
Als u Direct inkomend kiezen selecteert, gebruikt de G20
point-to-pointtopologie.
Als u MSN (Multiple Subscriber Number) selecteert, gebruikt
de G20-poort point-to-multipointtopologie.
Laag 3 verzendt en ontvangt berichten op toepassingsniveau
(bijv. oproepbesturing). Laag 3 verzendt aankondigingen en
verzamelt de individuele resultaten van de verbonden
apparaten. Ook wordt hiermee de toewijzing van de B-kanalen
geregeld.
Als u DSS1 selecteert, gebruikt laag 3 het
DSS1-signaleringsprotocol.
Als u DMS-100 selecteert, gebruikt laag 3 Digital Multiplex
System-signalering.
De gebruiker wordt standaard geselecteerd, wat betekent dat
de G20 het gebruikersdeel van het signaleringsprotocol
uitvoert.
op pagina 97.
Apparaatbeheer
Statisch IP-adres
Mei 2007
33