II – 3 Encoderparameters
In de volgende tabellen wordt een gedeeltelijk overzicht van de
encoders getoond. Deze tabellen beschrijven alle
bewerkingsparameters die voor de encoders moeten worden
ingesteld. De meeste ingevoerde gegevens kunnen worden
gevonden in de bedieningsinstructies voor uw encoder.
Voorbeeld van instellingen voor HEIDENHAIN lineaire encoders
Encoder
Resolutie
LS 328C
5 µm
LS 628C
LB 382 met
1 µm
IBV 101
LB 382C met
1 µm
IBV 101
LS 378C
1 µm
LS 678C
Voorbeeld van instellingen voor HEIDENHAIN roterende
encoders
Roterende
Lijntelling
encoders
ROD 420
50 tot 5000
ROD 426
50 tot 10000
ROD 1020
250 tot 3600
ROD 1070
1000 tot 3600
ERN 120
1000 tot 5000
ERN 420
250 tot 5000
ERN 1020
250 tot 3600
ERN 1070
1000 tot 3600
Voorbeeld van instellingen voor HEIDENHAIN hoekencoders
Hoeken-
Lijntelling
coders
ROD 225
9000 of 10000
ROD 275
18000
ND 522/523
Referentiemerken
Een/1000
Een
Een/2000
Een/1000
Resolutie
Referen-
tiemerk
1,8° tot 64,8
een
boogsec.
1,8° tot 32.4
een
boogsec.
,36° tot 90 boogsec.
een
32,4 tot 9 boogsec.
een
324 tot 64,8 boogsc.
een
,36° tot 64,8
een
boogsec.
,36° tot 90 boogsec.
een
32,4 tot 9 boogsc.
een
Resolutie
Referen-
tiemerk
36 tot 18 boogsc.
een
3,6 tot 1,8 boogsc.
een
79