II – 2 Systeeminstellingen
Parameters voor systeeminstellingen
De systeeminstellingen kunnen worden geopend door op de softkey
INSTELLINGEN te drukken, waarna de softkey SYSTEEMINSTELLINGEN
verschijnt. Zie Fig. II.5
Parameters voor systeeminstellingen worden gedurende de eerste
installatie vastgesteld en zullen hoogstwaarschijnlijk niet vaak
wijzigen. Daarom zijn de parameters voor systeeminstellingen
beveiligd met een wachtwoord: (95148). Voer deze cijfers in met
behulp van het numerieke toetsenbord en druk vervolgens op Enter.
Encoderinstellingen
Met ENCODERINSTELLINGEN kunt u de resolutie van de encoder en
het type (lineair of roterend), de telrichting en het type referentiemerk
bepalen. Zie Fig. II.6.
De cursor gaat standaard naar het veld ENCODERINSTELLINGEN bij het
openen van Systeeminstellingen. Druk op Enter. Er wordt dan een
lijst met beschikbare encoder-ingangen geopend.
Scroll naar de encoder die u wilt wijzigen en druk op Enter.
De cursor staat in het veld ENCODERTYPE. Selecteer het
encodertype door op de softkey LINEAIR/ROTEREND te drukken.
Voor lineaire encoders gaat u met de cursor naar het veld
RESOLUTIE en kiest u met de softkeys GROVER of FIJNER de
resolutie van de encoder in µm (10, 5, 2, 1, 0.5), of typt u de juiste
resolutie in. Voer bij roterende encoders het aantal lijnen per
omwenteling in.
Geef in het veld REFERENTIEMERK door te schakelen met de
softkey REF.MERK met GEEN aan dat de encoder geen referentiemerk
heeft, met EEN dat hij één referentiemerk heeft, of met de softkey
GECODEERD voor encoders met afstandsgecodeerd referentiesignaal.
Druk voor gecodeerde referentiemerken op de softkey AFSTAND
om 500, 1000 of 5000 (LB 382C) te selecteren.
Selecteer in het veld TELRICHTING de telrichting door te drukken op
de softkey POSITIEF of NEGATIEF. Kies POSITIEF wanneer de
telrichting van de encoder gelijk is aan de telrichting van de
gebruiker. Kies NEGATIEF wanneer de richtingen verschillen.
In het veld FOUTBEWAKING kiest u of het systeem encoderfouten
moet bewaken en weergeven door AAN ofUIT te kiezen. Wanneer
een foutmelding verschijnt, verwijder deze dan door de C-toets in te
drukken.
ND 522/523
Fig. II.5
Installatiescherm
Fig. II.6
Invoerscherm Encoderinstellingen
73