Display configureren
Met het invoerscherm DISPLAY CONFIGUREREN bepaalt de operator
welke assen worden weergegeven en in welke volgorde.
Scroll naar de gewenste uitlezing en druk op Enter.
Se
Druk op de softkey AAN/UIT om de uitlezing in of uit te schakelen.
Druk op de LINKER- of RECHTERPIJLtoets om het aslabel te kiezen.
Scroll naar het veld INGANG.
Druk op 1, 2 of 3 om het ingangsnummer van de encoder (X1, X2 of
X3) te selecteren.
Scroll naar het veld DISPLAYRESOLUTIE. Druk op de softkey
GROVER of FIJNER voor de gewenste displayresolutie.
Scroll bij roterende encoders naar het veld HOEKWEERGAVE. Druk
op de softkey HOEK om het formaat voor de hoekweergave te
selecteren.
Koppeling
Druk op de numerieke toetsen voor de encoder-ingang aan de
achterzijde van de unit. Druk op de softkey + of - om een tweede
ingang te koppelen aan de eerste. De ingangsnummers worden
naast het aslabel weergegeven, om aan te geven dat er sprake is
van een gekoppelde positie (d.w.z. "2 + 3"). Zie Fig. II.8.
Foutcorrectie
De door een encoder gemeten afstand die een snijgereedschap aflegt,
kan in bepaalde gevallen verschillen van de werkelijk afgelegde
afstand. Deze afwijking kan optreden als gevolg van een steekfout van
de kogelomloopspil of het doorbuigen en hellen van assen. Deze fout
kan lineair of niet-lineair zijn. U kunt deze fouten vaststellen met
behulp van een referentiemeetsysteem, bijv. VM 101 van
HEIDENHAIN of met eindmaten. Aan de hand van een analyse van de
fout kan worden bepaald welke vorm van correctie vereist is: lineair of
niet-lineair.
Met de ND 522/523 kunnen deze fouten worden gecorrigeerd en kan
elke as afzonderlijk worden geprogrammeerd met de juiste correctie.
Foutcorrectie is alleen beschikbaar wanneer lineaire
encoders worden gebruikt.
74
II Technische informatie