Schaalfactor
Met de schaalfactor kunnen de afmetingen van het onderdeel worden
vergroot of verkleind. Alle verplaatsingen van de encoder worden met
de schaalfactor vermenigvuldigd. Bij schaalfactor 1,0 wordt een
onderdeel gemaakt met exact dezelfde maten als op de tekening. Zie
Fig. I.14.
Met de numerieke toetsen kan een waarde groter dan nul worden
ingevoerd. Het bereik loopt van 0,1000 tot 10,000. Er kan ook een
negatieve waarde worden ingevoerd.
De instellingen voor de schaalfactor blijven behouden na het
uitschakelen.
Wanneer de schaalfactor een andere waarde heeft dan 1, wordt het
schaalsymbool
in de asweergave getoond.
U kunt de softkey AAN/UIT gebruiken om de huidige schaalfactoren
uit te schakelen.
Spiegelen
Bij een schaalfactor -1,00 ontstaat een spiegelbeeld van
het onderdeel. U kunt een onderdeel gelijktijdig spiegelen
en de schaal ervan vergroten of verkleinen.
Diameter assen
Kies Diameter assen om te bepalen welke assen kunnen worden
weergegeven in radius- of diameterwaarden. AAN geeft aan dat de
aspositie wordt weergegeven als een diameterwaarde. Bij UIT is de
functie Radius/diameter niet van toepassing. Zie Fig. I.15. Voor
draaibewerkingen zie "Softkey RX (radius/diameter)" op pagina 66 voor
de functie Radius/diameter.
Ga met de cursor naar DIAMETER ASSEN en druk op Enter.
De cursor staat nu in het veld X. Druk, afhankelijk van de gewenste
parameter voor de desbetreffende as, op de softkey AAN/UIT om de
functie in of uit te schakelen.
Druk op Enter.
24
Fig. I.14 Schaalfactor
Fig. I.15 Invoerscherm Diameter assen
I Bedieningsinstructies