DIEPTE
Voer, indien nodig, de diepte in. De diepte van het
boorgat is optioneel; het veld mag leeg gelaten
worden.
Druk op Enter.
Wanneer u op de softkey WEERGAVE drukt, wordt
geschakeld tussen de drie weergaven van het
patroon (Grafische weergave, DTG en Absoluut).
2e stap: boren
Verplaatsen naar gat:
verplaats de X- en Y-as totdat de weergegeven
waarde nul is.
Boren:
positioneer zo dat de nulwaarde wordt weergegeven
in de gereedschapsas.
Na het boren de boor terugtrekken in de
gereedschapsas.
Druk op de softkey VOLGENDE GAT.
Boor de overige gaten op dezelfde wijze.
Wanneer het patroon volledig is, drukt u op de softkey
EINDE.
ND 522/523
49