Referentiemerken van encoder
Encoders hebben normaal een of meer referentiemerken (zie Fig. I.6)
die de referentiemerk-evaluatiefunctie van de ND 522/523 gebruikt
om nulposities te herstellen na stroomuitval. Er zijn twee hoofdopties
beschikbaar voor referentiemerken; vaste en afstandsgecodeerde.
Bij encoders met afstandsgecodeerde referentiemerken zijn de
merken gescheiden door een specifiek coderingspatroon, waardoor
de ND 522/523 twee paar referentiemerken over de lengte van de
encoder kan gebruiken om de vorige nulpunten te herstellen. Deze
configuratie houdt in dat de operator, willekeurig langs de encoder,
slechts een zeer korte afstand hoeft af te leggen, om de nulpunten te
herstellen wanneer de ND 522/523 weer wordt ingeschakeld.
Encoders met vaste referentiemerken beschikken over een of meer
merken met vaste intervallen. Om de nulpunten correct te herstellen,
moet tijdens de referentiemerk-evaluatieprocedure exact hetzelfde
referentiemerk worden gebruikt als het referentiemerk dat is gebruikt
toen het nulpunt de eerste keer werd bepaald.
De vastgelegde nulpunten kunnen niet direct na een
stroomonderbreking worden hersteld als de
referentiemerken niet zijn gepasseerd voordat de
nulpunten werden vastgelegd.
ND 522/523
Fig. I.6
Lineaire schaalverdeling: met
afstandsgecodeerde referentiemerken
(bovenste afbeelding) en met één
referentiemerk (onderste afbeelding)
15