DIEPTE
Voer, indien nodig, de diepte (-2) in. De diepte van het
boorgat is optioneel; het veld mag leeg gelaten
worden.
AANTAL RIJEN
Voer het aantal rijen (3) in.
AFSTAND TUSSEN RIJEN
Voer de afstand tussen de rijen in.
druk op Enter.
Druk op de softkey WEERGAVE om de grafische
weergave te bekijken.
2e stap: boren
Verplaatsen naar gat:
verplaats de X- en Y-as totdat de weergegeven
waarde nul is.
Boren:
positioneer zo dat de nulwaarde wordt weergegeven
in de gereedschapsas.
Na het boren de boor terugtrekken in de
gereedschapsas.
Druk op de softkey VOLGENDE GAT.
Boor de overige gaten op dezelfde wijze.
Wanneer het patroon volledig is, drukt u op de softkey
EINDE.
52
I Bedieningsinstructies