Connector
Afbeelding 3 geeft de aansluitingen van de 9-polige Sub-D connector weer. Deze aan-
aansluiting
sluitingen komen overeen met de aanbevelingen van de CiA (CAN in Automation). Om
EMC-problemen te vermijden moet u bij het aansluiten van de regelaar aan de CAN-bus
connectoren met metalen behuizing of gemetalliseerde behuizing toepassen.
De aansluiting van de klemmen is in de "CANopen-specificatie CIA DR-303-1" beschre-
ven.
Afbeelding 3: Aansluitingen van de connector
2.4
Afscherming en het leggen van de buskabel
Een vakkundige afscherming van de buskabel vermindert de elektrische beïnvloeding,
die in een industriële omgeving kan optreden.
Maatregelen voor
•
een goede
afscherming
•
•
•
•
•
•
Let op!
Bij variaties van het aardpotentiaal kan over de aan beide zijden aangesloten en met
aan aardpotentiaal verbonden afscherming een vereffeningsstroom lopen. Zorgt u in dit
geval voor voldoende potentiaalvereffening overeenkomstig de betreffende VDE-be-
palingen.
Afsluiting van de
Om storingen van het bussysteem door reflecties enz. te vermijden, moet elk CANopen-
segment bij de eerste en de laatste deelnemer met weerstanden van 120 Ω afgesloten
bus
worden. Bij de DFO11A kan naar keuze een busafsluitweerstand met een DIP-schake-
laar bijgeschakeld worden.
Technische handleiding veldbuscommunicatie DFO11A CANopen
Afscherming en het leggen van de buskabel
male
CAN_GND
(CAN_SHLD)
CAN_L
1
2
3
4
5
6
7
8
9
(GND)
CAN_V+
CAN_H
Draai de bevestigingsschroeven van connectoren, modules en potentiaalvereffe-
ningsleidingen met de hand aan.
Leg de signaal- en buskabel niet parallel aan vermogenskabels (motorkabels), maar
zo mogelijk in gescheiden kabelgoten.
Gebruik in een industriële omgeving metalen, geaarde kabelgoten.
Leid signaalkabels en de bijbehorende potentiaalvereffening op geringe afstand van
elkaar en langs de kortste weg.
Vermijd de verlenging van busleidingen via connectoren.
Leg de buskabels vlak langs beschikbare geaarde vlakken.
Gebruik busconnectoren met gemetalliseerde of metalen behuizingen.
03680AXX
2
7