In afbeelding 10 wordt een denkbare configuratie getoond, waarbij ook via de Sbus niet
drie procesdata moeten worden overgedragen, maar slechts twee of één. Om een con-
sistente en logische toekenning naar PDO's te hebben, is RX-PDO1 op twee procesda-
ta en RX-PDO2 op één procesgegeven geconfigureerd.
Afbeelding 10: consistente toekenning van de PDO's naar de individuele regelaars
Hoeveel procesdata met de enkele PDO's worden overgedragen, wordt voor de RX-
PDO1 ... 8 met object 1600(hex) ... 1607(hex), subindex 0 en voor TX-PDO1 ... 8 met
object 1A00(hex) ... 1A07(hex), subindex 0 vastgelegd. Mogelijke waarden bewegen
zich tussen 0 en 4. 0 komt overeen met één PDO, die geen procesdata overdraagt, 4
met een PDO, die vier procesdata (8 bytes) overdraagt. Belangrijke randvoorwaarde
hierbij is, dat zowel de som van alle in RX-PDO's overgedragen procesdata als de som
van alle in de TX-PDO's overgedragen procesdata niet groter dan 24 mag worden. De
mapping wordt automatisch door de UFO opnieuw berekend en vastgelegd. Door de
UFO wordt altijd aangenomen, dat de RX-PDO1 ... 8 na elkaar in de PO-buffer en de
TX-PDO1 ... 8 na elkaar in de PI-buffer worden gemapt.
De "Transmission
Voor elke TX-PDO en voor elke RX-PDO kan uit verschillende overdrachtsmodi ("Trans-
Mode"
missionmode") gekozen worden.
TX-PDO
De "Transmissonmodes" voor de TX-PDO1..8 kunnen via object 1800(hex) –
1807(hex), subindex 2 worden veranderd. Het betreft een 8-bits waarde.
•
Handboek – Veldbus-interface UFO11A
Behoeftegestuurd en synchroon (waarde 0): altijd als er een procesgegeven is ver-
anderd, wordt na de volgende SYNC-puls de corresponderende TX-PDO verzon-
den.
CANopen-interface
4
05775AXX
21