Inleiding Inhoud van dit Dit gebruikershandboek voor de optie PROFIBUS (DFP) beschrijft de montage van de handboek PROFIBUS-optiekaart DFP in de applicatieregelaar en de inbedrijfstelling van de MOVI- ® DRIVE op het veldbussysteem PROFIBUS. ® Aanvullende Voor de eenvoudige en effectieve koppeling van de MOVIDRIVE aan het veldbus- literatuur systeem PROFIBUS dient u, naast dit gebruikershandboek voor de optie PROFIBUS,...
Pagina 5
Configuratie van In het algemeen is de PROFIBUS-optiekaart zo ontworpen dat alle veldbusspecifieke de PROFIBUS- instellingen zoals bv. het stationsadres resp. default-busparameters met een hardware- optiekaart schakelaar op de optiekaart plaatsvinden. Door deze handmatige instelling kan de ap- plicatieregelaar in korte tijd in de PROFIBUS-omgeving geïntegreerd en ingeschakeld worden.
Verschillen tussen DFP11A / DFP21A DFP11A / DFP21A Principieel is de DFP21A applicatie-compatibel met de DFP11A, d.w.z. u kunt het be- sturingsprogramma zonder modificatie verder toepassen. Weliswaar is met de DFP21A geen FMS-protocol mogelijk. Daar echter door de Profibus-gebruikersorganisatie een nieuw identificatie-nummer en GSD-bestand werd afgegeven, is de eenvoudige uitwisseling van de DFP11A tegen de DFP21A niet zonder verandering van de projectering van de DP-master moge- lijk.
Omschakeling van DFP11 naar DFP21 Omschakeling van DFP11 naar DFP21 Vereiste voor- • U heeft het actuele GSD-bestand voor de optie DFP21A geïmporteerd in uw DP- waarden master configuratieprogramma. • Als de regelaar de eerste of laatste deelnemer van een Profibus-segment is - d.w.z. er gaat maar één Profibuskabel de steker in - heeft u een Profibus-steker nodig met geïntegreerde busafsluitweerstand.
Ondersteunde typen apparatuur Montage- / installatie-instructies Ondersteunde typen apparatuur De optie DFP voor de koppeling met PROFIBUS functioneert met alle applicatierege- ® laars van de MOVIDRIVE -familie. Montage van de optiekaart Voordat u begint • U moet zich door passende maatregelen ontladen voor u de optiekaart aanraakt, (geaard geleidingsband, geleidende schoenen etc.).
Pinbezetting van de connector Vooraanzicht en onderdelen van de DFP21A PROFIBUS FAULT ADDRESS PROFIBUS 50257AXX Afbeelding 2: De optie DFP21A [1] LED groen: RUN [3] Busadres [2] LED rood: BUS FAULT [4] 9-polige Sub-D-steker (female) Pinbezetting van de connector ® De aansluiting van de applicatieregelaar MOVIDRIVE op het PROFIBUS-netwerk vindt plaats met een 9-polige Sub-D-steker overeenkomstig EN 50170 (V2).
Afscherming en aanleg van de buskabel Pin-nummer Signaal RS-485 referentie niet gebruikt niet gebruikt RxD/TxD-P ontvangst-/zendgegevens-P B/B’ CNTR-P repeater-besturingssignaal (TTL) DGND commonpotentiaal data (5 V) C/C’ voedingsspanning-Plus (P5V) niet gebruikt RxD/TxD-N ontvangst-/zendgegevens-N A/A’ DGND commonpotentiaal data (5 V) Stekerbehuizing afscherming van de twee-aderige getwiste kabel ®...
Busafsluiting • Vermijd de verlenging van busleidingen via connectoren. • Leg de buskabels vlak langs beschikbare geaarde vlakken. ATTENTIE! Bij variaties van het aardpotentiaal kan over de aan beide zijden aangesloten en met een aan aardpotentiaal (PE) verbonden afscherming een vereffeningsstroom lopen. Zorg in dit geval voor voldoende potentiaalvereffening overeenkomstig de betreffende VDE-bepalingen.
Indicatie-LED’s De onderstaande tabel laat bij het voorbeeld van adres 17 zien, hoe de stand van de DIP-schakelaars voor willekeurige busadressen kan worden vastgesteld. Deel het ver- langde busadres altijd door het getal twee en noteer de rest. Er kan nu een delerrest van 0 of 1 ontstaan.
GSD-bestand Tabel 3: Status van de LED BUS-FAULT (rood) bij LED RUN = in BUS-FAULT oorzaak van de fout opheffen van de fout • De verbinding naar de DP-master is • Controleer de PROFIBUS-DP-aanslui- uitgevallen. ting van het apparaat. • Het apparaat herkent geen PROFI- •...
Configuratie van de DP-master Configuratie en inbedrijfstelling In dit hoofdstuk krijgt u informatie voor de configuratie van de DP-master en inbedrijf- stelling van de applicatieregelaar voor het veldbus-bedrijf. Configuratie van de DP-master Voor de configuratie van de DP-master staat een GSD-bestand ter beschikking. Dit be- stand moet naar een speciale directory van uw configuratie-software gekopieerd wor- den.
Pagina 15
Configuratie van de DP-master Tabel 5: Configuraties van de DFP21A Procesdata- Betekenis / aanwijzing DP-configuratie* configuratie ® 1 PD MOVIDRIVE -besturing via 1 procesdatawoord ® 2 PD MOVIDRIVE -besturing via 2 procesdatawoorden ® 3 PD MOVIDRIVE -besturing via 3 procesdatawoorden ®...
Pagina 16
Configuratie van de DP-master lengte functie 2 I/O-byte resp. 1 I/O-woord 1 procesdatawoord 4 I/O-byte resp. 2 I/O-woorden 2 procesdatawoorden 6 I/O-byte resp. 3 I/O-woorden 3 procesdatawoorden 8 I/O-byte resp. 4 I/O-woorden 4 procesdatawoorden 10 I/O-byte resp. 5 I/O-woorden 5 procesdatawoorden 12 I/O-byte resp.
Externe diagnose Dataconsistentie Consistente data zijn gegevens, die altijd integer tussen automatiseringsapparaat en applicatieregelaar moeten worden overgedragen en nooit gescheiden van elkaar mo- gen worden overgedragen. Dataconsistentie is vooral belangrijk voor positiewaarden resp. complete positionerings- opdrachten, daar bij niet consistente overdracht de data uit verschillende programma- cycli van het automatiseringsapparaat zou kunnen komen, en zodoende ongedefinieer- de waarden naar de applicatieregelaar zouden worden overgedragen.
Pagina 18
Externe diagnose ® Tabel 7: Gebruikersspecifieke parametreerdata voor MOVIDRIVE + DFP21 byte: toelaatbare functie waarde 00 hex gereserveerd voor DPV1 00 hex gereserveerd voor DPV1 00 hex gereserveerd voor DPV1 06 hex gestructureerd user-parameterblok met een lengte van 6 byte 81 hex structuur-type: user (fabrikant-specifiek) 00 hex...
Inbedrijfstelling van de applicatieregelaar Tabel 8: Hexcode om de generering van de externe diagnose te activeren parametreerdata (hex) functie 00, 00 ,00 ,06 ,81 ,00 ,00 ,01 ,00 Diagnose-alarmering wordt ook in geval van storing gegenereert (enabled = on) 00, 00, 00, 06, 81, 00, 00, 01, 01 Diagnose-alarmering wordt in geval van storing niet gegenereert (disabled = off) Inbedrijfstelling van de applicatieregelaar...
Pagina 20
Inbedrijfstelling van de applicatieregelaar ® Procedure voor de inbedrijfstelling van de applicatieregelaar MOVIDRIVE 1. Vermogens-eindtrap over de klemmen vrijgeven Ingangsklem DIØØ/X13:1 (functie /CONTROLLER INHIBIT) op +24V aansluiten (bv. met een doorverbinding). DI00 = /regelaarblokkering DI01 = geen functie X13: ID02 = geen functie DI00 ID03 = geen functie DI01...
Pagina 21
Inbedrijfstelling van de applicatieregelaar 4. Ingangsklemmen DIØ1 ... DIØ3 = geen functie De functionaliteit van de ingangsklemmen op NO FUNCTION programmeren. P600 programmering klem DIØ1 = NO FUNCTION P601 programmering klem DIØ2 = NO FUNCTION P602 programmering klem DIØ3 = NO FUNCTION Overige informatie voor de inbedrijfstelling en de besturing van de applicatieregelaar ®...
Besturing van de applicatieregelaar Bedrijfsgedrag op de PROFIBUS-DP Dit hoofdstuk beschrijft het principiële gedrag van de applicatieregelaar op de PROFI- BUS-DP. Besturing van de applicatieregelaar De besturing van de applicatieregelaar vindt plaats over het procesdatakanaal, dat één, twee of drie I/O-woorden lang is. Deze procesdatawoorden worden bijvoorbeeld bij de toepassing van een PLC als DP-master in het I/O- resp.
Pagina 23
Besturing van de applicatieregelaar Meer informatie voor de besturing via het procesdatakanaal, vooral voor de codering van het besturings- en statuswoord kunt u vinden in het handboek van het veldbus-pro- tocol. ® STEP5 program- Voor dit voorbeeld wordt MOVIDRIVE met de procesdata-configuratie "3PD" op de in- mavoorbeeld gangsadressen PW156 ...
PROFIBUS-DP Timeout ® STEP7 Program- Voor dit voorbeeld wordt de MOVIDRIVE met de procesdataconfiguratie "3PD" op de mavoorbeeld ingangsadressen PIW576... en de uitgangsadressen POW576... geconfigureerd. Er wordt een datablok DB 3 met ca. 50 datawoorden aangemaakt. Met het oproepen van SFC14 worden de procesingangsdata naar het datablok DB3, da- tawoorden 0, 2 en 4 gekopieerd.
Response veldbus-timeout Response veldbus-timeout Met P831 wordt de foutresponse geparametreerd, die door de bewaking van de veld- bus-timeout in werking wordt gesteld. De hier geparametreerde instelling moet logisch voor de instelling in het mastersysteem zijn (S7: aanspreekbewaking). Parametrering via PROFIBUS-DP De toegang tot de aandrijfparameters vindt bij PROFIBUS-DP plaats over het ®...
Pagina 26
Parametrering via PROFIBUS-DP Management van De gehele procedure voor de parametrering wordt met het byte 0: Management het parameterka- gecoördineerd. Met dit byte worden belangrijke instructieparameters zoals service-iden- naal tificatie, datalengte, uitvoering en status van de uitgevoerde instructie ter beschikking gesteld.
Pagina 27
Parametrering via PROFIBUS-DP Databereik Zoals de volgende tabel laat zien bevindt de data zich in byte 4 tot byte 7 van het para- meterkanaal. Zodoende kunnen er maximaal 4 byte data per instructie overgedragen worden. In principe worden de gegevens rechtsgebonden ingevoerd, d.w.z. byte 7 bezit het minst significante databyte (LSB data), byte 4 dienovereenkomstig het meest signi- ficante databyte (MSB data).
Pagina 28
Parametrering via PROFIBUS-DP De regelaar bewerkt nu de Read-instructie en levert met het uitwisselen van het hands- hake-bit de bevestiging van de instructie terug. Tabel 13: Codering van de READ-instructie in het management-byte 7 / MSB 0 / LSB Instructie-identificatie 0001 = Read Parameter Datalengte voor Read-instructie niet interessant...
Pagina 29
Parametrering via PROFIBUS-DP Tabel 14: Codering van de Write-instructie in het managementbyte 7 / MSB 0 / LSB Instructie-identificatie 0010 = Write Parameter Datalengte 11 = 4 Byte Handshake-Bit moet bij cyclische overdracht bij elke nieuwe opdracht uitgewisseld worden Status-bit 0 = geen fout bij de uitvoering van de instructie 1 = fout bij de uitvoering van de instructie 0/1 = bitwaarde wordt uitgewisseld...
Pagina 30
Parametrering via PROFIBUS-DP Tabel 15: Procedure van de parametrering via PROFIBUS-DP besturing PROFIBUS-DP applicatieregelaar (slave) → 00110010XXX... parameterkanaal wordt ontvan- gen, maar niet verwerkt ← 00110010XXX... parameterkanaal wordt voor de Write-instructie voorbereid handshake-bit wordt uit- gewisseld en instructie aan applicatieregelaar overgedragen 01110010XXX...
Elementen Return-codes van de parametrering Elementen Bij onjuiste parametrering worden door de applicatieregelaar verschillende return-codes aan de parametrerende master teruggegeven, die gedetailleerde informatie verstrekken over de oorzaak van de fout. Over het algemeen zijn deze return-codes gestructureerd opgebouwd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de elementen: •...
Bijzondere gevallen Additional Code De Additional-Code bevat de SEW-specifieke return-codes voor onjuiste parametrering van de applicatieregelaar. Deze worden onder Error-Class 8 = Other Error aan de Mas- ter teruggezonden. De volgende tabel geeft alle mogelijke coderingen weer voor de Ad- ditional-Code.
Pagina 33
Bijzondere gevallen Onjuiste codering Bij de parametrering via het parameterkanaal werd een onjuiste codering in de manage- van de instructie in ment- en gereserveerde byte aangegeven. De volgende tabel laat de return-codes voor het parameterka- dit speciale geval zien. naal onjuiste codering Tabel 18: Return-codes bij van de bits 0 en 1 in het parameterkanaal...
Pagina 34
Bijzondere gevallen Interne communi- De in de volgende tabel weergegeven return-code wordt teruggemeld, wanneer intern catiefout in het systeem een communicatiefout is opgetreden. De via de veldbus overgedragen parameter-instructie werd eventueel niet uitgevoerd en zou herhaald moeten worden. Bij herhaaldelijk optreden van deze fout moet de regelaar uit- en weer ingeschakeld wor- den, opdat een nieuwe initialisatie kan worden doorgevoerd.
Diagnosediagram Foutdiagnose Diagnosediagram Het hieronder beschreven diagnosediagram geeft de procedure weer voor de foutana- lyse van de meest voorkomende probleemgevallen: • de regelaar functioneert niet op de PROFIBUS-DP • de regelaar kan met de DP-master niet aangestuurd worden Uitgebreidere informatie, speciaal voor de parametrering van de regelaar voor verschil- lende veldbusapplicaties, verkrijgt u met het handboek Veldbus-protocol en parameter- ®...
Pagina 36
Diagnosediagram Diagnoseprobleem 1: de regelaar functioneert niet op de PROFIBUS. Beginsituatie: • regelaar fysiek op de PROFIBUS aangesloten • regelaar in de DP-master geconfigureerd en buscommunicatie atief ↓ nee → Busconnector bevestigd? ↓ UIT → Status van de LED BUS-FAULT? IN →...
Pagina 37
Diagnosediagram Diagnoseprobleem 2: De regelaar kan niet via de DP-master aangestuurd worden. Beginsituatie: • buscommunicatie naar de regelaar OK (LED BUS-FAULT OFF) • regelaar functioneert in 24 V-bedrijf (geen netvoeding) ↓ De oorzaak van het probleem is óf een onjuiste parametrering van de rege- laar of een fout besturingsprogramma in de DP-master.
Diagnosediagram Technische gegevens Artikelnummer voor PROFIBUS- • 823 618 6 communicatiepoort Profibus-protocolvarianten • PROFIBUS-DP volgens EN 50170 V2 / DIN E 19245 T3 Automatische baudrate-herken- • 9,6 kBaud ... 12 MBaud ning van Aansluiting • via 9-polige Sub-d-Steker • connectoraansluiting volgens EN 50170 (V2) Busafsluiting •...