Bovendien kan het in bepaalde gevallen gewenst zijn dat de 24 procesdata met elkaar
of deels met elkaar consistent zullen worden overgedragen. Een consistente overdracht
kan met een SYNC-telegram en met de configuratie van de corresponderende RX-
PDO's met de transmissiemode "SYNC" worden uitgevoerd.
Om de belasting van de bus te verminderen en niet cyclisch 24 PD te moeten overdra-
gen, bestaat de mogelijkheid procesdata event-gestuurd te zenden, dus altijd alleen dan
als zij veranderd zijn.
Om de PO voor elke aangesloten regelaar in een eigen RX-PDO te kunnen overdragen,
zijn in de UFO maximaal acht RX-PDO's aanwezig. Als er geen drie PO's naar de rege-
laar gestuurd worden, maar bijv. 1 PO (besturingswoord), kan de lengte van een RX-
PDO worden aangepast.
Analoog aan de boven beschreven mogelijkheden voor de RX-PDO's kunnen natuurlijk
ook de TX-PDO's worden geconfigureerd.
Configuratie van
De UFO legt in de toestand Initialisatie de COB-ID's vast afhankelijk van de stand van
de COB-ID's
de DIP-schakelaars (hoofdstuk "DIP-schakelaars").
Worden er dan met de DIP-schakelaars meer dan 4 PDO's geactiveerd, dan gebruikt de
UFO bovendien de default-COB-ID's van het CANopen-slave-adres 64 + (eigen slave-
adres).
Indien op de CANopen-bus alleen slaves met adressen < 65 zijn aangesloten, dan kun-
nen er ook bij gebruik van acht RX- en acht TX-PDO's geen busconflicten optreden. Zijn
er slave-adressen > 64 in het systeem aanwezig, dan moet individueel gecontroleerd
worden, of de COB-ID's van de CANopen-master moeten worden veranderd.
De COB-ID's moeten in de regelaartoestand pre-operational veranderd worden (hoofd-
stuk "CANopen-interface"). Het is weliswaar ook in de toestand operational mogelijk,
echter wordt de CAN-controller kortstondig van de bus afgekoppeld, d.w.z. in de toe-
stand operational kunnen er procesdata verloren gaan.
De COB-ID's voor de TX-PDO1..8 kunnen via object 1800(hex) – 1807(hex), subindex
1 worden veranderd.
De COB-ID's voor de RX-PDO1..8 kunnen via object 1400(hex) – 1407(hex), subindex
1 worden veranderd. Het gaat daarbij om een 32-bits woord, zie voor de basisstructuur
de tabellen "Structuur van de invoer PDO COB-ID" en "Beschrijving van de invoer PDO
COB-ID".
Het bereik van de identifiers 0 ... 28 kan niet worden veranderd, als gelijktijdig bit 31 ge-
zet is (COB-ID niet geldig). Nieuwe waarden in het bereik van de identifiers worden al-
leen geaccepteerd, als het om een 11-bits-ID gaat (d.w.z. bit 29 mag nooit gezet zijn)
en als de ID niet al is uitgegeven voor een andere PDO of voor het Emergency-object
(hoofdstuk "CANopen-interface"/"Emergency-object").
Bij TX-PDO moet de bit 30 (RTR niet geoorloofd) altijd 0 zijn, bij RX-PDO's moet hij altijd
gezet zijn.
Handboek – Veldbus-interface UFO11A
CANopen-interface
4
17