4
CANopen-interface
De hoeveelheid procesdata in de PDO's moet in de regelaartoestand pre-operational
veranderd worden (hoofdstuk "CANopen-interface"). Het is weliswaar ook in de toe-
stand operational mogelijk, echter wordt de CAN-controller kortstondig van de bus afge-
koppeld, d.w.z. in de toestand operational kunnen er procesdata verloren gaan.
In afbeelding 8 wordt de klassieke indeling van de procesdatabuffer in de UFO na een
Autosetup weergegeven (hoofdstuk "Installatie en bedrijf zonder pc" /"Autosetup"). Hoe-
veel procesdata in één PDO kunnen worden overgedragen en hoeveel procesdata via
de Sbus naar de betreffende regelaar kunnen worden overgedragen, is geheel onafhan-
kelijk van elkaar. Met selectie van de Autosetup worden aan de zijde van de Sbus altijd
drie PO en drie PI voor elke aangesloten regelaar aangemaakt. Met de UFx-configurator
kunnen ook andere configuraties worden ingesteld (hoofdstuk "Werken met het bedie-
ningsplatform"). Met deze configuratie zal in de regel 90 % van alle toepassingen bevre-
digend werken.
In afbeelding 9 wordt bijvoorbeeld weergegeven hoe met PDO1 een besturingswoord
en het toerental naar een RX-PDO worden overgedragen en naar een tweede bijvoor-
beeld de integrator voor de regelaar met een Sbus-adres 2. Op deze manier kan de be-
lasting voor de bus verminderd worden als de integrator veel minder vaak dan het be-
sturingswoord en het toerental-setpoint moet worden overgedragen.
05774AXX
®
Afbeelding 9: 2 PDO voor 1 MOVITRAC
07
20
Handboek – Veldbus-interface UFO11A