Omgevingstemperatuur
De apparaten kunnen worden gebruikt bij een omgevingstemperatuur van +10°C tot +40°C, een relatieve
vochtigheid van 30% tot 75% (niet-condenserend) en een luchtdruk van 700 hPa tot 1060 hPa.
Controleer of de stand veilig is.
Sleuven en openingen op het apparaat worden gebruikt voor ventilatie. Bedek deze openingen niet, anders
kunnen de onderdelen oververhit raken.
Controleer de voedingskabel op beschadigingen voordat u het apparaat in gebruik neemt.
Schakel het apparaat na de training uit en haal de stekker uit het stopcontact.
De kardiomed 700 apparaten zijn geclassificeerd tegen het binnendringen van water en vaste stoffen volgens
IP 20.
De voorschriften voor beschermend volume volgens EN 60601-1-1 zijn van toepassing op kardiomed 700
apparaten.
Als een apparaat op een netwerk wordt aangesloten, moet om veiligheidsredenen een medische galvanisch
gescheiden LAN-scheider worden geïnstalleerd. Deze is verkrijgbaar bij PHYSIOMED ELEKTROMEDIZIN AG
onder het artikelnummer 10073030. Als u ook een IPN-test
punt ook een medische RS-232 scheidingsschakelaar nodig, die u kunt verkrijgen onder artikelnummer
10073020.
Stel het apparaat zo op dat het altijd mogelijk is om de hoofdschakelaar en de stekker zonder problemen uit
het stopcontact te halen.
Zorg er om veiligheidsredenen voor dat er voldoende ruimte rondom het toestel is, zodat de gebruiker niet
tegen iets aan kan stoten en andere personen kan verwonden - door bewegende onderdelen: Uitgaande van
de toegangsrichting van het trainingsapparaat moet er een vrije ruimte zijn die ten minste 0,6 m (beter 1 m)
groter is dan het oefenterrein. Deze ruimte moet ook de mogelijkheid van nooddemontage bevatten. Naast
elkaar geplaatste trainingsapparaten kunnen de vereiste vrije ruimte delen.
Het is noodzakelijk om de stelvoet aan te passen, omdat deze dient als steun voor het apparaat. (zie
hoofdstuk 7)
De afstand tussen de afzonderlijke apparaten moet 1 meter zijn, anders kan er interferentie optreden met de
POLAR - pulsontvangers.
Hoogfrequente en magnetische storingsbronnen (bijv. radio, tv, mobiele telefoon) in de directe omgeving
van het cardioapparaat kunnen ook leiden tot storingen in de hartslagmeting.
Bovendien kunnen in zeldzame gevallen sterke elektromagnetische velden (bijvoorbeeld van
elektriciteitskabels of bovengrondse tramlijnen) de pulstransmissie op bepaalde locaties verstoren. Als je het
niet zeker weet, kun je dit controleren met een polshorloge van POLAR.
Neem de volgende apparaatspecifieke instructies in acht (hoofdstuk 5.2).
®
op de basiscyclus wilt uitvoeren, hebt u op dit
17