partities door gebruikers wordt via toegangscodes gecontroleerd. Met een hoofdcode kan toegang
tot het hele systeem en alle partities worden verkregen, terwijl een gebruikerscode is beperkt tot
de toegewezen partities.
Het instellen van een partitie vereist de volgende handelingen:
•
De partitie aanmaken.
•
Bediening bel-/sirene definiëren.
•
Toetsenpanelen toewijzen.
•
Zones toewijzen.
•
Gebruikers toewijzen.
Een partitie installeren
Partities worden toegevoegd of verwijderd uit het systeem door het aanbrengen of verwijderen
van een partitiemaskering via de sectie Installateursprogrammering [200]. Het aantal beschikbare
partities is afhankelijk van het model alarmcentrale. Zie
informatie.
Bediening bel/sirene
Elke partitie moet een sirene hebben. De systeemsirene die is aangesloten op de beluitgang van
de alarmcontroller kan op een centrale locatie binnen gehoorafstand van alle partities worden
gemonteerd. Elke partitie kan ook draadloze sirenes hebben, die alleen op de toegewezen partitie
worden geactiveerd. Zie
Bediening enkelvoudige sirene-uitgang
Wanneer een sirene door alle partities wordt gedeeld, dan is de controle over het activeren/
deactiveren van de uitgang afhankelijk van de partitie die de alarmreeks heeft geïnitieerd. Alleen de
partitie waar het alarm zijn oorsprong had kan de beluitgang deactiveren.
Algemene zones, zoals rookmelders die door meerdere partities worden gedeeld, kunnen de sirene
op alle partities waaraan de zone is toegewezen deactiveren.
Bediening meervoudige sirene-uitgang
Wanneer er in de installatie meerdere sirenes worden gebruikt, dan kunnen deze worden
geprogrammeerd om geluiden voor alarmomstandigheden voor alle partities of voor afzonderlijke
partities te laten klinken met een maskering voor inschakelen van partities.
Als sirenes met vaste bedrading worden gebruikt, gebeurt dit via busvoedingen met een bewaakte
hoge stroomsterkte. De uitgang wordt vervolgens geprogrammeerd als een uitgangstype Brand en
inbraak PGM.
TEST: Alleen de eerste uitgang van de HSM2204-uitgangsmodule heeft beltoezicht. Sommige
omstandigheden, zoals een systeemtest door de installateur, kunnen de partitietoewijzing
opheffen en veroorzaken dat alle sirenes worden geactiveerd. Systeemtesten door de
gebruiker activeren alleen de sirenes/uitgangen die aan die partitie zijn toegewezen.
Werking onderling verbonden rookmelder
Wanneer de brandalarm-schakeling is ingeschakeld ([804] [001] - [248] optie 14) op een zone met
een PowerG-rookmelder, activeert elk brandalarm op een partitie die aan de melder is toegewezen
de klankgever. Algemene brandalarmen activeren de schel op alle rookdetectors. De schel op
doorgekoppelde rookdetectors volgt de bel van het paneel voor de duur van de activering ([014]
optie 8, onderbreking brandbel). Als deze optie is uitgeschakeld, dan laten onderling verbonden
rookmelders het alarm nog steeds horen totdat de bel op het paneel wordt gedeactiveerd.
PowerSeries Pro Referentiehandleiding
Draadloze programmering
[200] Partitiemaskering
voor bijzonderheden.
voor meer
71