DLS-programmering
Bij DLS-programmering moet er met DLS-software en een computer aangepaste programmering
worden gedownload. Dit kan lokaal of extern worden gedaan.
TEST: Bij UL-gecertificeerde systemen moet er een installateur op het terrein aanwezig zijn.
Lokale programmering met micro-usb of wifi-adapter
Volg onderstaande stappen in de aangegeven volgorde om lokale programmering met behulp van
DLS in te stellen:
1.
Sluit de wisselstroomkabel aan.
In een nieuwe installatie moet de back-upbatterij 24 uur worden opgeladen. Bij usb-
programmering is wisselstroom vereist totdat de batterij is opgeladen.
2.
Steek de usb-kop in de alarmcontroller. Een DLS-sessie wordt gestart op de DLS-computer.
3.
Als de sessie is voltooid, verwijder dan de usb-kabel van de alarmcontroller.
4.
Voltooi de installatie.
Externe programmering
DLS-programmering kan extern worden uitgevoerd door het alarmsysteem via telefoonlijn, mobiel
netwerk of ethernet aan te sluiten.
Zie
[401] DLS-/SA-opties
TEST: Er moet wisselstroom aanwezig zijn voordat het alarmsysteem inkomende gesprekken
van DLS kan beantwoorden.
Installateursprogrammering
Installateursprogrammering wordt gebruikt om opties voor het alarmsysteem handmatig te
programmeren. U heeft toegang tot deze optie door het intoetsen van [*][8][Installateurscode].
Gebruik de navigatietoetsen om door de menu's te navigeren of spring direct naar een specifieke
sectie door het intoetsen van een sectienummer.
Programmering bestaat uit het aan en uit zetten van opties in elke sectie of door het invullen
van gegevensvelden. Voor beschrijvingen van alle programmeeropties, zie
programmering
Programmering bekijken
1.
Programmeringssecties kunnen worden bekeken vanaf ieder toetsenpaneel op het systeem.
Over het algemeen zijn programmeermogelijkheden op de volgende manier toegankelijk:
2.
Ga naar de installateurs-programmeermodus ([*][8] [installateurcode]).
3.
Navigeer naar een specifieke programmeersectie.
4.
Selecteer een optie om de programmering te bekijken of te veranderen.
Alle programmeeropties worden genummerd en kunnen worden geopend door door het menu
te navigeren of door het invoeren van het sectienummer voor programmering. Bij opties voor
omschakelen wordt de naam van de optie weergegeven.
Gebruik de toetsenpaneelcijfers om opties in of uit te schakelen. Secties die gegevensinvoer
vereisen, zoals telefoonnummers, geven de volledige gegevens in velden van maximaal 32 tekens
weer. Voor het invoeren van gegevens gebruikt u de navigatietoetsen om een teken te selecteren
en drukt u vervolgens op de toetsenpaneelknop die overeenkomt met het gewenste cijfer of de
gewenste letter. Druk op de toets [#] om wijzigingen op te slaan en de programmeersectie af te
sluiten.
108
voor bijzonderheden.
Beschrijvingen
PowerSeries Pro Referentiehandleiding