84 Programmakenmerken
Er wordt een constante stroom door de sensor gevoerd. De sensorweerstand neemt
toe naarmate de motortemperatuur boven de sensor-referentietemperatuur T
evenals de spanning over de weerstand. De temperatuurmeting-functie leest de
spanning en converteert deze naar een ohmse waarde. De limiet voor
overtemperatuurdetectie is 2,5 kohm.
De onderstaande afbeelding laat gebruikelijke PTC-sensorweerstandswaarden zien
als functie van de bedrijfstemperatuur van de motor.
Temperatuur
Normaal
Te hoog
Het is mogelijk de motortemperatuur-bewakingslimieten aan te passen en te kiezen
hoe de omvormer zal reageren wanneer overtemperatuur gedetecteerd wordt.
Raadpleeg, voor meer informatie over de bedrading, de Hardwarehandleiding van de
omvormer.
Instellingen
Parametergroep
31 Motor therm bev
Diagnostiek
Parameters
01.17 Motor temp 1
Programmeerbare beveiligingsfuncties
Start interlock (parameter 10.20)
De parameter bepaalt hoe de omvormer reageert op verlies van
startvergrendelingsignaal (DIIL).
Externe fout (parameter 30.01)
Door deze parameter wordt een bron geselecteerd voor een extern foutsignaal. Als
het signaal uitvalt wordt een fout gegenereerd.
PTC weerstand
0...1 kohm
> 4 kohm
(pagina 214).
(pagina 118) en
Ohm
4000
1330
550
100
01.18 Motor temp 2
stijgt,
ref
T
(pagina 118).