366 Foutopsporing
Fout (veldbuscode),
Code
overige informatie
0049
AI BEWAKING
(0x8110)
Programmeerbare fout:
AI bewakingsfunc
0055
TECH BIBLIOTHEEK
(0x6382)
0056
TECH BIBL KRIT
(0x6382)
0057
FORCED TRIP
(0xFF90)
0058
VELDBUS PAR FOUT
(0x6320)
0059
MOTOR
GEBLOKKEERD
(0x7121)
Programmeerbare fout:
Mot blokk.func.
0060
BELASTINGSCURVE
(0x2312)
Programmeerbare fout:
Overbel.functie
/
Onderbel.functie
0063
MOTOR TEMP2
(0x4313)
Programmeerbare fout:
Mot.temp2.bev.
Oorzaak
Een analoge ingang heeft
de limiet bereikt
gedefinieerd door
13.32
parameter
bewaking
cw.
Resetbare fout gegenereerd
door een technologie-
bibliotheek.
Permanente fout
gegenereerd door een
technologie-bibliotheek.
Uitschakelopdracht van
Generic Drive
Communicatieprofiel.
De omvormer heeft een
door PLC gevraagde
functionaliteit niet, of de
gevraagde functionaliteit is
niet geactiveerd.
De motor werkt in het
blokkeergebied,
bijvoorbeeld vanwege
overmatige belasting of
30.09
onvoldoende
motorvermogen.
Overbelastings- of
onderbelastingslimiet is
overschreden.
34.01
34.02
Geschatte
motortemperatuur
(gebaseerd op het
31.05
thermische motormodel)
heeft de foutlimiet
gedefinieerd door
parameter
fltLim
overschreden.
De gemeten
motortemperatuur
overschrijdt de foutlimiet
gedefinieerd door
parameter
fltLim.
Defecte temperatuursensor
of sensorbedrading.
Oplossing
Controleer bron en aansluitingen van
analoge ingang.
Controleer minimum en maximum
13.33 AI
limietinstellingen van analoge ingang.
Raadpleeg de documentatie van de
technologie-bibliotheek.
Raadpleeg de documentatie van de
technologie-bibliotheek.
Controleer PLC-status.
Controleer PLC-programmering.
Controleer instellingen van
parametergroep
Controleer de motorbelasting en
nominale waarden van de omvormer.
Controleer de parameters van de
foutfunctie.
Controleer de instellingen van de
parameters in groep
gebruiker.
Controleer nominale waarden en
belasting van de motor.
Laat de motor afkoelen. Zorg voor een
goede motorkoeling: Controleer de
koelventilator, maak de koeloppervlakken
schoon, enz..
31.08 Mot.temp2
Controleer de waarde van de alarmlimiet.
Controleer de instellingen van
thermische motormodel (parameters
31.09...31.14).
Controleer of het werkelijke aantal
sensoren overeenkomt met de waarde
ingesteld door parameter
Mot.temp2
31.08 Mot.temp2
Controleer nominale waarden en
belasting van de motor.
Laat de motor afkoelen. Zorg voor een
goede motorkoeling: Controleer de
koelventilator, maak de koeloppervlakken
schoon, enz..
Controleer de waarde van de alarmlimiet.
Controleer de sensor en de bedrading
ervan.
50 Veldbus
comm.
34 Lastcurve
31.06
bron.