Advertenties
66 Programmakenmerken
Diagnostiek
Parameters
05.05...05.08
Reinigen pomp
De omvormer heeft een pompreinigingsfunctie die gebruikt kan worden om te
voorkomen dat vaste deeltjes zich afzetten op pompwaaiers of leidingwerk. De
functie bestaat uit een programmeerbare reeks van voorwaartse en achterwaartse
draairichtingen van de pomp om eventuele afzettingen op de waaier of het
leidingwerk af te schudden. Dit is vooral nuttig bij boosterpompen en
afvalwaterpompen.
De reinigingsreeks kan geprogrammeerd worden zodat dit met geschikte intervallen
plaatsvindt, of wanneer aan bepaalde triggervoorwaarden voldaan wordt. Standaard
wordt de reinigingscyclus in voorwaartse richting gestart, maar deze kan ook in
achterwaartse richting gestart worden.
Om de pomp in achterwaartse richting te laten draaien moet u parameter
toerental
op een negatieve waarde instellen, een negatieve toerentalreferentie
instellen via parameter
definiëren via parameter
Opmerking: Niet alle pompen kunnen achterwaarts draaien.
Instellingen
Parametergroep
82 Pomp reiniging
Diagnostiek
Parameters
06.20 Pomp statuswoord
143) en
08.21 Pomp alarmwoord
Beveiligingsfuncties
Drukmonitoring
Het besturingsprogramma bevat beveiligingsfuncties voor analoge drukmonitoring op
twee niveaus of digitale drukmonitoring op één niveau van zowel de inlaat als de
uitlaat van de pomp.
Bij analoge monitoring zal de omvormer, wanneer de gemonitoorde druk de eerste
limiet bereikt, een waarschuwing geven, op een fout uitschakelen, of een vooraf
gedefinieerde referentie gaan volgen. Wanneer de tweede limiet bereikt wordt, zal de
omvormer ofwel stoppen, ofwel op een fout uitschakelen.
Bij digitale drukmonitoring wordt één limiet aangehouden. Wanneer de limiet bereikt
wordt, zal de omvormer een alarm geven, op een fout uitschakelen, of een vooraf
gedefinieerde referentie gaan volgen.
(pagina 131).
20.04 Vrijg neg TT
82.03 Tweede
stap.
(pagina 309).
(pagina 137),
(pagina 143).
en daarna de achterwaartse stapfrequentie
08.20 Pomp foutwoord
20.02 Min
(pagina
Advertenties
