Fout (veldbuscode),
Code
overige informatie
0036
PANEELBED. KWIJT
(0x5300)
Programmeerbare fout:
Paneelbed. kwijt
0037
NVMEM CORRUPTED
(0x6320)
0038
OPTIE COMM VERL
(0x7000)
0045
VELDBUS COMM
KWIJT
(0x7510)
Programmeerbare fout:
Comm.verl.func
0046
FB MAPPING BESTAND
(0x6306)
0047
MOTOR OVERTEMP
(0x4310)
Programmeerbare fout:
Mot.temp1.bev.
Oorzaak
Bedieningspaneel of PC tool
gekozen als actieve
besturingslocatie voor de
30.03
omvormer communiceert
niet meer.
Interne fout van de
omvormer.
Opmerking: Deze fout kan
niet gereset worden.
Communicatie tussen
omvormer en optiemodule
(FIO-xx) is uitgevallen.
Cyclische communicatie
tussen omvormer en
veldbusadapter-module of
tussen PLC en
50.02
veldbusadapter-module is
uitgevallen.
Interne fout van de
omvormer.
Geschatte
motortemperatuur
(gebaseerd op het
31.01
thermische motormodel)
heeft de foutlimiet
gedefinieerd door
parameter
31.04 Mot.temp1
fltLim
overschreden.
De gemeten
motortemperatuur
overschrijdt de foutlimiet
gedefinieerd door
parameter
31.04 Mot.temp1
fltLim.
Defecte temperatuursensor
of sensorbedrading.
Foutopsporing 365
Oplossing
Controleer de aansluiting van PC tool of
bedieningspaneel.
Controleer de connector van het
bedieningspaneel.
Zet het bedieningspaneel terug op de
montageplaat.
Neem contact op met uw plaatselijke
ABB-vertegenwoordiger.
Controleer dat de optiemodules correct
aangesloten zijn op Slot 1 en (of) Slot 2.
Controleer dat optiemodules of
connectoren van Slot 1/2 niet beschadigd
zijn. Om te bepalen of de module of de
connector beschadigd is: Test elke
module apart in Slot 1 en Slot 2.
Controleer status van
veldbuscommunicatie. Zie de betreffende
Gebruikershandleiding van de
veldbusadaptermodule.
Controleer instellingen van
parametergroep
50 Veldbus
Controleer kabelaansluitingen.
Controleer of communicatie-master kan
communiceren.
Neem contact op met uw plaatselijke
ABB-vertegenwoordiger.
Controleer nominale waarden en
belasting van de motor.
Laat de motor afkoelen. Zorg voor een
goede motorkoeling: Controleer de
koelventilator, maak de koeloppervlakken
schoon, enz..
Controleer de waarde van de alarmlimiet.
Controleer de instellingen van
thermische motormodel (parameters
31.09...31.14).
Controleer of het werkelijke aantal
sensoren overeenkomt met de waarde
ingesteld door parameter
Mot.temp1
bron.
Controleer nominale waarden en
belasting van de motor.
Laat de motor afkoelen. Zorg voor een
goede motorkoeling: Controleer de
koelventilator, maak de koeloppervlakken
schoon, enz..
Controleer de waarde van de alarmlimiet.
Controleer de sensor en de bedrading
ervan.
comm.
31.02