Probleem – Alarm MS (motorbeveiliging)
1. Fase verdwenen of zekering gesprongen.
2. Defecte softstarter.
3. Defecte contactgever.
4. Defecte of onjuist ingestelde motorbeveiliging.
5. Kabelbreuk.
6. Defecte compressor.
Probleem – Alarmsensor (alle)
Sensorstoring of kabelstoring.
Oorzaak
Controleer of alle fasen aanwezig zijn op de
klemmenstrook voor de ingaande voeding.
Controleer, als dat niet het geval is, de zekeringen
in de behuizing.
Controleer ook of alle bedrading goed zit. Als
gebruik wordt gemaakt van klemmenstroken
met schroeven, moeten deze goed zijn aange-
haald. Als gebruik wordt gemaakt van Phoenix-
klemmenstroken met platte veren, moeten de
kabels goed in de juiste opening zitten met
belasting op de kabel.
Voer een controlemeting uit en ga na of de
softstarter alle drie fasen naar de compressor
doorlaat wanneer de regelaar een signaal geeft
(er moet spanning zijn tussen A1 & A2 op de
softstarter).
Voer een controlemeting uit en ga na of de
contactgever alle drie fasen naar de compressor
doorlaat wanneer de regelaar een signaal geeft
(er moet spanning zijn tussen A1 & A2 op de
softstarter).
Gebruik een met een haak te bevestigen meter
om na te gaan of de motorbeveiliging wordt
geactiveerd. Controleer waarop de motorbeveili-
ging is ingesteld. Vergelijk dit met de tabel.
Controleer de voeding naar de motorbeveiliging/
softstarter/compressor.
Voer een controlemeting uit van de driefasen
(allemaal naar nul) bij de compressor. Geen van
de fasen mag meer dan 12% afwijken van het
gemiddelde van de drie waarden. Bij controleme-
ting van de impedantie van de wikkeling moeten
alle drie wikkelingen dezelfde waarde hebben.
Oorzaak
• Bij het aflezen van de weerstand van de sen-
soren moeten eerst de sensorkabels worden
losgekoppeld van de regelapparatuur of de klem-
menstrook
• Lees eerst de waarde van de sensor inclusief
kabel af en vergelijk deze met de weerstandsta-
bel in "Meetpunten"
• Als de afleeswaarde niet overeenkomt met
de tabel, meet u alleen de sensor en contro-
leert u aan de hand van de weerstandstabel in
"Meetpunten".
Problemen oplossen
Problemen oplossen
VMBME110
Als er een fase ontbreekt, controleert u achter-
waarts richting de hoofdschakelkast van het
gebouw. As er daar geen fasen zijn, neemt u con-
tact op met het energiebedrijf.
Als de softstarter de fasen niet doorlaat bij
signalen vanuit de regelaar, moet deze worden
vervangen.
Als de contactgever de fasen niet doorlaat bij
signalen vanuit de regelaar, moet deze worden
vervangen.
Als de motorbeveiliging defect is, vervangt u
deze.
Bij een onjuiste instelling past u de waarde aan.
Als er een kabel beschadigd is, vervangt u deze.
Als de compressor defect is, vervangt u deze.
Als de sensor een correcte waarde geeft, is de
kabel defect.
Als de sensor geen correcte waarde geeft, is de
sensor defect.
Actie
Actie
45