7.4
Het brincecircuit ontluchten en navullen
⚠
LET OP! Bij het bijvullen moet de brinepomp lopen.
1. Start de brinepomp met de regelaar in het menu SERVICE ->
MANUEEL TEST -> BRINEPOMP. Stel de waarde in op 1.
2. Controleer of het niveau in de ontluchtingstank (9) gelijk is
gebleven. Als het niveau niet stabiel blijft, zit er lucht in het sys-
teem.
3. Verwijder de veiligheidsklep (8) van de ontluchtingstank.
4. Vul brine bij tot tweederde van de tank is gevuld via de verbin-
ding waar de veiligheidsklep (8) was gemonteerd.
5. Laat de brinepomp lopen zodat de lucht in het systeem in de
ontluchtingstank terechtkomt.
6. Als de hoeveelheid lucht in de ontluchtingstank toeneemt,
daalt het vloeistofniveau. Vul de vloeistof bij zoals beschreven
in stap 4.
7. Plaats de klep (8) terug als alle lucht uit het systeem is verwij-
derd.
8. Open klep (8) en laat eventuele overdruk ontsnappen. De vloei-
stof mag niet verder dalen dan tweederde van de hoogte van
het vat.
9. Controleer of klep (3) gesloten is.
10. Schakel de brinepomp uit met de regelaar in het menu SERVICE
-> MANUEEL TEST -> BRINEPOMP. Stel de waarde in op 0.
11. Schakel naar de gewenste bedrijfsmodus als het verwarmings-
systeem is bijgevuld en ontlucht.
Verzamel overtollige brine in een plastic vat. U kunt het later even-
tueel gebruiken om het systeem bij te vullen (laat het vat staan bij
de klant).
18
8
Accessoires/extra functies
installeren
8.1
Sensor voor kamertemperatuur
⚠
LET OP! De kamertemperatuursensor is aangesloten op een
extra-laag veiligheidsvoltage.
1. Plaats de sensor voor kamertemperatuur ergens in het huis
waar de kamertemperatuur relatief constant is, dus niet in de
gang, keuken of een kamer met alternatieve verwarming.
2. Hang een thermometer naast de kamertemperatuursensor om
deze na aansluiting te kalibreren.
Afbeelding 37: De kamertemperatuursensor aansluiten.
3. Sluit de kamertemperatuursensor aan op de klemmenstroken
303 en 304.
4. Nadat de kamertemperatuursensor is aangesloten, kan deze
worden gekalibreerd door alle knoppen 15 seconden lang inge-
drukt te houden en vervolgens de werkelijke kamertempera-
tuur in te stellen die de thermometer weergeeft.
Als de display "--" weergeeft, is er geen buitentemperatuur gelezen.
8.2
EVU-functie
Met de EVU-functie wordt voorkomen dat de WARMTEPOMP,
BIJVERWARMING en CIRC.POMP worden ingeschakeld zolang het
contact is gesloten. Als de functie actief is, wordt de tekst EVU STOP
weergegeven in de display.
Afbeelding 38: Aansluitdiagram voor de EVU-functie.
• De EVU-functie wordt geactiveerd door een verbinding te maken
tussen klemmenstroken 307 en 308 met een externe 1-pins
timer.
8.3
Kostenbeheersing
Met de functie voor het verlagen van de kamertemperatuur kunt u
gelijkelijk de binnentemperatuur tijdelijk verlagen.
10 kohm
Afbeelding 39: Aansluitdiagram voor de functie voor kostenbeheersing.
• De functie voor kostenbeheersing wordt geactiveerd als u een
verbinding maakt tussen de klemmenstroken 307 en 308 met
een externe 1-pins timer en een weerstand van 10 kOhm.
• De mate waarin de temperatuur wordt verlaagd, stelt u in het
menu INFORMATIE -> WARMSTOOKLIJN -> DALING in.
VMBME110