NEDERLANDS
5. TRAINING
Hartslagsensor dragen
Draag de hartslagsensor om de hartslag te meten.
1.
Bevochtig de elektrodezone op de
band.
2.
Bevestig de zender op de band.
3.
Doe de band om uw borst, net onder
de borstspieren en bevestig het haakje
aan de andere kant van de band.
4.
Pas de lengte van de band aan zodat
deze strak maar comfortabel zit. Zorg
ervoor dat de vochtige elektroden goed
in contact komen met de huid en dat
het Polar-logo op de zender rechtop in
het midden zit.
Maak de zender na elk gebruik los van de
band om de levensduur van de batterij te
verlengen. Door zweet en vocht kunnen de
elektroden van de band vochtig blijven,
waardoor de hartslagsensor actief blijft.
Dit verkort de levensduur van de batterij.
Zie Belangrijke informatie (pagina 56) voor gedetailleerde wasinstructies.
Ga naar http://www.polar.com/en/support/video_tutorials voor video-instructies.
Training starten
Doe de hartslagsensor om en zorg dat u een optionele sensor* hebt ingesteld, zoals aangegeven in de
gebruiksaanwijzing van de sensor. Zie Nieuwe accessoire gebruiken (pagina 45) als u voor het eerst een
snelheids-, trapfreqentie-, GPS- of stride sensor gebruikt. Zie Sportprofielinstellingen (pagina 29) voor
sportprofielinstellingen. Zie Trainen met Polar ZoneOptimizer (pagina 15) voor het gebruik van de Polar
ZoneOptimizer-functie voor uw trainingssessie.
1.
Start uw trainingssessie door op OK te drukken.
De trainingscomputer gaat over in de pre-trainingsmodus en zoekt
contact met de sensoren (als u de sensoren in de
sportprofielinstellingen hebt ingesteld).
Als er geen sensorsignaal wordt gevonden, toont het display een
driehoek met een uitroepteken. Het vinkje geeft aan dat het
sensorsignaal is gevonden.
14
Training