170
TECHNIEK IN DETAIL
de noodstop wordt gewaar-
borgd.
Als tijdens de ingreep van de
Dynamic Brake Control het
gas wordt gesloten (gashen-
delstand < 5%), wordt het
door het ABS-remsysteem ge-
vraagde motorkoppel hersteld.
Als de noodstop wordt be-
ëindigd en de gashendel nog
steeds wordt bediend, regelt
de Dynamic Brake Control het
motorkoppel gecontroleerd
terug naar de rijderswens.
Bij het uitschakelen van
het ABS wordt tegelijker-
tijd de functie van de Dynamic
Brake Control uitgeschakeld.
BANDENSPANNINGSCON-
TROLE RDC
met bandenspanningscontrole
(RDC)
SU
Werking
In elke band bevindt zich een
sensor die de temperatuur en
de spanning in de band meet
en deze informatie naar de re-
geleenheid stuurt.
De sensoren zijn uitgerust met
een centrifugaalregelaar die de
overdracht van de meetwaar-
den na het eerste overschrijden
van de minimumsnelheid vrij-
geeft.
Minimumsnelheid voor
de registratie van de
RDC-meetwaarden:
min 30 km/h
Voor de eerste ontvangst van
de bandenspanning wordt op
het display "
--
ven voor elke band. Nadat de
motorfiets stilstaat worden de
meetwaarden nog enige tijd
door de sensoren doorgegeven.
De overdrachtduur van
de meetwaarde na stil-
stand van het voertuig:
min 15 min
Als een RDC-regeleenheid is
ingebouwd, maar hebben de
wielen geen sensoren, dan
wordt een storingsmelding
weergegeven.
Bandenspanningsbereiken
De RDC-regeleenheid maakt
onderscheid tussen drie op de
motorfiets afgestemde banden-
spanningsbereiken:
Bandenspanning binnen de
toelaatbare tolerantie
Bandenspanning in het grens-
gebied van de toelaatbare to-
lerantie
Bandenspanning buiten de
toelaatbare tolerantie
" weergege-