Motor starten
50
Starten van de motor
Starten met startvergrendeling
Draai de sleutel naar stand III. Laat de sleutel los en
laat deze terugveren naar stand I onmiddellijk nadat de
motor is gestart.
NB! Bij een herhaalde startpoging moet de sleutel eerst
worden teruggedraaid naar stand 0.
Starten met de startknop
Druk de startknop in. Laat de knop onmiddellijk los na-
dat de motor is gestart. Denk eraan dat bij het starten
vanaf de alternatieve bedieningsplaats de contactsleu-
tel bij de hoofdbedieningsplaats in stand I moet staan.
Oververhittingsbeveiliging
Als de startmotor de maximale inschakelingstijd (30
seconden) ingeschakeld is geweest, wordt het startmo-
torcircuit automatisch onderbroken om de startmotor te
beschermen tegen oververhitting. Laat (indien mogelijk)
de startmotor minstens vijf minuten afkoelen alvorens
een nieuwe startpoging te ondernemen.
Aflezen van instrumenten en
warmdraaien van de motor
Laat de motor de eerste tien seconden stationair draai-
en en lees de instrumenten af en controleer of deze de
normale waarden laten zien. Controleer ook of er geen
waarschuwingslampen knipperen op de alarmdisplay.
Laat vervolgens de motor warmdraaien met een laag
toerental en een lage belasting, zodat deze de normale
bedrijfstemperatuur krijgt voordat het volle vermogen
wordt gevraagd.
BELANGRIJK! Laat de motor nooit razen als
deze koud is.