Motor starten
Maak er een gewoonte van motor en motorcompartiment voor de start visueel te controleren. Dat helpt u bij het
snel ontdekken als er iets abnormaals is gebeurd of staat te gebeuren. Controleer ook of instrumenten en waar-
schuwingsdisplay normale waarden aangeven nadat de motor werd gestart.
Om de hoeveelheid startrook bij een koude start te minimaliseren, bevelen wij aan dat een warmtebron wordt geïn-
stalleerd voor het verwarmen van het motorcompartiment bij temperaturen lager dan +5°C.
WAARSCHUWING! Gebruik nooit startspray of iets dergelijks als starthulp. Explosiegevaar!
48
Voor het starten
●
Open de brandstofkraan
●
Open de buitenboordkraan (achteruitversnelling)
●
Voer de taken uit onder het kopje "Dagelijks voor
de eerste start" in het onderhoudsschema.
●
Zet de hoofdschakelaars aan.
BELANGRIJK! Zet de stroom nooit af met de
hoofdschakelaars als de motor draait. De dy-
namo kan daardoor beschadigd raken.
●
Start de motorcompartimentventilator, als er een is
geïnstalleerd, en laat deze minstens vier minuten
draaien.
●
Controleer of de hoeveelheid brandstof aan boord
voldoende is voor de door u geplande tocht.
●
Controleer het oliepeil.
●
Laat de aandrijving(en) zakken indien verhoogd.
Algemeen over starten
De toerentalregeling moet bij het starten altijd in de
stationaire stand staan. De motorregeleenheid ziet
erop toe dat de motor de juiste hoeveelheid brandstof
krijgt – ook bij een koude start.
De motor wordt voorverwarmd doordat de motorregel-
eenheid de motor enkele slagen laat draaien op de
startmotor voordat de brandstof wordt ingespoten. Hoe
lager de motortemperatuur, des te meer slagen. Op
die manier wordt de temperatuur in de verbrandingska-
mer verhoogd, hetgeen een betrouwbare start garan-
deert en de startrook reduceert.
Ook het stationair toerental wordt door de motortem-
peratuur geregeld en dat is iets verhoogd bij een kou-
de start.